Het leven is (g)een sprookje

En ze leefden nog lang en gelukkig. Zo eindigen alle sprookjes. Het komt altijd zo verschrikkelijk goed. En daar houd ik van. Daarom hield ik ook altijd zo van sprookjes. Wat er ook gebeurt, door wie je ook achternagezeten, behekst of opgepeuzeld wordt, het komt altijd beter dan goed. Maar niet voordat er eerst een lading shit over je uitgestort is die je een levenslang abonnement op Slachtofferhulp op zou moeten leveren. Maar daar hoor je nooit iemand over. Je zult nergens lezen dat Sneeuwwitje depressief werd van alle ellende uit haar jeugd, naar de drugs greep, in de handen van een loverboy belandde en uiteindelijk in een blijf-van-mijn-lijf-huis haar dagen sleet met Prozac als haar beste vriend. Terwijl dat volgens mij een veel realistischere afloop is. ‘Ze leefden nog lang en gelukkig’, laat me niet lachen! Daar leert een kind toch niets van.

Al jong was ik in de ban van de gebroeders Grimm en Hans Christian Andersen die verhaalden over een behulpzaam, maar eigenwijs meisje dat – eigen schuld, dikke bult – in de pens van een vraatzuchtig roofdier belandt. Of van dat onfortuinlijke broertje en zijn zusje die door hun ontaarde ouders het huis uitgezet worden om op eigen houtje hun kostje bij elkaar te scharrelen en zelf bijna op de menukaart belanden. Maar het mooiste waren toch wel de verhalen van die verblindend mooie meisjes, die getreiterd, behekst en gemarteld door jaloerse vrouwspersonen, uiteindelijk het geluk vonden in de armen van een lekker ding met een adellijke titel. Want ze leefden nog lang en gelukkig. En als mijn vader dan het dikke sprookjesboek met een klap dichtsloeg, was ‘lang en gelukkig’ het enige dat was blijven hangen en sliep ik toch nog als een roosje. Als Doornroosje.

Mijn fascinatie voor sprookjes groeide alleen maar. Verjaardag na verjaardag kreeg ik dikke pillen met mooie omslagen, gevuld met gruwelijke wederwaardigheden die allemaal verbleekten bij de goede afloop. Mijn verzameling groeide tot omvangrijke proporties. Later voegde ik er ook de verhalen van Sheherazade aan toe die ze duizend-en-één nacht lang vertelde om te ontsnappen aan een of andere hooggeplaatste, Oosterse crimineel wiens geiligheid gelijke tred hield met zijn moordlust. Met succes. En ze beefde nog bang en getraumatiseerd.  Ik vond het inmiddels wel erg naïef om te geloven dat een jongeling uit een goed nest, met mooie ogen en witte tanden, de rimpels van zo’n kommervol bestaan in één klap glad kon strijken.

En toch bleef de fascinatie, hoewel die honderdtachtig graden draaide. Hoe konden mensen generaties lang deze gruwelverhalen opdissen aan hun piepjonge kroost, vaak nog niet eens zindelijk, en bij voorkeur voor het slapengaan? Om dan met één zin het pleit te beslechten in het voordeel van de hoofdpersonen. En zij leefden nog lang en gelukkig. Wat een ontzettende dooddoener!

En waar komt al die kinderhorror vandaan dan? Lang, lang geleden bedachten ouders uit landen hier ver, ver vandaan verhalen om hun kroost te waarschuwen voor de gevaren die in die tijden reële bedreigingen waren: wilde dieren, zonderlingen, roversbendes en ander kwaadwillend tuig. En ook voor hun eigen dommigheid. Wees niet eigenwijs, lui of hoogmoedig, anders loopt het slecht met je af. Om hun kinderen vervolgens te sussen met de boodschap dat – al is je leven een hel op aarde - het allemaal zomaar goed zal komen als je maar de juiste persoon ontmoet.

En we doen het nog steeds. Nog steeds worden hele volksstammen zoet gehouden met levend geslachte beesten – weten we ook waarom dat kapje rood was – gifappels, moordlustig tuig, toverende kollen en meer levensbedreigend onheil. Terwijl er in het dagelijks leven druk geageerd wordt tegen enge Sint-posters en de nieuwe Harry Potter-film met een leeftijdsadvies van 12 jaar in de bioscoop komt, dissen we avond aan avond de meest gruwelijke wreedheden op aan onze kroost, om ze als afsluiter op de mouw te spelden dat ‘ze nog lang en gelukkig leefden’. Ouder noch kind levert er ook maar één minuut slaap door in.

Misschien moeten we die toverkol in dat snoephuisje eens vervangen door een katholieke priester, of dat jaloerse stiefloeder met haar ongezonde fruit door een gewiekste drugsdealer, om de functie van het sprookje weer in ere te herstellen. Voor het slot moeten we serieus op zoek naar eigentijdse, geëmancipeerde oplossingen. Want in die deus-ex-machina-oplossing van ‘ze leefden nog lang en gelukkig’, daar trapt geen kind meer in. Kus maar eens een kikker. Eens kijken hoe lang en gelukkig je leeft.