Hoerige dienders


Ooit een hoer gezien die zich zo voor een karretje laat spannen als de ‘gewone’ politieman of -vrouw? Zij prostitueren zichzelf op een manier die mens- en werkonwaardig is. Sommige dienders komen er nu eindelijk openlijk voor uit dat ze voor het ‘grote bonnen schrijven’ eigenlijk geen politieman of -vrouw zijn geworden. Nee, hun doelen waren veel nobeler op de politieschool, veel menselijker. Mensen helpen in de breedste zin van het woord. Denk aan het ontzetten van mensen uit benarde situaties, de weg wijzen. Boeven opsporen, de aanrander van dochters pakken en zo kan ik nog wel even doorgaan. Dat waren hun eerste woorden tegen de politiepsycholoog.

Hun kleding en houding zouden ervoor zorgen dat ze gezag uitstralen, met de wet als verlengstuk van dit gezag. Hoewel de leren jassen wegbezuinigd zijn en zwervers betere maatkleding hebben dan onze dienders. Die leren korte jassen straalden ook iets uit waar velen onderbewust respect voor hadden. Hetzelfde als een lederboy maar dan anders, begrijpt u? Nu hebben ze van die katoenen jasjes aan in vaal blauw. Ze zijn dun en zijn bijna altijd te groot.

Maar ze hebben wetten, gemaakt in de democratische landen. Het zijn de wetten die de goedkeuring van veel medelanders hebben. Kortom, echte handhavers, van de democratisch gekozen wetten, dat zouden onze dienders moeten zijn. Dat is een hartstikke nobel streven. Daar gingen ze allemaal voor. En het was spannend, voor het eerst zo’n dik pistool op je heup. Ik zou mijzelf al zien lopen. Ik zou heupwiegen als een lekker wijf, als ik dat zware, gevaarlijke ding maar tegen mij aan voelde kletsen. Heerlijk. Ik zou voor de spiegel staan en hem als een echte John Wayne rond mijn vinger laten draaien en terstond in mijn eigen poot schieten. Want zo ben ik, daarom ben ik een IT’er en geen politieman.

En nu zie ik ze wel eens staan langs de weg in hun onopvallende autootjes. Ik rijd natuurlijk honderd dus ik kan ze goed bekijken. Zo af en toe denk ik te zien dat ze snel een seksboekje laten zakken, want ze vervelen zich een slag in de rondte natuurlijk. En iedere keer wanneer ze het fotoapparaat horen klikken en zien hoeveel er door de onbekende te hard wordt gereden, denken zij: ”Dank u, meneer of mevrouw, dat was weer een stukje van mijn salaris in dit failliete Nederland.” Maar bijna tegelijkertijd rijden wij voorbij, mijn vrouw en ik. De persoon voor ons is dus geflitst. “Wat moet je kunnen, schat, om de hele dag in zo’n auto te zitten gluren naar je camera? Wat gaat er door je heen? Je moet je toch gewoon een keer gewoon een dief voelen?”
“Maak je niet druk, schat. Het zal wel ergens goed voor zijn.”
“Zal wel. Maar deze gekke dienders rijden je straks voorbij met honderdzestig en geven daarmee aan dat ze het eigenlijk ook grote onzin vinden. Die Peter R. de Vries heeft deze gasten, deze opsporingsambtenaren, eens gevolgd een paar dagen. Schrikbarend gewoon. Schijnheilige huichelaars zijn het. Daaruit blijkt dat het gewoon prostituees zijn die alles voor geld doen, alles. Tenminste hun bazen.

Ik vraag mij oprecht af wat je doel, is politiemeneer of -mevrouw. Wat is nu je doel in je werk? Zoveel als mogelijk is andere Nederlanders te betrappen op verkeersfouten? Ja, het is de wet, en de wet is de wet! Maar dat is de veroordeling van die achterlijke ratten in grote steden ook, ze noemen ze ook wel de Marrokaantjes en de Romaatjes van deze wereld. Die worden losgelaten, wat is daar in godsnaam aan te verdienen? Niks toch, die kosten alleen maar geld. Op naar de automobilisten! Op naar de oude vrouwtjes en mannetjes zonder achterlicht die de bekeuring van hun AOW moeten betalen.

Verkeersovertredingen, honderden miljoenen per jaar, worden er bij elkaar geharkt door politieambtenaren, opsporingsambtenaren. Ze struinen de paden en wegen af naar kapotte achterlichten en overtreders van de maximumsnelheid. Maakt niet uit of dat twee of tien kilometer per uur is. Wet is wet. En de wet is onze grootste vriend. Wanneer ze mij ooit de vraag weer stellen: ”En meneer kunt u zeggen waarom u te hard reed?” Dan zal ik zeggen. “Ik weet waarom ik het deed, weet u waarom u mij ‘echt’ deed? mij aanhouden?” “Ja”, zal hij of zij zeggen: ”Omdat u de wet overtreden heeft.”
“U maakt een democratisch ontstane wet tot iets smerigs. U past hem toe uit winstbejag. Zeg nu eens eerlijk, wanneer een kind van zeven hier oversteekt” - ik zou wijzen naar de weg - “en ik rijd hier de toegestane vijftig kilometer per uur, ze duikt plotseling voor mijn auto, vanuit het niets. Ik rijd haar dood, denkt u dat ze minder dood zou zijn dan wanneer ik achtenvijftig had gereden? Wanneer ik op een lege vierbaansweg honderdvijfendertig rijd en ome Sjaak is de weg kwijt met zijn elektrische driewieler, ik rijd hem alweer hartstikke dood. Ze moeten de resten van die arme ome Sjaak tussen de vangrails vandaan schrapen. Denkt u dat ze minder werk gehad zouden hebben wanneer ik honderdtwintig gereden zou hebben?”
“Dat weet ik niet meneer, maar u krijgt nu uw bon. Ik moet meer schrijven vandaag. Ik bedoel, ik moet meer overtreders pakken. Ik bedoel, ik bedoel….we moeten onze wetten handhaven.”
“Juist, dat moet u doen, onze wetten, onze kostbare wetten handhaven. Dat is heel wat anders dan misbruiken”.