Berlin (2): Ode aan een SS'er

Noot vooraf! Leest allen!
---
De dondergod Thor, vrede zij met hem, heeft telefonisch laten weten dat eenieder die deze veel te lange column uit weet te lezen, door hem persoonlijk wordt beloond met een heuse, eigenhandig gepatenteerde 'donderslag-bij-heldere-hemel' naar keuze, eventueel zelfs giraal in geldelijke middelen te vergoeden; uw geduld is bij Thor, vrede zij met cetera, een daalder waard. Klachten over het vertragen of uitblijven van eventuele levering kunnen aangetekend opgestuurd worden naar Klachtenservice Walhalla t.a.v. 'actie "een ei voor een ei"', Donderweg 17, Freya-buiten, Walhalla. PS: deze 4100 woorden slechts deels verteren? Begin bij de '---' halverwege het stuk te lezen.
---

Well, I've been a traveler most of my life
Never took a home, never took a wife
Ran away young and decided to roam
Wanna see my mama and my daddy back home


Zojuist heb ik een goed boek uitgelezen. Nu lezen wij allemaal wel eens een goed boek (of in ieder geval een column, há, I got you there, lezer!) en zal eenieder daarom de ervaring die ik als rode draad door deze nog niet – ja, hooguit vanuit de herinnering in mijn hoofd live, Freyadag 13/8/10, 23:02 – uitgeschreven column zal laten lopen, herkennen. Mijn excuses pour le sentence terrible. Meteen schiet me mijn werk te binnen, waar ik als callcenter-medewerker e-mails en telefonische vragen van klanten beantwoord voor een landelijk bedrijf. “Wij willen onze excuses aanbieden voor de ontstane misverstanden.” “Wij vinden het vervelend voor u dat u teleurgesteld bent in ons.” “Wij zullen alles in het werk stellen om u zo spoedig mogelijk in de opgelopen schade te compenseren.” “-Nee mevrouw Saksen-Huizen, uw geld wordt u echt geretourneerd. Het kan alleen dertig dagen duren.” Elke keer als ik een fantastisch boek lees, of een film zie, of een toneelstuk bezoek, waar ik volledig in opga, waarbij ik me identificeer, vereenzelvig, met de hoofdpersoon, de woorden van kaft tot kaft een prachtige wereld uittekenend, waarin ik word opgezogen, meegenomen, en vervolgens genadeloos uitgespuugd als het medium ten einde is, elke keer als ik me dusdanig verdiep in iets, raak ik dermate van slag, of opgewonden, dat ik dingen uit het medium kopieer in mijn dagelijks leven. Wederom excuses voor het omslachtige taalgebruik, en waarom ik deze schrijfstijl hanteer, met al die lange zinnen, overal komma's, excuses voor de inhoud en vrijwel geen alineaonderbrekingen, ook dat zal blijken als u doorleest. Hetgeen ik van harte hoop, maar dat terzijde. Als u zelfs een reactie uit dat aloude toetsenbord weet te persen, kan ik gelukkig sterven. Om door te gaan; u zult de ervaring ongetwijfeld herkennen, een bioscoop uit te lopen en één van de hoofdpersonen na te doen, of catchphrases uit de film te herhalen, of met kennissen de ervaring druk te bediscussiëren. Zo ook geldt dit, gij waarde lezer, ook voor goede boeken, vaak veel intenser dan bij films of toneelstukken. Al in 2008 kocht ik vrijwel meteen 'De Welwillenden' nadat ik goede recensies in de dagbladen en Vrij Nederland had gelezen, zijnde de debuutroman van Jonathan Littell, een Amerikaanse schrijver van Joodse komaf die in het Frans schrijft over een Duitse SS'er. Het boek, dat bijna duizend pagina's telt, heeft hem zes maanden gekost om te schrijven, maar zes jaar om ruim 200 naslagwerken door te spitten over het Derde Rijk. Het boek verkocht in één jaar al een miljoen exemplaren in Frankrijk, kreeg de twee belangrijkste Franse literatuurprijzen toegekend en is door tienduizenden historici vruchteloos doorgespit voor welke historische fout dan ook. Elke alinea haast, staat vol namen, daden, vermoedens, complotjes, data, plaatsen, rangen, verhoudingen, en je kunt ervan uitgaan dat behalve de details over de SS'er zelf, vrijwel alles exact gebeurde als beschreven.
     
