De elfde van de elfde

Zo, zootje FOK!vee, waarmee zal ik jullie eens lastig vallen vandaag? Vandaag? Vandaag is een heuglijke dag. Het is 11 november. Vandaag is mijn zwager jarig. Laat ik geen namen noemen. Als ik zeg dat hij met mijn zus samen leeft, weet iedereen in mijn omgeving toch wel wie het is. Ik heb met hem te doen. Hij moet al een groot gedeelte van zijn leven leven met de bazbofamilie. Een hele opgave. Ik zal dat uitleggen.

Ik heet Bas Langereis en werd geboren op 17 mei 1965 in Apeldoorn, als elfde zoon van de elfde zoon temidden van een grote familie geniale gekken. Mijn vader had zijn loopbaan als vertegenwoordiger in plastieken afwasteiltjes opgegeven met de opkomst van de stop in het gootsteenputje. Hij liet zich omscholen tot productiemedewerker van een gloeilampenfabriek. Dat werd nog wat; zijn werkgever stond erop dat hij zou verhuizen naar het zuiden des lands, maar dat natuurlijk nóóit. Uit het zuiden des lands is zelden iets goeds gekomen, zeg nu zelf. De gloeilamp is misschien de enige uitzondering. Mama was danseres bij het Groot Beekbergs Ballet, maar moest haar carrière staken toen haar spagaat kwam vast te zitten. Eén en ander werd veroorzaakt door problemen in het kraambed. Ik geef hier geen details. Lopen ging haar vanaf dat moment wat lastig af. Praten ging desondanks nog altijd heel goed. Lieve help, ze lulde je de oren van je kop. Geen wonder dat die zwager het zo zwaar heeft. Nu mag mama tegenwoordig zelden nog naar buiten zonder begeleiding, dus valt het voor voornoemde zwager alleszins nog mee. Er zijn ook heus nog wel een paar goede kanten aan mijn familie, hoor!
Bij de geboorte van mijn zeventiende broertje scheurde mama definitief uit, zo ongeveer tot aan haar oren. Papa op zijn beurt scheurde definitief naar een ander wijf. Hij had er schoon genoeg van, van zo'n grote scheur. Groot gelijk.
Een echt leuke jeugd heb ik niet gehad. Toen ik vijf was, verslikte onze hond zich in een padlarf. Laat het nu juist mijn favoriete padlarf zijn geweest! Ik stopte dan ook meteen met de fok ervan en stapte over naar een nieuwe hobby, waarmee ik dankzij buurman Barman kennis had gemaakt.

Buurman Barman was een goedaardige necrofiel, die als de dood was voor spaanplaat. Gelukkig werden de meeste grafkisten toen al van tropisch hardhout gemaakt. Teakhout kwam pas veel later in de mode. Bij het uitvoeren van zijn hobby had buurman Barman geen last van het feit dat hij zijn linkerbeen moest missen (een klein ongelukje bij zijn andere hobby, het zagen van Eternitplaten). De meeste lijken bleven uit zichzelf stil liggen, dus hoefde buurman Barman er niet achteraan te rennen. Daarnaast won hij in zijn gloriejaren de zilveren medaille bij het WK Stoflongen. Een lastige discipline, die maar weinig mensen tot hun specialiteit hadden verheven. Dan kenden ze buurman Barman niet. Hij hoestte zich een weg door de hindernisbaan (vijf fluimen op rij!) en moest alleen Jakko van der Staaf voor zich laten. Maar ja, die had een perforatie van zijn buis van Eustachius, dus hoe zou je zelf zijn? Na het behalen van de zilveren plak werd buurman Barman als een held binnengehaald in zijn geboortedorp Hoenderkontekerke. De enige die niet bij de feestelijkheden aanwezig kon zijn, was burgemeester Hoorndul, maar die lag dan ook in het ziekenhuis vanwege chronische dwarskakkerij, een toen nog tamelijk onbekende aandoening. Veel waardering zijn we dan ook verschuldigd aan dokter Bijl, die met zijn rigoureuze werkmethodes het vastzittende onderzoek op dit gebied wist open te breken. Veel vrienden had hij niet, maar daar lag hij niet wakker van. Alle anderen ook niet. In die had je nog geen Hivs en Fecesboek, of hoe die nieuwerwetse rommel ook mag heten. Nee, dokter Bijl hield het bij een ouderwetse hoer op z'n tijd. Toen de 87-jarige Rita kwam te overlijden, schonk hij haar stoffelijke resten aan buurman Barman. Kringloopwinkels bestonden nog niet, maar 'voor wat hoort wat', burenhulp en incest werden alom gekoesterd. De oude tijden van weleer, wie verlangt er nou niet naar terug?

