De zak van Sinterklaas

‘Jongen, gaat het een beetje? Je ziet zo wit.’
‘Niet echt, opa.’
‘Hoezo?’
‘Ik wil zo graag naar buiten. Ik hoor dat andere kinderen wel naar buiten mogen. Soms wel drie keer per dag.’
‘Helaas, wij mogen niet naar buiten. Wij zitten voor eeuwig in deze donkere ruimte opgesloten.’
‘Voor eeuwig?’
‘Ja, dat is ons lot. Zolang de directeur geen behoefte heeft, blijft het luik gesloten.’
‘Behoefte? Ik snap het niet.’

‘Zucht. De directeur heeft jaren geleden een beslissing genomen. De uitgang van dit gebouw is enkel en alleen in gebruik voor de afvoer van afvalstoffen. Als wij gebruik gaan maken van die uitgang, dan is de directeur zijn baan kwijt. Als de directeur geen werk meer heeft, dan zitten miljoenen kinderen op 5 december zonder cadeautjes.’

‘Kunnen we niet stiekem ontsnappen, zonder dat de directeur het merkt?’
‘Nee, dat lijkt me niet bepaald verstandig. Je pa heeft het vijf jaar geleden geprobeerd. Hij kon het niet langer aan. Hij moest het daglicht zien. Toen heeft hij contact gemaakt met een bewaker en die heeft de afdeling Transport benaderd. Ik weet niet precies hoe, maar op een dag kreeg je pa een tasje toegespeeld. In dat tasje zat een snorkel, een waterdicht navigatiesysteem, een zwembroek en een pikhouweel. Je pa kleedde zich in rap tempo om. Ongeveer twintig minuten later was er een kleine aardbeving. Het hele gebouw schudde hevig.’

‘Een aardbeving? Hier?’

‘Ja. Ik keek door het raam en ik zag miljoenen jonge mannen zoals je vader bij elkaar. Zenuwachtig stonden ze in de rij. Dit had ik nog nooit gezien. Binnen steeg de temperatuur. Het schudden werd heftiger. De directeur was woest, je kon hem door muren heen horen hijgen.’

‘En toen?’

‘Het leek Space Mountain in Disneyland wel. Het hele legioen werd in één keer naar voren gestuwd. Het hele pak schoot door de kleine uitgang naar buiten.’

‘Zat papa daar bij?’

‘Je vader voegde zich net voor het schot bij de groep die vooraan stond. Hij was één van de eersten die het maanlicht zag. Hij zwaaide nog. Dat was het laatste wat we van je vader weten.’

‘Heeft hij nooit een kaartje gestuurd of zo?’

‘Nee, ik vrees dat je vader het niet gehaald heeft. Twee dagen later stonden er twee medewerkers van Personeelszaken voor mijn neus. Ze hadden een gescheurde snorkel bij zich. De initialen en streepjescode op de achterkant wezen op je pa. De mannen bevestigden dat het stoffelijk overschot van je vader in een juten zak is gevonden.’

‘Snik…Maar opa, wat gebeurt er daar buiten allemaal dan?’

‘Ik weet het niet, jongen. Ik wil het ook niet weten. Wel heb ik gehoord dat slechts enkele van de miljoenen het gehaald hebben.’

‘Maar wát hebben ze dan gehaald?’

‘Ook dat weet ik niet. Ik kan je enkel vertellen wat er na de uittocht gebeurde.’

‘Nou?’

‘Er kwamen brieven van de directie. Dreigbrieven. We werden gechanteerd. Wat die avond was voorgevallen, moest onder alle voorwaarden geheim blijven. Wie lekt zou worden opgepakt en met het afval naar buiten moeten. Houd dus je mond hierover, oké?’
‘Oké.’

‘Wat is dat?’
‘Wat?’
‘Er wordt op de deur geklopt. Hard geklopt. Zacht geklopt.’
‘Wie zou dat zijn?’

‘Dag, wij zijn van de staf van Sinterklaas, afdeling Inspectie.’
‘Opa, wie zijn dat?’
‘Jongen, ik moet je nog iets vertellen. Ik heb wel gelekt. Ik heb het verhaal van papa op internet gezet. Ik vond dat dat moest gebeuren.’
‘Opa! Opa?’
‘Je staat nu op je eigen benen. Ik moet met deze mannen mee. Het spijt me.’
‘Opa!!! Ik wil nog één ding aan u vertellen. Ik heb gisteren papa op televisie gezien. Echt waar!’‘ Heren, wilt u even wachten. Ik ga zo met u mee… Hoezo heb je papa gezien?’
‘Er was een programma over paarden. Ik zag een wit gevlekt veulentje met een baardje en een rood mutsje op zijn hoofd.’
‘Dit wil ik je eigenlijk niet vertellen. Maar je zou het toch op WikiLeaks hebben gelezen. Het schijnt dat Sinterklaas één keer gezondigd heeft. Hij was de prins in het witte paard. Je vader leeft. Vaarwel, kleinzoon. Neem het tasje met zwemspullen nooit aan! Ga niet op zoek naar je vader, ook niet als de aarde weer begint te schudden. Denk aan alle kinderen die vol verwachting wachten.’

‘Oma?’
‘Wat is er, jongen?’
‘Nu zijn papa en opa weg. Maar ik ben niet verdrietig. Vreemd, hè?’
‘Heb je zin in eieren?’
‘Ja! Ja? Hoezo?’
‘Ik bel de dokter.’