En u ziet het al, daar gaat het boek dus over, Nazi's. Vanuit een ik-persoon in het postmoderne tijdperk wordt het levensverhaal van die ik, om precies te zijn de fictieve juridisch SD-officier en SS-Obersturmbahnführer Doktor Maximiliaan Aue, afgestudeerd in de rechten en op intellectuele leest geschoeid, maar dan het intellectuele leven van een Volksdeutsche die half uit de Elzas kwam, grofweg de eeuw tot 1940 omspannend. Chopin veracht hij, Wagner idem, hij heeft een uitgesproken mening en Littell is zo ingenieus geweest om de verhaallijn van het boek – een zoals gezegd uiterst intelligente SD-officier die sinds '30 lid is van de Partij en nationaal-socialist is in hart en nieren, zich gedurende de jaren opwerkt van Untersturmführer tot Obersturmbahnführer bij de SS, en in de oorlog wordt ingezet bij Barbarossa. Hij wordt gebruikt in een Einsatzkommando, Gruppe C, die de verantwoordelijkheid droeg over de Babi Jar-massamoord, waar in één dag vrijwel alle joden van Kiev, zo'n 35.000, werden afgeschoten in een ravijn van dertig meter diep, met groepjes van twintig tegelijk. Later rukken ze op naar Stalingrad, en ziet men alle gruwelen aldaar, en trekt men weer terug, waar Aue in Berlijn contacten en vriendschappelijke banden aanknoopt met vele belangrijke partijleden, waaronder Speer, Himmler en uiteindelijk zelfs Hitler, – die verhaallijn wordt onderbroken door ellenlange, vaak tientallen pagina's durende overpeinzingen, gesprekken en droombeelden over velerlei onderwerpen – joden, psychologie, psychiatrie, filosofie, de Partij en de Nazi-ideologie zelf, noem het maar op; eveneens voegde Littell éllenlange, haast monotoon wordende, beschrijvingen toe van het dagelijks leven; ik deed dit, liet me in de reet neuken door die, vervolgens ontmoette ik Leland weer, die had zus en zo te zeggen, ik deed wat hij zei en stelde een commissie op – u begrijpt waar ik heen wil. Al deze nutteloze onderbrekingen van het verhaal, de oorlog, de gruwelen zelf, maken het verhaal júist ontzéttend geloofwaardig, sleuren je mee als televisie in het gedachtegoed en de belevingswereld van destijds, schreeuwen niet alleen bruut 'NAZI'S ZIJN DEBIELE JODENMOORDENAARS!' maar geven een perfect inzicht in waaróm men deed wat men deed, hoe de schuldvraag nooit echt beantwoord kan worden, hoe goed en kwaad op zijn kop kunnen komen te staan, kijk naar Demjanjuk die als Sovjet-krijgsgevangene als Kapo te werk werd gesteld in Sobibor, denk erover, wat zou u doen, lezer; zelf in de gaskamer of anderen erin duwen? Kill or be killed, zoals de Engelsen zeggen?

Verweven in het verhaal is de persona en het levensverhaal van Aue zelf. Hoewel het boek zich afspeelt tussen 1941 en april '45, leren we dat Aue in zijn jeugd een incestueuze relatie heeft gehad met zijn tweelingzus, waarna ze bij ontdekking beiden op aparte internaten waren beland, waar Aue voor zichzelf besloot niemand anders dan zijn zus ooit nog lief te hebben, nooit een vrouw meer te neuken behalve haar, zich hooguit te laten plezieren door mannen anaal te nemen of andersom; haast vanzelfsprekend tentoonspreidt hij vaak meerdere bladzijden aan soliloquies van verwarde seksuele fantasieën; uiteindelijk vermoordt hij zelfs zijn moeder, en weigert hij dat te erkennen, hij vlucht van de gedachte, hij wordt in combinatie met de gruwelen die hij als officier van de Arbeitseinsatz, plannen makende om de werkende gevangenen langer levend te houden, in Auschwitz, Mauthausen en al die andere zag, zoals hij het zelf verwoordt, als je er één hebt gezien heb je ze allemaal gezien, achtervolgd door zijn levensverhaal dat er expres als een Griekse tragedie in is verweven. Achter de Nazi's schuilde geen bizar systeem van tachtig miljoen doorgedraaide massamoordenaars. Het waren van oorsprong hooguit verbitterde, maar vriendelijke Duitsers, Westerlingen als u en ik, die in een culminatie van reactionair handelen op de gefragmenteerde, falende, Duitse democratie, op de ontzettend oneerlijk verdeelde grenzen en bizar verlammende, grotendeels onterechte herstelbetalingen (o, er was geen Duits leed in WO1? Gelukkig!) en verboden, tegelijk met een millennia oude, wereldwijde jodenhaat die al eerder tot speciale kleding, strafkampen, massamoorden en ghetto's had gezorgd, als ook de rassenleer die door de Britten in de negentiende eeuw is bedacht en in de ook door hen bedachte concentratiekampen in Zuid-Afrika tijdens de Boerenoorlog in praktijk gebracht is, uiteindelijk véchtend tegen een volk dat de Indianen bijna volledig had uitgeroeid in een honderden jaren durende genocide om maar hun eigen home of the brave te kunnen stichten, Duitsers die kortom een uitweg zochten. Je leert de toestand, alle gruweldaden die gepleegd zijn van beide zijden (de VOLSTREKT ABJECTE terreurbombardementen op Berlijn en andere steden, de eveneens GRUWELIJKE kampen en moorden op partizanen, joden en wat niet al, de RAZEND makende wraakacties, moordpartijen, tientallen miljoenen verkrachtingen van de Russen) en de redenen daartoe beter te doorgronden, hooguit begrip voor de personen in kwestie in de situatie zoals gepresenteerd, maar geen respect of waardering krijgende voor de daden zelf. Dat het met de nazi's uit de hand liep weet elke idioot. Dat elke jongen in dienst van de Duitsers meteen een hond was, dat zijn we nu, en ik zeker na dit boek, gedwongen te ontkennen, te bekampen zelfs, mijn bekampen, haha.
     
