Ode aan Amersfoort

In het nieuws, klagen mensen uit het oosten, zuiden en noorden van het land vaak, ligt de focus enorm op de Randstad. Als oma Nellie uit de Bijlmer haar enkel heeft verzwikt door de sneeuw staat SBS subiet op de stoep, maar een journalist van de Schubbekutteveense Courant kan rustig en volledig onopgemerkt dertig jaar lang ellenlange psychotische lofzangen schrijven over de rituele moorden die hij wekelijks pleegt in zijn achtertuin. Bij wijze van. En ja, ze hebben gelijk, die miljoenen niet-Hollandse Nederlanders. Ze worden achtergesteld.

Met één gemeente is het in het bijzonder treurig gesteld. Ik heb het, zoals de titel doet vermoeden, over Amersfoort in het bijzonder, maar feitelijk over het hele 'midden van het land'. Zelfs op het weer, nota bene vanuit De Bilt, slaan ze áltijd 'het midden' over. Amersfoort - lange tijd een niet zo groot Middeleeuws stadje in the middle of nowhere, maar sinds de spoorwegen in de vroege jaren van de twintigste eeuw gevoeglijk uitbreidden in de stad en er duizenden arbeiderswoninkjes neerzetten, is de omgeving behoorlijk veranderd. Tegen de duizend vierkante kilometer is sindsdien opgeslokt door nieuwbouw, vooral omdat Amersfoort werd aangewezen als 'groeikern' na WO2. Vervolgens bleek het een ideale locatie voor Vinexwijken en experimenten als Kattebroek, waardoor nog meer dorpen in de stad werden opgeslokt.

Momenteel wonen er anderhalf ton mensen. Dat zal met de komende bouw van wéér nieuwe wijken en het voltooien van Vathorst alleen maar blijven toenemen. Mensen doen klaarblijkelijk een moord voor teakhouten tuinmeubeltjes, zoals Jeroen van Merwijk dat zo krachtig verwoordt. Die komt overigens uit Bilthoven, niet ver van 'mijn' stad. Amersfoort is haast volledig onopgemerkt uitgegroeid van een pittoresk plaatsje à la Middelburg tot een stad van formaat. De laatste, eenzame voorpost van de Randstad. Net voorbij de Utrechtse Heuvelrug, maar ook weer niet in de Gelderse Vallei, laat staan op de Veluwe of verder.

Een knooppunt voor spoorwegen en een stel snelwegen. Een groot vuilverwerkingsbedrijf. Een Ikea, een gekkenhuis, een voormalig enorm militair complex, een concentratiekamp, een Belgenmonument. De Amersfoortse geschiedenis, waar ik eerder al over columneerde, zit even vol hiaten en twijfelachtigheden als de plekken die er overgebleven zijn. De oude NS-wijk nu een kracht/pracht/bloei/top/eufemismevan2011-wijk, maar tegelijk tooien grote stukken stadsmuur en vele oude poorten, kerken, straatjes en pleinen nog steeds de binnenstad. Kattebroek na 15 jaar al hopeloos verouderd en gruwelijk lelijk, maar krachtige binnenstedelijke vernieuwing doet voortdurend nieuwe mooie gebouwen opdoemen op voormalige plekken van treurnis en verval.

De Lange Jan, ofwel de Onze-Lieve-Vrouwentoren die het hoogste punt van de stad markeert, markeert meteen de ietwat ongelukkige, wat stuntelige aard van de Amersfoortse geest en geschiedenis. Ooit zat er een mooie kerk aan vast, die helaas eveneens als munitieopslagplaats werd gebruikt in een oorlog. Toen er per ongeluk een kanonskogel niet naar het bestemde doel, maar de kerk in vloog was het snel gedaan met het gebouw, dat nooit meer werd opgebouwd. De toren bleef wonderwel overeind staan. Even knullig waren de Amersfoorters die honderden jaren geleden een grote steen aantroffen in de omgeving, en die vervolgens met man en macht de Varkensmarkt in de binnenstad op sleepten. Het gevaarte woog duizenden kilo's en mat bijna twee bij twee meter, maar diende feitelijk geen enkel doel.

