Konijnenbrein

Sinds kort is ons gezin uitgebreid. Je hoeft me overigens niet te feliciteren. Het betreft geen blakende nieuwe telg of een verantwoord adoptiekindje op afstand. Jongste dochter is op haar verjaardag verblijd met een echt konijn. Ze bestaan nog steeds, beestjes zonder batterijen. En daarbij een soort konijnenvilla met zowel een binnen- als een buitenverblijf. Je kan het slechter treffen, als jarige en als konijn zijnde. Ervan uitgaande dat het een vrouwtje was, kreeg hij een roze toilet, een roze voerbakje en een roze drinkbeker. Maar Snoesje bleek bij nader inzien toch een mannetje te zijn. Hij weigert dan ook plaats te nemen op zijn kleurige toiletbak. Machokonijn. Recalcitrant doet hij zijn behoefte bij voorkeur in zijn etensbak. Niet echt hygiënisch, maar daar heeft zo’n beest geen weet van. Of wel?

‘Mam, kan een konijn ook denken?’ vraagt mijn dochter, terwijl ze hem observeert.
‘Volgens mij niet. Wat denk jij?’ , kaats ik de vraag terug.
‘Ik denk het wel. Hoe weet hij anders dat hij naar boven wil? En dat ie dan zijn pootjes moet bewegen en het trapje op moet lopen. Dat denkt hij eerst.’
‘Maar denk jij zelf dan na over elke beweging die je maakt als je de trap oploopt, of doe je dat vanzelf?’

Daar moet ze even over nadenken. En ik eigenlijk ook. Veel dingen doe je gewoon vanzelf, zonder er nog echt bij na te denken. Het zijn automatismen geworden. Maar na de hoeveelste uitvoering van  dezelfde handeling wordt het dat eigenlijk? En juist als je erover na gaat denken, gaat het opeens niet meer vanzelf. Hoeveel verschillende mechanismen worden er wel niet in gang gezet om een trapje op te kunnen lopen omdat daar toevallig je eten staat? Of je wasmachine. En bedenk je eigenlijk bewust van tevoren dat je daar heen wilt gaan?

‘Hij weet dat hij me lief vindt, want hij komt altijd gelijk naar me toe. Dus dat kan hij ook denken’, zegt ze vol overtuiging.
‘Ik weet zeker dat hij jou herkent en lief vindt’, beaam ik.

Een zwaktebod. De liefde van dieren gaat naar mijn mening toch vooral door de maag. Als de juiste combinatie postuur-geur-stem in zijn buurt komt, is hij verzekerd van eten, drinken en aandacht. Maar ik laat haar vooralsnog geloven in een oprechte wederzijdse liefde.

‘Wat doet Snoes eigenlijk de hele dag?’ vraagt ze.
‘Gewoon, een beetje rondlopen, eten, drinken, slapen en snuffelen.’
‘En als ik naar school ben?’
‘Hetzelfde.’
‘Verveelt ie zich dan nooit?’

Kan een konijn zich vervelen? Geen idee eigenlijk. Als je ervan uitgaat dat een konijn niet kan denken, kan hij zich ook niet vervelen, lijkt mij. Maar een konijn kan wel weer depressief worden van eenzaamheid, als ie geen aandacht krijgt. Hij kan er zelfs aan doodgaan. Hoe kan hij dan wel deze gevoelens hebben en toch niet kunnen denken? Het wordt steeds ingewikkelder.

‘Zou jij een konijn willen zijn, mam?’
‘Mwah, niet echt. Jij?’
‘Best wel. Dan ben je heel lekker zacht en kan je de hele dag doen wat je wil. En je hoeft niet naar school. En niet steeds te denken. Leuk toch?’

Even niet meer hoeven denken. Dat lijkt me inderdaad wel wat.