De dood: het begin van een leuk feestje

Thako van den Heuvel

Ik mag de onderwerpen voor mijn columns graag een beetje variëren. De ene keer wat vrolijker dan de andere. Soms slappe klets. Soms diep inhoudelijk. Dan weer eens lekker schelden.
Dit maal maar eens een luchtiger onderwerp. De dood. Het eindige van het leven. De man met de zeis. En alle leuke dingen die daaraan vast zitten.

Goed. Er kleven een aantal vervelende nadelen aan sterfelijkheid. Het sterven zelf kan soms een vervelende aangelegenheid zijn. Vooral als het langdurig en pijnlijk gebeurt. Het liefst stappen we allemaal rond ons tachtigste rustig in bed, om gewoon niet meer wakker te worden.
Voor nabestaanden blijft er vrijwel altijd het verdriet. Je moet wel een enorme eikel zijn geweest, wil je niet gemist worden. En zelfs de grootste eikel kan nog een rouwende moeder achterlaten. Voor de achterban blijft het meestal wel vooral een verdrietige zaak.

Daarnaast lijkt het leven per definitie ook te kort te zijn. Er is altijd nog wel wat te doen. Ik ben pas vijfenveertig jaar en heb nu al het gevoel dat ik de helft van mijn leven aan onzin heb besteed. En ik vrees voor een deels onnuttig restant van mijn leven. Je zou er soms best wel een jaar of vijftig bij willen krijgen, enkel om bijvoorbeeld eens fatsoenlijk piano te leren spelen. Of om dat boek over die eerste vijftig jaar te schrijven. Misschien toch nog een wat grotere bijdrage aan de samenleving leveren. Of je juist enkele tientallen jaren uit die samenleving terug te kunnen trekken. Ergens op de Veluwe of zo. Of Canada. Het mag ook een ander stukje aarde zijn, waar geen hond meer aan mijn kop zeurt.

Maar goed. Daarmee kom ik dus wel meteen aan het leukere deel van de dood.

'De wetenschap dat ik ooit dood ga, motiveert mij om iets prettigs en nuttigs met die beperkte tijd te doen.'

Da's een mooie toch? Als ik zeker wist dat ik niet dood zou gaan, zou ik me niet zo druk maken over het ventileren van mijn mening. De volgende ochtend zou ik hoe dan ook wakker worden en voor mij zou het weinig veranderen. Bovendien zou ik dan ook zeker weten dat de mensen waar ik van hou, ook gewoon wakker worden. Dus voor hen hoef ik ook weinig te veranderen. De onmogelijkheid van doodgaan impliceert tevens dat het geen reet uitmaakt of je iets te vreten hebt of niet en of je ziek wordt of niet, dus ik voel dan ook weinig behoefte om iets te verbeteren aan de omstandigheden.
Dus! Ik doe dan waarschijnlijk amper mijn best om het leven voor mezelf, mijn dierbaren of voor mijn omgeving wat leuker en aantrekkelijker te maken.

De ellende met een eeuwig leven is ook, dat ook dat niet altijd even leuk kan zijn. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat onsterfelijkheid meteen betekent dat iedereen continu gelukkig is. Geluk is nu eenmaal niet gegarandeerd door gezondheid en voorspoed. Laten we wel zijn: een onsterfelijk echtpaar heeft ook weleens wat. Onsterfelijke pubers kunnen ook het bloed onder je nagels vandaan halen. Een onsterfelijke Andre Hazes hadden we uiteindelijk ook eeuwig aan moeten horen. Maar ja. Als er dan verder toch nooit iets verandert, kan ik me ook niet voorstellen dat je veel doet om hier iets aan te veranderen.

Door onze sterfelijkheid, doen we er wel degelijk iets aan om die beperkte tijd zo leuk mogelijk te houden. En daar gaan we verdomde ver in. Wij zijn blij met alles, wat een glimlach op ons gezicht tovert. We doen dat voor onszelf. Voor de mensen waar we van houden. Voor vrienden. Voor collega's. We doen alles om het zo leuk mogelijk te houden. Want morgen kan alles anders zijn. Morgen kan het afgelopen zijn.

Nu zou je denken dat we ons er bij neer zouden leggen, als we fatsoenlijk te eten en onderdak hadden. Maar we doen er ook alles aan om onze kennis te vergroten. Om die kennis te delen. Om geleerde lessen over te brengen, om fouten in de toekomst te elimineren. We voelen ons blijkbaar meer mens, als we meer weten. Dit kent een enorme drijfveer, want niet alleen hebben we altijd al informatie verzameld in enorme bibliotheken, maar we doen er ook alles aan om nieuwe wegen te vinden om informatie op te slaan en te delen.

Op zich voldoende om te overleven, denk ik dan. Je hebt eten. Een dak boven je hoofd. En kennis om voor je nageslacht de grootste excessen in de toekomst te voorkomen. Maar dan gaan we ineens ook nog verhaaltjes schrijven. Dansen. Zingen. Muziek maken. Mooie plaatjes produceren. Een buste uit een stuk rots hakken. Ik schrijf hier een column, waar geen mens langer of korter van gaat leven, maar toch wil ik die losse gedachten van mij met de lezer delen. En er zullen mensen zijn die enkele dagen plezier beleven aan dat stukje discussie over mijn hersenspinsels. En sommigen hebben er zelfs plezier in om dat weer af te zeiken.

We gaan een keer dood. Daarom willen we zoveel mogelijk leuke dingen een keer beleefd hebben. En juist door die beperkte tijd, is het zaak om die leuke dingen zo goed mogelijk aan te pakken en te benutten. Zo hebben grote componisten in hun korte bestaan het beste van zichzelf gegeven. Hebben grote schrijvers hun beperkte tijd benut voor hun beste werk. Hebben de grote geleerden al hun tijd besteed aan het delen van hun belangrijkste kennis.
Einstein had niet zo hard gewerkt, als hij het eeuwige leven had gehad. Die was allang blij geweest als hij in zijn eerste eeuw de VMBO een beetje af had kunnen ronden. En dan nog het liefst met een pretpakket.

Nog een stukje schijnbaar nutteloos besteedde tijd. Gewoon een beetje kloten in mijn vakantie. Tijd waarin niets hoefde en niets nodig was, heb ik toch besteed aan het componeren en vastleggen van een stukje muziek, dat ik ook graag wil delen. Als ik de volgende dag was overleden en ik er niet de nodige moeite voor had gedaan, had niemand het ooit te horen gekregen. En juist daarom schrijf ik morgen waarschijnlijk weer mijn volgend stuk. Of een column. Of ik pak het schilderen weer een keer op.

Voor meer van mijn werk, surf naar: http://www.youtube.com/user/thakoh