Pics or it didn't happen ...

Woedend komt mijn 15-jarige dochter uit school. “Nou mam, zó belachelijk! Weet je wat wij moeten doen voor Nederlands? Een spreekbeurt houden!” “Nou, dat is toch niet zo gek,” reageer ik verbaasd, “op de basisschool heb je al geleerd hoe het moet!”
“Neehee, spreekbeurten doen we zo vaak, maar we mogen deze keer niets laten zien. Geen plaatjes, geen powerpoint, helemaal niks. Je moet gewoon uit je hoofd over iets vertellen. Dat is toch stom?” Ja, dat is stom. Ik ben het helemaal met haar eens. Maar misschien zit er een prachtige theorie van de leraar achter. “En wat is dan het doel van deze opdracht?” vraag ik dus, zonder haar te laten merken wat mijn primaire reactie eigenlijk is. Ze haalt haar schouders op. “Het gaat erom, dat je een spreekbeurt zó boeiend kunt houden, dat je zelfs geen plaatjes nodig hebt. Ik vind het belachelijk.” Dat laatste is me inmiddels wel duidelijk geworden. Ze heeft er geen zin in. Zacht uitgedrukt. “En ben jij als eerste aan de beurt?” “Nee, morgen moet Job. Hij is stikzenuwachtig, en heeft nog steeds geen onderwerp. Ik weet ook niet waar ik mijn spreekbeurt over ga houden, als ik aan de beurt ben.” Mopperend verdwijnt ze met haar schooltas naar boven.

De volgende dag vraag ik: “En? Hoe ging het met de spreekbeurt van Job?” Mijn dochter begint te lachen. “Het was toch sáái! Ik kon mijn gedachten er helemaal niet bij houden. En de rest van de klas ook niet. De spreekbeurten moeten ook minimaal zeven minuten duren, dat is heel moeilijk.” Dat is ook moeilijk. Tijdens de voorleesmiddagen van FOK! heb ik ontdekt dat het voorlezen van een column ongeveer drie minuten duurt. En dan praat je over gemiddeld zo’n duizend woorden. Dus die kinderen uit VWO-4 moeten meer dan tweeduizend woorden gebruiken om aan die zeven minuten te komen. Wat een bespottelijke opdracht.

Toen ik mijn opleiding deed, moest ik een vergelijkbare opdracht doen. Vergelijkbaar in de zin van dat je er niks aan hebt, dat je er niks van leert, en dat het niet meer van deze tijd is. Wij moesten ons inleven in de tijd dat er nog geen internet en bibliotheken bestonden, dat de boeken schaars waren en de scholen arm. In die tijd schreven leraren verhalen van elkaar over om op die manier toch nieuw materiaal aan de klas te kunnen presenteren. En in dat kader moest ik dus ook een zogenaamd bronnenboek maken. Ik moest tien kinderverhalen verzamelen, tien spelletjes, tien gedichtjes, en nog een hoop van die onzin. En de grootste kolder bestond nog uit het feit, dat we het met de pen moesten overschrijven, net als toen. Leuk, zo’n romantisch verhaal, en ik geloof heus wel dat we nu in een tijd leven dat het allemaal heel gemakkelijk is geworden om materiaal te verzamelen, maar dit vond ik een beetje zonde van mijn kostbare tijd.

Ik heb toen hetzelfde bezwaar gemaakt als mijn dochter nu: Kom op, we leven nu niet meer in die tijd, nu zijn er juist allerlei mogelijkheden om aan leuke kinderverhalen te komen. Denk aan de bibliotheek, internet, kopiëren, boeken kopen in de boekhandel, en dan nu zeker met de pen verhalen uit Jip en Janneke overschrijven? Ik zit niet in het klooster hoor, ik ben geen monnik die vrijwillig de bijbel gaat zitten overpennen! Sommige opdrachten zijn belangrijk om van te leren, sommige opdrachten zijn te gestoord voor woorden. Maar goed, ik heb het wel braaf gedaan.

Ook denk ik terug aan de jaren toen ik voor de klas stond in de bovenbouw van de basisschool. Ik heb toen heel veel aandacht besteed aan het houden van spreekbeurten. Hele klassengesprekken over het belang van visuele ondersteuning, het belang van herhaling, de spanningsboog van je publiek, het afwisselen van tekst met plaatjes. Had ik dat dan allemaal mis? Nee, natuurlijk niet. En ineens krijg ik een briljant idee. “Ik weet wel een goed onderwerp voor je spreekbeurt,” zeg ik tegen mijn dochter. “Wat dan?” Ze kijkt me nieuwsgierig aan. “Het belang van visuele ondersteuning,” zeg ik met een brede grijns. Ze ziet er onmiddellijk de humor van in. “O ja, dat is een goeie, mam! Wil je me helpen?” Natuurlijk wil ik dat. En al snel zijn we ijverig informatie aan het zoeken.

Mijn dochter zit – ondanks het feit dat we allang niet meer gereformeerd of kerkgaand zijn, maar zij wilde nou eenmaal graag op de school blijven waar haar vriendinnen ook zitten - op een gereformeerde school. Het geloof staat daar centraal, evenals de kerkgang, waar ook veel aandacht aan wordt besteed. Ik herinner me de kerkdiensten van vroeger maar al te goed. Saaie, lange zondagen. Saaie, lange kerkdiensten. Een dominee, die gemiddeld een half uur stond te preken, en daarna nog een kwartier nodig had voor de samenvatting van zijn betoog. Ik heb wat gezucht en onrustig op mijn stoel zitten draaien. Niet alleen toen ik nog kind was, maar ook als volwassene vond ik het bijna ondoenlijk om mijn aandacht bij de preek te houden. Tegenwoordig gaat dat niet meer zo. De preken zijn korter geworden, en de meeste kerken zijn voorzien van beamers en preken worden ondersteund door powerpoint-pesentaties. Dat is niet voor niets. Mensen kunnen zich onmogelijk een half uur concentreren op een preek. En dat geldt in het zakenleven ook: speeches van een half uur komen niet meer voor en visuele ondersteuning is onontbeerlijk geworden. Al deze dingen gaat mijn dochter aan de orde stellen in haar spreekbeurt.

“En? Hoe is het gegaan?” vraag ik meteen, zodra mijn dochter thuis is. “Heel erg goed! De klas moest er om lachen, en de leraar stond een beetje stom te kijken. Hij voelde zich wel in de zeik gezet, volgens mij. Maar hij moest me wel een goed cijfer geven, want de klas mag ook hun mening geven. De kinderen vonden het een goed onderwerp, boeiend verteld en ze waren het allemaal met mij eens!”

Met een trots gevoel in mijn moederhart kijk ik naar mijn mooie dochter. Soms zo zelfverzekerd, zoals nu, maar soms ook nog een onzeker bang vogeltje. Zoals bijna alle pubermeisjes. “Toch heb je je niet aan de opdracht gehouden. Je mocht toch geen plaatjes laten zien?” Ik kan het niet laten, en trek haar plagend aan haar lange haar. ”Dat heb ik toch ook niet gedaan?” reageert ze verbaasd.
“Ja hoor,” zeg ik, “het mooiste plaatje stond namelijk voor de klas!”
“Mam! Doe niet zo stom!”