Achternichtje Nora. Die verlangde niet terug naar de tijden van weleer. Ze had er niet al te beste herinneringen aan. Tja, in die tijd speelde ik nogal veel met mijn luchtbuks. Nora had een mooi lijf. Vooral haar kont mocht er zijn. Ik was heus niet de enige die vond dat ze een lekker gat had, maar ik wilde er eentje voor mijzelf. Een lekker gat, bedoel ik. Na vijftien schampschoten was het raak. Lang heb ik er niet van kunnen genieten en toen ik uit de jeugdgevangenis werd vrijgelaten, toen was achternichtje Nora lang niet meer zo aantrekkelijk. Ze was namelijk aan automutilatie gaan doen, maar kwam er op een gegeven moment achter dat daar geen kampioenschappen in bestonden, dus een gouden medaille om buurman Barman de ogen mee uit te steken, die kon ze op haar buik schrijven. Haar vorm van zelfverminking had op dat moment nogal extreme vormen aangenomen (ze miste al drie vingers). Toch besloot ze ermee te kappen. Uiteindelijk liet ze een DNA-test doen (heel duur in die tijd) en ontdekte dat buurman Barman haar biologische vader was. Wie haar biologische moeder was, wist ze niet, want Nora leed aan een extreme vorm van jeugddementie. Dat heeft mijn grootmoeder haar nooit vergeven.

Mijn grootmoeder was tot op hoge leeftijd nog zeer helder van geest. De borden boven de snelweg las ze nog zonder bril. Dat ze analfabeet was, wist ze tot aan haar dood verborgen te houden. Het kwam aan het licht toen bleek dat ze haar euthanasieverklaring niet kon ondertekenen. "Dan maar zonder," zei ik en wederom kwam mijn luchtbuks goed van pas. Buurman Barman genoot van de stoffelijke resten en toen ik eenmaal uit de gevangenis was ontslagen (ik was inmiddels te oud voor de jeugdgevangenis), hebben buurman Barman en ik een toost uitgebracht op de gezondheid van mijn grootmoeder. Wat hadden we veel bij te praten!
De nieuwe hobby die buurman Barman mij had aangeleerd, was het zagen van Eternitplaten. Dit was ik echter al snel beu. Doodziek werd ik ervan. Bovendien had ik geen talent. Bij zijn instructie stond buurman Barman iets te dichtbij. Ik had de finesses nog lang niet onder de knie. Wel onder de knie van buurman Barman. Gelukkig verstrekte de AWBZ in die tijd nog een rolstoel; met het huidige kabinet was dat zeker niet meer het geval geweest en had hij zelf een zeepkist moeten zagen. Welnu, omdat ik alle correspondentie met de zorgverzekeraar voor buurman Barman deed (analfabetisme bleek besmettelijk, dat wist ik ook niet), ontdekte ik dat ik het heel leuk vond om met letters, woorden en zinnen bezig te zijn. Ik verdiepte me hierin en al snel kwam ik erachter dat ik een talent voor schrijven had. In korte tijd had ik een heel boek geschreven. 'Alles kan kapot' verscheen in 2008 en in juni 2010 volgde 'Zelfmoord is een optie'. In deze werken beschrijf ik veel gedetailleerder mijn dramatische jeugd en hoe ik heb moeten leven in een grote familie vol geniale gekken. Buurman Barman stierf onlangs aan de ziekte van Lomp (dan valt je kop spontaan van je romp).

Kortom, die zwager van mij moet niet zeuren. Vandaag is het 11 november, ook nog eens zijn verjaardag, nota bene! Ik feliciteer hem hierbij desondanks toch van harte.
11 november is trouwens ook de dag dat het carnavalsseizoen is geopend. Vanaf heden kunnen we ons te buiten gaan aan de grootste onzin die maar mogelijk is. (Ik zei toch dat er uit het zuiden des lands zelden iets goeds is gekomen?) Over grote onzin gesproken: ik zal het goede voorbeeld geven. Lees deze column nog eens terug, zou ik zeggen.


Apeldoorn, 11 november 2010