Het kan wél!

André ziet er verschrikkelijk uit. Ik durf niet dichtbij hem te komen. De afgrijselijke ziekte heeft z'n werk gedaan. Hij ziet geel, zijn gezicht is ingevallen, het bloed is uit zijn vingers en lippen weggetrokken. Dit is niet de André zoals ik hem ken. Lang wil ik niet naar hem kijken. Ik staar naar de grond en draai dan om. Langzaam loop ik naar achteren. Daar ga ik staan, met mijn rug en achterhoofd tegen de muur geleund.

Heidehof heeft een vernieuwde zaal. Het is er lichter en ruimtelijker geworden. Niet meer zo naargeestig. De stoelen zijn ieder verschillend bekleed met een stof in een andere tint grijs. De naaste familie zit op de eerste rij op een lange comfortabele bank. Er kunnen nu veel meer mensen zitten dan vroeger. Toch zijn er veel stoelen te weinig. Er staat een hele menigte achterin en aan de zijkant langs de muren.
Eerst horen we muziek. Elvis Costello. Daar had André nogal veel mee. Dan spreekt zijn oudste zus. Ze vertelt met veel liefde en tranen over haar kleine broertje. Vervolgens komt een collega met een persoonlijk verhaal. Kort, krachtig, kernachtig. Ik herken André er goed in. Regelmatig glimlach en knik ik. Zo ken ik André ook.
Wederom muziek. Een lied dat ik niet ken. Vervolgens neemt er nog iemand achter de microfoon plaats.

Het blijkt een goede vriend te zijn. Hij vertelt dat André zou willen dat hij het kort zou houden. Dat gaat hij dan ook doen, belooft hij. De vriend spreekt traag. Tergend langzaam. En zachtjes. Ik versta het nauwelijks, ondanks dat zijn stem versterkt wordt. Als ik om mij heen kijk, merk ik dat bijna niemand hem goed kan horen. Hij blijft maar praten. De ene anekdote na de andere herinnering lepelt hij op. Het duurt lang. Ach, iedereen beleeft dit op zijn eigen manier, iedereen verwerkt het op zijn eigen wijze. Of verwerken? Dat kan niet. Draaglijk maken, dan?
Ik sluit mijn ogen. Ik heb zo mijn eigen herinneringen.

"Hé Bas!" hoorde ik als ik de winkel binnenliep. "Ik heb iets voor je achteruit gelegd. Ik denk dat je dit wel mooi vindt." Zijn stem galmde door de winkel. André stond achter in de zaak achter de toonbank. Hij moest over grote stapels cd's en allerlei paperassen heen roepen.
"Mooi! Ik kom zo kijken. Eerst even in de bakken neuzen."
"Is goed, jongen."
Bijna wekelijks loop ik er binnen. Het filiaal van Plato aan de Brinklaan is al meer dan dertig jaar het adres waar ik mijn muziek koop. Al zo'n vijftien jaar werkt André er als bedrijfsleider.
"Hallo Bassie," zei hij met die venijnige grijns op zijn smoel. "Hoe is het met Bassie?" Van hem kan ik het hebben.
Ik hing mijn paraplu aan de toonbank en zette mijn tas op de grond. "Goed wel. Met jou?"
"Altijd goed." Met hem ging het altijd goed. Zo was hij. Ik hoorde wel eens van een collega van hem dat hij soms erg ziek was. Zelf vertelde hij ook wel over de dingen die hem bezighielden en waar hij zich zorgen om maakte, maar alles was uiteindelijk altijd goed.
"Hoe staat het met je huis?" vroeg ik. "Is het al af?"
"Nou, het ziet ernaar uit dat het een meerjarenproject wordt," vertelde hij. "Wacht, ik heb foto's."
Ik kreeg een camera in mijn handen gedrukt.
"Hier, zo ziet het er nu uit," liet hij me zien. "Nogal een zootje, hè? Nou, dat blijft nog even zo. Eerst ga ik op vakantie met mijn meisje. Waarmee kan ik je trouwens van dienst zijn?"
"Rare vraag voor een muziekverkoper," zei ik. "Weet je zelf nog wel wat je verkoopt in deze tent?"
"Niet zo'n grote bek, meneer Langereis. U kunt wel een bekende schrijver zijn hier in Apeldoorn, maar wat minder kapsones zouden je beter staan."
"Zegt de man die voortdurend zijn klanten schoffeert. Dat deze zaak nog kan bestaan, is grotendeels te danken aan de weinige vaste en goede klanten zoals ik. Maar terzake. Je had iets voor me klaar liggen? En er is ook een bestelling voor mij binnen, schijnt. Tenminste, ik kreeg een mailtje van deze toko dat het zo was. Ik kan me eigenlijk niet herinneren dat ik iets besteld had, dus ik ben wel benieuwd naar wat het is."
"O, dat kan zijn. Dat ik iets heb zien binnenkomen en dacht dat jij het wel mooi zou vinden. Ik heb dat dan in het computersysteem op jouw naam gezet."
"Wil je dat dan nooit meer doen? Want dan krijg ik thuis een mail van jullie dat mijn bestelling binnen is en dan krijg ik mijn Vrouwlief over me heen: 'Heb je nou alwéér wat besteld? Waar halen we het geld vandaan?' Ik heb mijn Vrouwlief graag over me heen, maar liever niet scheldend en tierend, hè."
"Laffe rat."

