De grote vraag

Het schrijven over sport is af en toe een hele bevalling. Je wringt je soms in allerlei bochten voordat “je kindje” geboren wordt. Hoewel sport een breed scala aan onderwerpen biedt, zijn er momenten dat ik me afvraag: ‘Waar zal ik het nu weer eens over hebben?’
Om dit probleem zoveel mogelijk te ondervangen, heb ik een mapje gemaakt met mogelijke onderwerpen waarover ik columns zou kunnen produceren. Naast dat lijstje probeer ik natuurlijk ook het actuele sportnieuws bij te houden. Tóch zit ik af en toe met de handen in het haar. Ik ben een langzame schrijver en mijn stukkies schrijven zich dus niet vanzelf.
Bij het schrijven van dit introotje weet ik eigenlijk ook nog niet waar de rest van het episteltje over zal gaan. Totdat het me opeens vol op de muil raakt; de fundamentele vraag die iedere beoefenaar, kijker, schrijver, van of over sport, zich wel eens stelt: ‘Wat ís sport eigenlijk?’

Als schrijvers zichzelf de betekenis van een woord afvragen, raadplegen ze vaak eerst het woordenboek. ‘Ik heb het even in “de van Dale” opgezocht’, staat er dan. Wie ben ik om van deze goede gewoonte af te wijken?
“Allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij vaardigheid, kracht en inzicht vereist worden”.
Eigenlijk vind ik dit een kromme definitie.
Het stukje “allerlei lichamelijke oefeningen” is duidelijk. Het is echter de vraag of vaardigheid, kracht en inzicht vereist worden. Als ik ter ontspanning een lekker balletje wil trappen of baantjes trekken in het zwembad, dan beoefen ik sport, naar mijn bescheiden mening. Ik vind dat vaardigheid, kracht en inzicht dan niet per se vereist hoeven worden. Mijn aanleg voor bijvoorbeeld voetbal is zeer beslist heel erg ondermaats. De vaardigheid en het inzicht mis ik dus, maar dat betekent niet dat ik niet aan het sporten ben. Ik sport derhalve ter ontspanning en daarbij komt voor mij geen vaardigheid en inzicht kijken.
Het woordje “ontspanning” geeft hier trouwens ook een wat vertekend beeld. Je kunt sporten ter ontspanning met de daaraan gekoppelde kracht, inzicht en vaardigheid. Je kunt echter ook hobby’s ter ontspanning hebben waar deze factoren op van toepassing zijn. Iemand die als hobby graag allerlei dingen bouwt, heeft daar “kracht” voor nodig. “Inzicht” in bouwkundige elementen en processen tijdens de bouw is absoluut noodzakelijk evenals “vaardigheid” in het bouwen zelf; metselen, timmeren etcetera.
Het antwoord van “de van Dale” heeft wat dat betreft meer betrekking op topsport. Voor topsport is wel degelijk het drietal kracht, vaardigheid en inzicht vereist. Sterker nog, het wordt zelfs gevraagd. Iemand die in het vierentwintigste elftal van de plaatselijke voetbalvereniging speelt, zal nooit door een scout benaderd worden om eens een proefwedstrijdje te komen spelen voor Ajax I.
Bij de omschrijving die “de van Dale” geeft, dienen we dus een scheiding te maken tussen sport puur ter ontspanning en sport als doel, als volledige dagtaak.

De van Dale omschrijving geeft ook niet overal antwoord op. Zo is er de vraag of sommige sporten ook daadwerkelijk onder de definitie “sport” vallen.
Alle sporten die een zekere mate van lichamelijke arbeid vergen, zijn schoolvoorbeelden van sport. Voetbal, honkbal, volleybal, schaatsen, tennis, hockey, boksen, squash en ga zo nog maar even door. Typische “arbeidssporten” waarbij inzicht en vaardigheid ook een grote rol spelen.
Er zijn echter ook “sporten” die minder fysiek zijn. Wat denkt u van darts?
Bij darts is een “zekere of minieme mate van lichamelijke oefening” onontbeerlijk. Hoewel ik hier zelf meer voor de omschrijving “een zekere mate van ontspanning” voel, kun je er niet omheen dat je het lichaam bij darts moet gebruiken. Ook vaardigheid en inzicht komen om de hoek kijken.
Biljarten dan? Wederom is er het lichamelijke aspect maar ook hier gaat de frase “zekere of minieme mate van lichamelijke oefening of ontspanning” op. Je kunt er ook niet onderuit dat je voor biljarten vaardigheid en inzicht nodig hebt.
Bij deze twee sporten moet je natuurlijk wel weer het onderscheid maken tussen professioneel- of amateurniveau. Zoals we hebben gezien gaat dit onderscheid voor alle sporten op.
Zo zijn er meerdere sporten waarbij het lichamelijke aspect minimaal is. Ik noem bowls, curling, schietsport… Maar wat nu als de lichamelijke inspanning echt te verwaarlozen is of zelfs helemaal wegvalt? Kun je dan nog wel spreken van “sport”?

Neem schaken of dammen. Lichamelijk doe je hierbij zo goed als niets. Als topschakers wel eens tegen een computer spelen, dóen ze in feite helemaal niets. De “sport” is dan zuiver geestelijk.
De grote vraag is dus: Is sport geestelijk, lichamelijk of een combinatie van beide?
Volgens de omschrijving is sport lichamelijk. De van Dale zegt dus eigenlijk, dat dammen en schaken geen sporten zijn. Het zijn echter wel uitingen van ontspanning, dus daar zegt “de dikke wél weer dat het sporten zijn.
Is het misschien een kwestie van hoe je de omschrijving leest of interpreteert? Want: zijn het lichamelijke oefeningen en is het lichamelijke ontspanning of zijn het alleen lichamelijke oefeningen en gewoon ontspanning?
Wel, volgens míjn woordenboek is de omschrijving van “van Dale” woordenneukerij en doe ik daar nu zelf ook stevig aan mee. Bij deze verklaar ik dan ook dat je kunt sporten zonder dat je spórt beoefent. Of je nu aan het voetballen, handballen, karten, snookeren, schaken, dammen of sudokuën bent, wat mij betreft ben je heerlijk aan het sporten. Je kunt jezelf dan ook in die context een actief sportbeoefenaar noemen.

Ik ben zelf ook vaak zeer actief aan het sporten en ik mag wel zeggen dat ik een crack in een zekere sport ben. Ja, ik blink echt uit in Kolonisten van Catan!