Deze schrijfstijl houdt Aue dus continu aan, de lezer krijgt nergens een witregel de tijd om adem te halen, continu wordt het geduld van de lezer op de proef gesteld - zo'n lange tekst, zo onaantrekkelijk vormgegeven. Lange zinnen, persoonlijke rants over van alles van Bach tot de Endlösung en van masturbatiefantasieën tot Immanuel Kant. Gij krenkt mij door uw schampere woorden, door taal die mij verbaast, zegt de psalm, en verbazend is het boek en taalgebruik zeker. Ik ben blij dat ik het gelezen heb, maar niet verzadigd. Dat wil zeggen: ik zie in dat alles wat mij ooit geleerd is over de Tweede Wereldoorlog, de geschiedschrijving van de overwinnaars is gebleken. '33 Hitler AARGH Neurenberg-wetten AARGH Kristallnacht AAAARGH '40 Nederland Gaat U Maar Rustig SLAPEN En De Kampen Neeeeee Gruwel Anne Frank GOD O GOD Help Ons DIE KLEREMOFFEN HEBBEN ONZE FIETSEN GEJAT! WIR HABEN ES NICHT GEWUSST!!! MAAR WIR MUSSTEN WOHL DIE JUDEN AUSROTTEN, TOCH? Reichsführer-SS Himmler gaf op Dierendag 1943 een op bandrecorder opgenomen speech, voor een (om ze er alvast bij te lappen mocht de Russische en Anglo-Amerikaanse opmars niet te stoppen zijn, met naam en toenaam genoteerd) publiek vol hoge SS-officieren, Gauleiter, noem het maar op: "I am talking about the "Jewish evacuation": the extermination of the Jewish people. It is one of those things that is easily said. "The Jewish people is being exterminated," every Party member will tell you, "perfectly clear, it's part of our plans, we're eliminating the Jews, exterminating them, ha!, a small matter."
     
And then along they all come, all the 80 million upright Germans, and each one has his decent Jew. They say: all the others are swine, but here is a first-class Jew. And none of them has seen it, has endured it. Most of you will know what it means when 100 bodies lie together, when there are 500, or when there are 1000. And to have seen this through, and -- with the exception of human weaknesses -- to have remained decent, has made us hard and is a page of glory never mentioned and never to be mentioned." NIE GEWUSST. MEIN ARSCH, GOTTVERDAMMT! 
EN '44 JAAA D-DAY! KOM MAAR AMERIKANEN, WIJ SCHEREN DE HOEREN KAAL EN BUIGEN DIEP VOOR DE YANKEE-WERELDHEERSCHAPPIJ DIE IN DE VORM VAN KRUISRAKETTEN KEIHARD IN ONZE GEWILLIGE ACHTERWERKEN WORDT GERAMD! JOEPIE-Fúcking-JEE! Ik werd wakker uit de bizarste droom die ik in zeker twee weken had gehad, vol wrok en gruweldaden, ik zag ze aan me voorbij gaan, de doden openden hun ogen, zeiden niets, ze staarden slechts, ik zweefde boven de rivier, zij dreven voorbij, kijkend, starend, verwijtend met hun eeuwige blikken van verbazing, verdriet en schok –  ik zag in dat onze versie van de historie net zo goed een eenzijdige leugen was als het 'alle joden zijn lager dan zwijnen'-idee van de NSDAP. Op mijn werk las ik in de koffiepauze van twee uur het boek eindelijk uit. Sindsdien heb ik de stijl van het boek haast overgenomen, ook eerder al met minder hevigheid, in mijn gedachten. Ik heb de laatse 500 pagina's afgelopen week, na Berlijn, gelezen. Al in 2008 las ik de eerste 500, maar om begrijpelijke redenen heb ik het moeten wegleggen destijds. Na het Wannsee Konferenz-Haus pakte ik het maar weer op, en met genoegen.