André is de man die mede de inhoud van mijn platenkast heeft bepaald. Altijd lag er iets voor mij klaar als ik de winkel bezocht. Hij wist precies wat ik mooi zou vinden. Het klopte altijd. Dat hij er nu niet meer is, klopt dan weer niet.
Afgelopen maandagmorgen sloeg ik de krant open. Na wat geblader kwam ik bij de familieberichten.
"Hè? Wat?" siste ik. Verbouwereerd zette ik mijn mok koffie van mij af en sloeg ik de krant weer dicht. "Dit kan niet."
Het kon godverdomme wel. Dat bleek.

Allahmachtig, de afgelopen tijd zijn nogal wat mensen uit mijn omgeving vertrokken. Ik had al eens verteld dat ik aangesloten ben bij zo'n community rondom Frank Zappa. Ik maak contacten met liefhebbers van zijn werk. Die wonen over de hele wereld verspreid.
Afgelopen zomer ging Helmut uit Duitsland. Halverwege de vijftig. Ziek. Dood.
In november Paul, beter bekend als Gamma, uit Engeland. Begin zestig. Ziek. Dood.
Vorige week kwam het bericht van John 'The Hat' uit Schotland. 55 jaar. Ziek. Dood.
Er ontvielen me een paar muzikanten die ik persoonlijk nooit heb gekend, maar hun muziek greep me bij de strot en hun verscheiden greep me aan.
In december Don (van) Vliet, Captain Beefheart. Ziek. Dood.
Op 4 januari Mick Karn, meesterbassist en componist van intrigerende muziek. 52 jaar. Ziek. Dood.
En nu dan André. Net zo oud als ik. Ziek. De gevreesde ziekte. Dood.
Wanneer houdt iedereen nou eens op met doodgaan?

Ik open mijn ogen weer en kijk de zaal rond. Ongelofelijk, wat veel belangstelling. En kijk daar. Daar staan mensen achter een microfoontje hun verhaal te vertellen. Over hun broer, over hun collega, over hun goede vriend.
Plots schiet me iets te binnen. Nu, hier, op dit moment, vandaag, precies op dit moment drie weken geleden, toen stond ik hier zelf achter datzelfde microfoontje een verhaal te vertellen. Over mijn moeder.

Eindelijk is de vriend uitgepraat. Er gaat een golf van opluchting door de zaal. Hoe lang heeft hij wel niet gesproken? Een kwartier? Twintig minuten? Misschien wel langer. Of veel korter. Wat maakt het uit?
Er klinkt muziek. Iedereen gaat staan. Ik stond al. Dan is het afgelopen.
De familie verlaat als eerste de ruimte. De rest volgt. Ik wacht tot de meeste mensen weg zijn. Langzaam loop ik naar voren. Ik wacht mijn beurt af. Dan doe ik een stap dichterbij. Ik leg mijn hand op de gesloten kist. Er prikt iets achter mijn ogen. Mijn troebele blik valt op de foto, die op een tafeltje staat. Het is een strandtafereel. Op de achtergrond zie ik het mulle zand en de ruige duinen. Het waait en de zon schijnt. André zit op zijn hurken naast zijn hond. Vrolijk kijken ze in de camera. Ik glimlach terug.

Dag, André. De platenwinkel zal nooit meer dezelfde zijn. Ik ben er trots op dat ik je een beetje heb mogen kennen.

 

Voor André
(13 februari 1965 - 15 januari 2011)


Apeldoorn, 20 januari 2011