Loskomen van de aarde

Aan het eind van de evolutie staat God. Verveeld leunend in de verweerde deuropening van de Hemelpoort. Achteloos af te wachten tot wij worden wat Hij is. 

Tot wij worden wat Hij is; dat klinkt alsof wij allen één worden. Maar wie een beetje realiteitsbesef heeft, weet dat dat een christelijk waanidee is.
Het gaat God er helemaal niet om, dat we met z’n allen in volstrekte harmonie en met een extatische glimlach afstevenen op de goddelijke status.
Gaat niet lukken. Is ook strijdig aan het Darwinistische principe van de evolutie: the survival of the fittest.
Dus niks harmonie en vrede; de toekomst is aan oorlog, brandschatten en bloedvergieten.
Zodat er aan het eind van de evolutie maar één overblijft. En die mag dan roepen wat ie wil, dat ie de koning is, de keizer of dat ie God is. Allemaal waar, want er zal niemand meer zijn om hem tegen te spreken.

God ben je dus in je eentje. De hemel zal je hel zijn, want er is niemand om lief te hebben of te haten, niks om naar te streven of achter je te laten. Het is de staat van het niets.
De ultieme daad is dan de hand aan jezelf te slaan. En bij je verhanging nog het gelukzalige besef te hebben dat zelfs het eeuwige leven tijdelijk is.

Maar voor het zover is, moeten we nog even afscheid nemen. Van elkaar, van alles dat leeft en van alles dat groeit en bloeit en ons echt niet meer boeit.
Afscheid nemen is het mooiste wat er is! Dat hadden we zo’n tweeduizend jaar geleden goed in de gaten. We waren al aardig op weg om elkaar uit te roeien. Komt daar ineens Jezus Christus roet in het eten gooien met z’n pleidooien voor naastenliefde. Hij had makkelijk praten, want Hij gaf er na 33 jaar al de brui aan. De mensheid in vertwijfeling achterlatend.
 
Maar eindelijk lijken we het christendom succesvol van ons te hebben afgeschud. We hebben het eindelijk door: de oorsprong ligt niet bij God; Hij is ons eindstadium.
Uit de oersoep ontsproten, hebben we ons ten koste van inferieure levensvormen weten te ontwikkelen tot wat we nu zijn. En ons weten te ontworstelen aan de eenzaadlobbigen, de eencelligen, de reptielen en alle overige mutaties zonder toekomst. De kracht van de evolutie is tweeledig; we onderscheiden ons niet alleen van de wanproducten van de natuur, we schakelen ze tevens uit.
Dat er dagelijks tientallen diersoorten uitsterven is geen ramp, maar een evolutionaire noodzaak. Zeker als ze voor ons voortbestaan geen rol meer spelen. Dan verworden al die beesten tot vliegende, zwemmende, rennende maar bovenal nutteloze museumstukken.
Hoe bijzonder ook in hun verschijningsvorm en hoe leuk ze ook kleuren tegen de achtergrond van een azuurblauwe lucht; buiten de mens is alle fauna overbodig.

De eindstrijd van de evolutie is die van de mensheid onderling. Waarbij -en dat is best jammer- de vrouw het eerst het onderspit gaat delven. De evolutie heeft dat in een eerder stadium trachten te voorkomen door tweeslachtigen te ontwerpen die zichzelf ook nog eens konden bevruchten. Een heilloze weg, want het leidde tot een zeldzame en ultieme vorm van inteelt, zoals je die heden ten dage alleen nog maar ergens op de Veluwe of in een vergeten vissersplaats aan de Noord-Hollandse kust kan tegenkomen. Dat er van elke soort mannetjes en vrouwtjes zijn is dan ook een kwestie van noodzakelijke evolutionaire arbeidsdeling. Met als meest aantrekkelijke voordeel, dat we ons in elkaar moeten voortplanten.

En hier raken we de essentie van ons tot goddelijkheid voorbestemde bestaan als mens. Of beter; als man. Want de man is God, want Schepper van het leven. Pas als de geslachtsdaad wordt afgerond met een zaadlozing, kan de voortplanting tot stand komen. Het mannelijk orgasme is noodzaak om nageslacht voort te brengen. Tevens is het de ultieme goddelijke beloning voor de drang naar het scheppen van leven. Het zaad kan slechts stromen door middel van de goddelijke ervaring van het orgasme. Voor de vrouw geldt die noodzaak niet. Vrouwen hebben in de regel altijd wel ergens een eicel verveeld op een eierstok leunen. Vrouwen hebben geen orgasme en dus geen goddelijke ervaring nodig om mee te werken aan de voortplanting. Dat ze zo nu en dan toch klaarkomen, is dan ook eerder een onverwacht cadeautje. Hun orgasme is eigenlijk overbodig; ze mogen blij zijn dat wij mannen hen dat plezier gunnen.

Als leiders van de evolutionaire ontwikkeling hebben wij mannen ontdekt wat het wezenlijke van afscheid en afscheiding betekent. We hebben de natuur al lang en breed de rug toegekeerd. Ten dode opgeschreven.
Maar we blijven alert en zijn voortdurend en consequent bezig om ons van alles en iedereen te ontdoen. Heel basaal kunnen mannen als geen ander genieten van wat ze afscheiden. Hoe en in welke vorm het ook ons lichaam verlaat. Elke lozing, of het nou zaad is of afvalstoffen zijn, het wordt door ons mannen begeleid met een orgastisch besef. Van ochtendurine tot de subtiel onder de vingernagel gevangen huidschilfer en van bierdrol tot ejaculatie. Elk afscheid, elke afscheiding, elke vorm van lozen is een hoogtepunt.

We zijn evolutionair voorbestemd tot het nemen van afscheid. De mens is in wezen asociaal. Nog even doorgaan met uitroeien en we zijn alleen met onszelf. En is er niks of niemand meer over om afscheid van te nemen. Behalve van onszelf.

Verhangen stelde ik al voor. Om te voorkomen dat je eindigt in de hemel als koning zonder koninkrijk. Maar vooral vanwege het waanzinnige orgasme dat je dan schijnt te beleven:

Voor eeuwig los van de aarde.

© Karel Kanits