Horror-Sint

Horror-Sint

De horror-Sint is in het land. Voorlopig alleen op film, maar ik verzeker u dat hij straks over de daken struint. Hij zal het hart van uw kind stelen en ermee aan de haal gaan. Er zullen bloedpepernoten van gebakken worden. Deze worden door de schoorsteen gegooid, uw hond zal ze opvreten. Het gaat gebeuren. Johan Nijenhuis; here we come! Houd je kinderen binnen, sukkel. Ik heb je interview gehoord bij RTL Boulevard. Wat ging je af, man. Je zag een doodshoofd in de poster die de komende film begeleidt. Niemand zag het behalve jij. Je bent de hoofdrolspeler in je eigen komedie geworden. Het kan bij Johan alleen happy hour zijn, niks kwaadaardigs, dat bestaat niet, dat laat je je kinderen gewoon niet zien. En als ze dan eenmaal onder je strakke vleugels vandaan komen en de wereld laat een scheet onder hun neus, dan ben jij ze twee weken aan het troosten. En dan spreken we nog niet over de honderd rittenkaart bij de psychiater. Flikker toch op met dat pathetische gedoe. De horror-Sint is een Sint naar mijn hart, altijd al geweest. Sterker nog, ik heb nooit een andere Sint gekend.

Sinterklaas in horroruitvoering. Eindelijk! Ik heb hem dus eigenlijk nooit anders gezien. In mijn vroegste herinneringen was hij altijd de Sint van rijke kinderen. Wij kregen een sjoelbak met zijn zessen en wat wit uitgeslagen bruine chocoladeletters. Andere kinderen, alle kinderen, kregen fietsen, bokshandschoenen, rolschaatsen en hard pratende oma’s met gouden rollators. Mijn Sint, de enige echte horror-Sint, pleurde een stinkende jute zak voor de deur, bonsde het voorruitje uit de deur en rende weg. Hij niet, maar een van zijn Pieten. Nee, niet mijn Sint, die rende nooit, je rende voor hem. Later, veel later hoorde ik van mijn ouders dat het al die tijd onze buurman was geweest die de zak voor de deur pleurde. Deze buurman had gezeten voor een drievoudige moord op zijn gezin, dus een gerechtvaardigde hulp van de horror-Sint, zou ik zo zeggen. Voor mijn buurman nooit meer een Sintviering. Sinds hij zijn familie had omgebracht en er tweehonderdvijftig uur dienstverlening voor had gekregen, omdat hij verdedigd werd door de verpersoonlijking van alles wat horror is in Nederland: Bram Moszkowicz.

Wekenlang sloeg de horror-Sint je geestelijk via je eigen moeders stem. Als dat geen horror is! Ze dreigde met zijn zak, zijn horror jute zak. Hierin ontvoerde hij je naar Spanje en daar kon je de rest van het jaar kinderarbeid doen. Met zijn bloeddoorlopen, monsterlijke ogen en gebit hapte hij al iets uit je vlees en geest. Je begon in de prostitutie en eindige als een volwaardige heroïnespuiter. Wanneer je dan eindelijk geen braaf kind meer was, mocht je terug, totaal verknipt, zoals zo’n kut-Marokkaantje laat we maar zeggen. En zo, beste lezers, zo komen wij aan al die kutkinderen hier in Nederland. Ze zijn de enige echte horror-Sint tegen het lijf gelopen.

Nee, mijn ouders wisten precies hoe ze van een kindervriend een traumatische ervaring voor het leven konden maken.
Ik heb mijn eigen dochter alvast voorbereid. “Lieverd, de Sint stoomt met zijn boot naar Nederland. Je weet wat dat betekent, hè?”
“Ja, pap.” Haar angstige ogen vullen mij met vreugde en op dat moment vraag ik mij echt af of de horror-Sint geen hulpje kan gebruiken. Ze is inmiddels alweer vijftien en speelt het spel mee. Ze kent mij.
Ze vraagt door: ”Wat krijg ik dit jaar?” “Je bent nu vijftien jaar. Wat zou je graag willen hebben van de Sint? Ik weet wel wat dingetjes, lieverd. Wat dacht je van een bloedtransfusie met het bloed van een vampier of van Albert Verlinde? Gebakken ogen? Je oma op een zilver presenteerblad in blokjes gesneden. Zeg het maar, lieverd”. Ze kijkt me vreemd aan. Mijn vrouw slaat mij om de oren en lacht hard. Nog steeds kijkt ze angstig.
“Ik zou wel een Vespa willen hebben, Sint.” “Een Vespa? Is dat merkkleding of schoenen?” Ze meldde mij dat het een brommer is van vijfentwintighonderd euro.
“Verdomme schat, dat is pas echt horror. Zal pappa jou eens vertellen over de sjoelbak?”
“Als ik daarmee een Vespa verdien, dan luister ik naar alles, ook naar je vijftien keer vertelde sjoelbakverhaal.”