Natte lakschoentjes

Het is erg warm. Oma is op bezoek. Mama en zij zitten buiten, in de schaduw onder het zonnescherm. Mijn kleine zusje drentelt door de tuin en speelt met water. Wat is ze toch schattig in haar mooie jurkje en haar nieuwe zwarte lakschoentjes! Ze heeft een klein plantengietertje en mama heeft haar een teiltje met water gegeven. Al brabbelend loopt ze steeds met een vol gietertje waar het water overheen gutst naar de planten in de tuin om ze water te geven. Af en toe neemt ze zelf ook een slokje.
Ik verveel me een beetje. Mama en oma praten over allemaal grote-mensen-zaken waar ik geen bal van begrijp. Bovendien mag ik nu niet schommelen, want mama is erg bang dat mijn zusje tegen de schommel aan zal lopen en zich dan zal bezeren. “Mag ik boven spelen, mam?” vraag ik. “Ja hoor, kind,” zegt mama. “Zeg mij dan maar vast gedag,” zegt oma, “want ik ga over een kwartiertje naar huis.” Ik geef oma een kus en ga naar boven.

Ik ben pas jarig geweest en heb allemaal nieuwe poppenspulletjes gekregen. En boekjes, want ik zit nu in de eerste klas van de lagere school. Dat is best spannend. Toch draag ik een groot geheim met me mee. Iets, dat ik aan niemand heb durven vertellen, zelfs niet aan mama. Want ik heb iets gedaan, wat absoluut niet mag. Vorig jaar, toen mijn zus in de eerste klas zat, ben ik haar boekjes gaan lezen. Ook de werkbladen die ze op school had gemaakt en mee naar huis had mogen nemen, heb ik nageschreven. Zodoende heb ik een heleboel letters geleerd. Al haar werkbladen maakte ik ook. Met een grijs potlood had ik alle letters overgetrokken en daarna weer uitgegomd. Want anders zou ze het merken. Het was best gemakkelijk, want naast alle woorden stond het plaatje dat bij het woord hoorde. En zo ging ik steeds meer letters herkennen. Toen ik in de eerste klas kwam, een paar weken geleden, schrok ik erg. Want ik wist alles al wat de juf vertelde. Maar dat heb ik niet laten merken. De boekjes heb ik al uit, maar met poppen raak ik nooit uitgespeeld. Het duurt niet lang, en dan zit ik helemaal in mijn spel. Hardop fantaseer ik de avonturen die ik meemaak met mijn poppen.

Beneden hoor ik gepraat in de gang. De voordeur gaat open, en de tussendeur van de gang naar de keuken slaat met een klap dicht. Dat komt doordat het gaat tochten als de achterdeur én de voordeur tegelijkertijd open zijn. Ik luister even. O, het is oma, die weggaat. Mama en zij raken nooit uitgepraat. Nu ook weer niet. Ze staan bij de voordeur nog van alles te bespreken met elkaar. Oma woont een paar straten verderop en regelmatig komt ze even bij ons op bezoek. Wij gaan ook wel eens naar haar toe. Oma heeft een heel erg grote tuin met veel mooie bloemen. Ik hou van bloemen en vind het erg leuk als ik van oma bloemen mag plukken voor in de Keulse pot. Dat is een vaas. Ik weet niet waarom die vaas een naam heeft, maar oma heeft het altijd over de Keulse pot. Ze heeft ook een tinnen vaas. Maar die vind ik lelijk. Er zit een grote deuk in. Oma is juist zeer gesteld op die vaas. Ze vertelt wel eens over de oorlog. De Duitsers wilden toen al het tin hebben dat er was in Nederland om kogels van te maken. Toen heeft oma deze tinnen vaas begraven. Na de oorlog heeft opa de vaas weer opgegraven en toen zat er een deuk in. Maar ze waren blij dat ze de vaas weer hadden.

De voordeur gaat dicht. Mooi, dan is oma weg en kan ik mama vragen of ik mee mag naar de winkel. Misschien mag ik dan wel helpen uitkiezen wat we gaan eten vanavond. Maar mama is niet in de keuken, als ik beneden kom. Ook niet in de kamer. Ik kijk in de tuin. De poort staat open. O, dan is mama vast met mijn zusje naar het speeltuintje gelopen. Nou zeg! Zonder aan mij te vragen of ik óók mee wil! Ik ga de tuin uit en sla rechtsaf. Als je het achterpad uitloopt bij ons, en je loopt voorbij de gracht, dan kom je bij het speeltuintje. Daar zal mama wel zijn.

Als ik bij de gracht kom, zie ik daar wat mensen staan. Mama, oma en mensen die ik niet ken. Ze kijken naar het water. Een auto staat slordig geparkeerd met het portier nog open. Mama rent heen en weer en huilt hard. Wat is er aan de hand? Dan komt er ineens een man druipend van het water uit de gracht. Met mijn zusje dat hard huilt op zijn arm! Mama rent er naartoe en neemt mijn zusje van hem over.

Het is avond. Mijn zusje ligt in bed. De dokter is vanmiddag bij ons langs geweest om naar de longetjes van mijn zusje te luisteren. Gelukkig heeft ze maar weinig water binnengekregen. “Morgen komt er nog een slot op die poort!” snikte mijn moeder. “Ik had helemaal niet in de gaten dat ze al bij de deurklink kon, het kleine ding!”
Toen mijn moeder met oma bij de voordeur stond te praten, heeft mijn zusje de poort opengemaakt en is richting speeltuintje gelopen. Maar in plaats van rechtsaf te slaan, is ze gewoon rechtdoor gelopen, de gracht in! Een meneer die aan kwam rijden, zag opeens twee zwarte schoentjes boven het water uitsteken en heeft onmiddellijk actie ondernomen. Hij is uit zijn auto gesprongen en is zonder bedenkingen het water in gesprongen. Door zijn snelle actie leeft mijn zusje nu nog. We zijn allemaal diep onder de indruk van wat er is gebeurd. Mijn vader maakt onmiddellijk een slot op de poort, mijn oudste zus moet huilen, en ik kan die avond bijna niet in slaap komen. Stel, dat die man daar nou niet had gereden? Zo druk is het niet, in ons kleine dorpje. En oma, die net aan kwam fietsen toen het gebeurde, wat zal zij ook geschrokken zijn!

De volgende ochtend zijn we van de ergste schrik bekomen. Het lijkt opeens heel onwerkelijk en lang geleden, dat we dit met elkaar hebben meegemaakt. Een soort van boze droom. Maar als ik naar buiten kijk, dan zie ik dat het wel degelijk gebeurd is.


Aan de waslijn hangen als stille getuigen de twee zwarte lakschoentjes van mijn zusje te drogen.