Uit, die boerka

Je hebt zo wel eens van die dagen dat het tegenzit. Het overkomt mij bijna iedere donderdag met snookeren. Althans, dat vind ik zelf. En als het tegenzit, dan ga ik vloeken. Ik zeg wel eens tegen mijn vrouw: “Ik ga vanavond vloekeren…uhm….snookeren”.
Ook deze donderdag zat het tegen en niet alleen met snookeren.

Het begon al toen ik me ging douchen en met de kleine teen van mijn linkervoet keihard tegen de poot van ons salontafeltje stootte. Vervolgens begon het net te plenzen van de regen toen ik op de fiets onderweg was naar het winkelcentrum om boodschappen te doen. En hetzelfde gebeurde toen ik ’s avonds naar het snookercentrum in Delft fietste. Beide keren was ik mijn regenpak vergeten en werd ik zeiknat.
Het is al niet fijn snookeren met een natte broek en als je dan ook nog eens regelmatig je witte bal in een pocket ziet verdwijnen zodat de tegenstander minstens vier punten krijgt, dan wordt je stemming er niet beter op.
Het was dan ook een opsteker dat ik na het snookeren aan de bar iemand trof die het nog veel meer had tegengezeten die dag.

Het was Willem. Ik ga altijd na het snookeren nog een cognacje aan de bar drinken en daar zat Willem met een gezicht alsof hij net een fikse bekeuring had gehad, maar dat kan niet, want hij is zelf politieman.
“Jij kijkt niet erg vrolijk,” zei ik nadat ik mijn cognacje had besteld.
“Nee,” zei Willem, “daar heb ik ook geen enkele aanleiding toe.”
“Heb je ook gesnookerd soms?” 
“Nee, was het maar waar; het zit gewoon de hele dag al behoorlijk tegen.”
“Nou, je maakt me wel nieuwsgierig, Willem.” Ik wilde wel eens weten of hij meer pech had gehad als ik.

“Het begon al vanmorgen toen ik in de binnenstad dienst had.” Na deze woorden nam Willem een flinke slok van zijn biertje en ging er eens goed voor zitten.
“Tijdens die dienst heb ik een Marokkaanse jongen neergeschoten.” Willem zweeg even om zijn woorden nog wat meer kracht te geven.
“Nou,” zei ik, “dat kan ik niet echt tegenslag noemen.” Maar Willem ging niet op mijn grapje in.
“Je begrijpt het niet. Ik zag hem haastig een juwelierszaak uitkomen en hij zette het meteen op een lopen. Ik dacht dat hij dat deed omdat hij mij had gezien en riep dat hij moest blijven staan, maar hij rende gewoon door. Ik riep nog twee keer en heb met mijn wapen in de lucht geschoten, maar hij reageerde niet en toen heb ik geschoten om te raken.” Willem nam weer even een slokje en dat gaf me gelegenheid om te reageren.
“Maar Willem, dat is toch alleen maar goed geweest? Wie weet hoeveel juwelierszaken hij al had overvallen.” Willem schudde ontkennend zijn hoofd.
“Je snapt het nog steeds niet. Die jongen had die zaak helemaal niet overvallen. Hij gaat binnenkort trouwen en had zijn ringen opgehaald. Vervolgens zag hij bij het naar buiten komen net zijn bus aankomen en daarom ging hij hollen.”
Ik moest de woorden even tot me laten doordringen. Dat soort dingen kun je natuurlijk vaker gaan meemaken. Zeker nu De Telegraaf alleen maar over de slechte dingen van Marokkanen schrijft en dat bijna iedere dag.

“Dat is kut, Willem.” Ik meende het echt.
“Ja, dat is zeker kut. Maar gelukkig is hij niet dood.” Ik bespeurde een soort van opluchting op het gezicht van Willem.
“Dat is zeker een geluk,” zei ik, “hoe is het dan met hem?”
“Nou, ik ben nogal een slechte schutter, want ik mikte op zijn kuiten, maar daar kwam de kogel niet.”
“Waar heb je hem dan wel geraakt, Willem?” Ik was nu wel erg nieuwsgierig. Willem toverde zowaar iets van een lach op het gezicht.
“Ze zeggen dat moslima maagd moeten zijn als ze trouwen. Nou, ik denk dat deze ook tijdens en na de huwelijksnacht nog wel een tijdje maagd zal moeten blijven. De kogel ging namelijk tussen zijn benen door, vlak onder zijn kruis en je weet wat daar hangt.” Ik wist het.
“Ja, dan zat het je wel tegen, maar het zat die jongen vandaag nog meer tegen.” Ik probeerde Willem maar een beetje op te vrolijken.
“Ja, dat is zo, maar dit was nog niet alles.” Willem bestelde nog een biertje en ik had net een nieuw cognacje, nam een nipje en ging er eens goed voor zitten.

“Twee uur later loop ik op het marktplein bij de Nieuwe Kerk en ik zie een ineens op de stoep bij eetcafé ‘Het Konings Huys’ een boerka lopen. Ik er dus naartoe om die aan te houden.”
Het verbaasde me niet dat hij het alleen over een boerka had; je weet natuurlijk nooit of er een man of vrouw onder zit. Willem ging verder
“Het bleek een vrouw aan de stem te horen. Ik vroeg haar waarom ze in het openbaar een boerka droeg en of ze wist dat het binnenkort verboden wordt om dat te doen en dat ze dan de wet overtreedt. Ze lachte en wees op een stoplicht waar diverse voetgangers door rood liepen en fietsers ook gewoon verder fietsten of er niets aan de hand was. Zelfs een auto ging nog even door rood. ‘Die overtreden de wet ook, maar ik zie je ze niet aanhouden’ zei ze. En daar had ze natuurlijk een punt.” Willem nam even een ferme slok.
“Maar zij draagt die boerka omdat het van haar geloof moet en dus wordt ze onderdrukt. Daarmee had je haar kunnen confronteren,” zei ik.
“Dat heb ik ook gezegd. Ik zei dat ze de boerka natuurlijk van haar man moest dragen en dat ze dus werd onderdrukt, maar ze lachte me weer uit. Ze had volgens haar niet eens een vriend, dus ze hoefde hem van niemand te dragen. Ik zei vervolgens dat het dan van haar geloof moest, maar ze zei dat ze die boerka helemaal niet vanwege het geloof droeg, maar omdat hij lekker warm was. Andere mensen dragen een dikke jas, doen een muts op en een sjaal om hun mond en dan zie je net zo weinig als met een boerka. Maar wat denk je dat er daarna gebeurde?” Willem laste even een stilte in, maar wachtte niet op mijn antwoord.
“Ze zei dat ze hem dan wel uit zou trekken als ik het zo graag wilde. En meteen trekt ze hem midden op straat uit. Wat denk je dat eronder zat?” Ik had geen idee.
“Toch een man?”
“Nee.”
“Een terroriste met een bomgordel?”
“Nee. Er zat geen bom, hooguit een heel klein lontje” Zelfs deze hint werkte niet bij me.
“Een lelijk wijf?”
“Nee, was het maar waar. Ze was bloedmooi, maar onder die boerka had ze niets aan. Ze was helemaal naakt.”
“Jezus, man. En jij zei dat alles je tegenzat vandaag. Wat heb je toen gedaan?”
Willem nam nog even een paar slokjes van zijn bier om de spanning op te bouwen.
“Ik heb haar natuurlijk gearresteerd. Naaktlopen in het openbaar is namelijk al wel verboden bij wet.”