Toen de bevolking door begon te krijgen hoe stupide hun vereende krachten feitelijk waren geweest, hebben ze het ding uit schaamte begraven. Later is de steen opgegraven; nu heeft-ie een prominente plek op de stadsring, heet de stad nog altijd de Keistad en zijn er jaarlijks Keistadfeesten om eenieder te herinneren aan de jolige stupiditeiten van weleer. Toch liggen al mijn dierbare herinneringen van de middelbare schoolperiode in Amersfoort en ligt de stad, en vele van haar bewoners, voor altijd dierbaar in me verankerd. De paar keer dat 'we' in het nieuws kwamen de afgelopen jaren, waren -het uiteenvallen van het College van Bestuur, -een passionele moord om een meiske, -afgelopen week een bommelding. Na een grote boodschap te hebben gedaan kwam ik de werkvloer op, om het alarm te horen afgaan en de werknemers vluchtig naar de uitgangen te zien lopen. Jee, dacht ik. Nieuws. Iets anders dan anders.

Want monotoon blijft de stad. Niet lelijk, althans de binnenstad, maar zo Nederlands sáái. Ik heb geen idee hoe het zit in andere steden – Zoetermeer, Apeldoorn, Zwolle, noem er een paar – maar Amersfoort moet toch wel het saaiste, monotoonste stadje zijn van allemaal. Er gebeurt werkelijk geen drol, nimmer. Al is dat ook wel fijn. Als de grootste problemen van je stad de hondenpoep en het schoolverzuim zijn, kun je inderdaad rustig polders vol gaan bouwen in de serene saaie rust en vrede van het stroomgebied van een eveneens zielig slootje, de Eem. Er is geen disco, geen hoerenbuurt, geen grootscheepse overlast en geen 'no go-area's'.

Wel stadswijken die erop ingericht lijken te zijn om overal winkelcentra, medische faciliteiten, werkplekken, scholen en wat niet al op loop- of fietsafstand te creëren, en daarmee de monotonie van het zevenhondervijftigjarige Amersfoortse stadsbestaan vooral voort te zetten. Van noord naar zuid en west naar oost kun je gerust een dag door de woonwijken blijven fietsen, steeds weer nieuwe laagbouw en basisscholen en spoorlijnen en fietspaden en speeltuintjes en rotondes en uniformiteit tegenkomend, alle gefaalde ideeën en droombeelden in Nederlandse woningbouw van de twintigste eeuw op één curieuze, centraal liggende verzamelplaats.

Men doet in de discussie over het redden van de laatste exemplarische Bijlmerflat, alsof de Bijlmer het enige overblijfsel is van de jaren zestig-bouwstijl. Amersfoort heeft het. Wat nog meer? De saaiheid zoals eerder beschreven, maar ook het fijne thuiskomen in een stad waar je elke straat herkent en vanuit welk punt ook, instinctief je weg naar welk ander punt ook kunt vinden. En het Armando-museum, maar de enige keer dat dat in het nieuws kwam was toen het affikte, arme Amersfoortse Armando.

Aanvankelijk checkte ik nu Wikipedia om nog wat voorbeelden te geven van Amersfoortse niksigheid qua het gebrek aan bekende personen, maar toch mogen 'we' 'ons' op de borst kloppen met de geboortes van ik noem Ralph Inbar, Piet Mondriaan, Johan van Oldenbarnevelt en natúúrlijk de leadzanger van Pater Moeskroen, Marcel Sophie. Ikzelf zal nooit op dat lijstje kunnen prijken, daar ik de burelen van het ziekenhuis van Leiden als eerste heb mogen aanschouwen. Toch zal ik, meer dan andere steden die ik liefheb als Utrecht of Amsterdam, me altijd blijven identificeren met Amersfoort. Wat anderen er ook van zeggen. Op de schaarse momenten dát er überhaupt iets wordt gezegd. Amersfoort dus; de plek waar de meeste mensen, behalve ik, nog niet dood gevonden willen worden.