Epke Zonderland

Hij pakt wat magnesium uit de schaal en verdeelt het al handenwrijvend. Het voorstellen is voorbij. Met behendige stapjes daalt hij van het podium af. Hij klapt krachtig in zijn handen. Om zijn handen hangt een witte wolk van magnesiumstof.
Er ligt wat spanning in zijn gezicht, geen zenuwen: gezonde wedstrijdspanning.
Hij steekt zijn hand nog eens op naar het publiek. Wat een machtige klauw.
Hij zwaait met zijn armen. "Om de doorbloeding goed op gang te krijgen", volgens de presentator.

Ik lig op de bank en voel me alles behalve sportief. Zit al de hele dag binnen, met mijn neus in de boeken. Het is niets meer dan toeval dat ik nu naar de turnfinale kijk. Ik had mijzelf net een pauzemomentje gegund, met televisie, de zoveelste koffie en grote speculaasbrokken. Ik volgde het wereldkampioenschap nauwelijks. Ik had genoten van een paar ongelukkige atleetjes die stevig op hun smoel gingen, maar meer had ik eigenlijk niet gezien. Ik was het hele kampioenschap eigenlijk een beetje vergeten. Tot de finale aan het hoogrek begon. Ik was gegrepen vanaf de eerste tel.
 

Het witte sporthemd zit hem strak om het lijf. Door de niet eens zo dunne stof heen tekent zich een ongelooflijk afgetraind lijf af. Epke is anders gespierd dan bijvoorbeeld Youri van Gelder. Hij is sierlijker. De spieren tekenen zich af als staalkabels, maar toch, hij heeft iets zachts.

Het is niet mijn sport, dat turnen. Ik vind het leuk om eventjes te kijken, maar ik kan me er geen uren mee vermaken. Waarschijnlijk weet ik er ook gewoon te weinig van. Als er weer iemand op het hoogrek een spectaculair vluchtelement maakt, dan weet ik niet naar welke ex-turner dat vernoemd is. En wat dat dan voor de punten betekent.
Maar bij deze finale, van meet af aan, hing er iets in de lucht. Het gevoel dat er iets bijzonders staat te gebeuren. Zoals je bij voetbal soms kan voelen dat er gescoord gaat worden, onverklaarbaar, maar zeker.

De verslaggever, die de oefening overigens héérlijk verslaat, vooral het laatste gedeelte, zegt: "We zitten allemaal op het puntje van onze stoel. En we kijken naar zijn oefening, die hij nu gaat doen".
En dat is ook zo. Bijna de gehele oefening zit ik op het puntje van mijn stoel. Als zijn uiteindelijke landing perfect blijkt, spring ik op. Ik slaak zelfs een vreugdekreet.

 

De laatste keer dat ik me zo heb laten meeslepen, was tijdens het WK voetbal. Maar toen stond ik in de kroeg met vrienden, dronk ik te veel en te snel bier en stookten we elkaar enorm op. Nu ben ik alleen en kijk ik totaal onvoorbereid naar een sport die ik nauwelijks begrijp.
En ben ik chauvinistisch omdat een jongen die ik hooguit drie keer eerder zag turnen een wonderschone oefening turnt. Werkelijk, wonderschoon.
Score: 16.033. Boven die magische zestiengrens.

Hij loopt wat rond en bekijkt de verrichtingen van zijn concurrenten. Hij glimlacht. Niet gespannen. Alsof hij weet dat hij alles eruit heeft gehaald. Als hij nou niet wint, dan is dit het hoogst haalbare geweest. Het is goed zo.
Hij ziet zijn concurrenten zich stuk voor stuk verbijten op zijn score. Wanneer ze van de mat afkomen, omhelst hij ze. Dat is geen pose, ik geloof hem.

Ik loop zenuwachtig door mijn kamer. Nog drie te gaan. Nog twee. Dat goud is binnen, dat kan toch niet anders. Ik begin te houden van Epke. Hij is zo verschrikkelijk goed, maar behoudt zijn spontaniteit, hij wordt niet zo'n verbeten naar binnen gekeerde topsporter.
Op het moment dat ik me besef dat Epke een echte Sportheld is, een sporter waar Nederland trots op is, waardoor kinderen gaan sporten, waarvan we trots zeggen dat hij "van ons" is, begint een Chinees aan zijn oefening.

Een krappe minuut later is de allerlaatste deelnemer, die vuile poepchinees, er met het goud vandoor gegaan.
Het interesseert me al niet meer.
De wedstrijd was allang gewonnen. Epke heeft heel Nederland voor zich gewonnen.