De groene terrorist

Ik schuifel naar de rand van de steiger en kijk naar beneden. Wat ik zie is groen, woekerend groen, zo ver ik kijken kan. Van de bodem van de sloot tot aan de oppervlakte. Eindeloos, hopeloos groen.

Het verhaal gaat dat ooit, niet eens zo lang geleden, een liefhebber van exotische vissen zijn oogappeltjes van een fris aquarium wilde voorzien en de vervuilde inhoud – inclusief vegetatie, exclusief vissen – achteloos in de sloot dumpte. Het moet zo’n sloot geweest zijn als deze waar ik nu over mijn in slippers gestoken voeten in sta te turen. Misschien wel dezelfde. Er zijn er talloze hier en ze monden allemaal uit op de Loosdrechtse plassen.

Ken je het spul? Vroeger, toen goudvissen nog de enige huisdieren waren waar ik mijn kinderen de verantwoording over durfde te geven, kocht ik het wel eens bij de dierenwinkel. Dan legde ik twee kwartjes – ja, zo lang is het geleden - op de toonbank en liep vervolgens de winkel uit met een vochtig plastic zakje gevuld met sliertig groen. Dat herhaalde zich iedere twee weken. Kreeg ik nu twee kwartjes – vooruit, 20 eurocent – voor iedere sliert in deze sloot, dan zou ik een nieuwe boot kunnen kopen. Nooit heb ik de naam van het spul geweten, maar nu ken ik die maar al te goed: cabomba, de plaag van de Loosdrechtse plassen. De groene terrorist.

Ik hoorde de naam voor het eerst in 2006. Cabomba, een exotische waterplant die het kennelijk ook prima doet als het kwik niet tot tropische waarden stijgt. In Hollandse sloten bijvoorbeeld. Hij tierde welig in het waterrijke hart van ons land, overwinterde dapper mee en stak, als na weken de ijslaag verdwenen was, weerbarstig de kop weer op. Grappig, zo’n uitheemse volhouder, lachten we toen nog. Maar dat was toen.

Nog datzelfde jaar gingen plaatselijke waterbeheerders tot actie over. Ze plaatsten ribben in de besmette sloten om verspreiding te voorkomen. Tevergeefs. Het jaar daarop was de populatie met de helft gegroeid. Er werd gemaaid, gerooid, gespoten. Tevergeefs. Nu lijkt zijn opmars niet meer te stuiten. Loosdrecht en wijde omgeving worden geterroriseerd door dit natuuronheil dat maar niet te bestrijden lijkt, alle inspanningen van waterschappen en lokale overheden ten spijt. Ver van huis en verspeend van natuurlijke vijanden, vond de venijnige woekeraar een bondgenoot in de pleziervaart. Buitenboordmotoren hakten de slierten in stukken en vervoerden ze naar nieuwe wateren om te koloniseren. En nu zitten we pas echt met de gebakken peren.

De liefde is niet wederzijds. De pleziervaart is in gevaar. Het spul slingert zich als lianen om motoren en kielen en houdt daarmee watersporters in zijn greep en op de kant. En zwemmen is ook geen sinecure meer tussen die groene grijparmen. Erger nog: de oorspronkelijke flora, waterlelies en waterdotters, is al drastisch teruggedrongen. Ik kijk nog een keer naar wat eens water was, helder tot op  de turfbodem, vol van vis en ander waterleven. Hier zie je nauwelijks paling meer of snoek of rivierkreeftjes. Ze trokken zich terug voor een plant met territoriumdrift die van de Loosdrechtse plassen een gigantisch aquarium maakte. Voor trópische vissen. 

Iemand nog een takje cabomba voor in zijn aquarium nodig? Laat die 20 cent maar zitten. Je mag het hebben van me. Gratis en voor niks.