Well, mama dear, mama do you still love your boy
After all my roamin' can I still bring you joy
Mom sent a letter, got it not long ago
She said "come home, I'm missin' you so


---

Bij de bushalte kwamen twee asociaal hard met elkaar converserende mensen aangelopen, en gingen pal naast mij zitten. Ze hadden zo'n schattig Caesar-hondje uit de reclame, dat constant rond aan het snuffelen was, op zoek naar resten van voedsel. Ze spraken het dier - Takkie, of zo - vermanend toe in hun Untermenschliches dialekt van rauwe klanken als van een bruut of een idioot of beiden, toen het beestje een Burger King-zak te pakken had. Hun conversatie ging over of zij nog genoeg tijd zouden hebben om een joint te draaien en op te roken, alvorens de bus zou arriveren. Ik keek - dat zou in dertien minuten toch wel lukken, voor dat voertuig naar Leusden voor zou rijden, of het moesten idioten zijn - oeps! Ik had meelij met het hondeken dat meermaals werd afgeblaft, het keek me voortdurend met zo'n scheef hondenhoofdje aan, alsof ze begrijpen wat je denkt, de genegenheid die ze teweegbrengen aanvoelen en waarderen. Ik scheurde mijn blik van het wandelende wolbolletje weg toen de bus naar huis voor kwam rijden, de schemering zette reeds in omdat ik met collega's nog wat had gedronken bij het café naast Amersfoort CS, half-aangeschoten en vol nieuwe ervaringen die galmden en verder spookten in mijn hoofd, ideeën om over na te denken, staarde ik uit het raam na ingebliept te hebben.

Toen de bus reeds optrok om weg te rijden van het busstation, liepen de laatst ingestapte passagiers naar achteren, om naast mij op de achterbank plaats te nemen. Het waren vier van origine ongetwijfeld Ergens-In-Afrikaanse vrouwen van hooguit begin twintig, die Frans met elkaar converseerden. Ze waren hip gekleed; de achterbank van Connexxion-bussen wordt aan weerszijden geflankt door een schuine, enkele stoel tussen de tweezitsbankjes en de achterbank zelf ingeklemd, waarop je als het rustig is fijn je poten kunt neerleggen. Ik had mijn poten er fijn op neergelegd, en staarde nog steeds uit het raam. Doordat het al donker werd, en de weg van Amersfoort naar Soest hoofdzakelijk bestaat uit -bos en -weilanden met bos, zag ik in het raam, de villa's van de Amersfoortse Berg, aanschouwend, de reflectie van het meisje dat op de dwars staande stoel aan de andere kant van de achterbank had plaatsgenomen. Ze was weliswaar zwart, maar mooi – dit zeg ik niet discriminatoir, maar puur omdat ik nu eenmaal minder op zwarte vrouwen val, dan op blanke – en had een fenomenale, pronte boezem, weggestopt in zo'n strapless truitje dat net boven de borsten, maar onder de oksels loopt. Het was hetzelfde truitje als hetgeen Christina Aguilera aanheeft in de videoclip van haar single Can't Hold Us Down, maar dan in een andere kleur en met een veel rondere, grotere en schuddendere boezem erin. Het truitje zat strak, ik bekeek het in de reflectie van het raam, het was welgevallig, de borsten waren prachtig rond, als behoorlijk flinke appeltjes, rijp maar vers geplukt van de Boom van Goed en Kwaad, of zelfs als (ronde, red.) mango's, en ik voelde in mijn broek mijn lid in het gelid springen. Dit deed me, precies op de manier en in de gedachtegang-schrijfstijl als u nu nog steeds live (0:01) van me krijgt, denken aan Aue, en zijn perverse fantasieën over zijn zus, zijn confronterende homoseksualiteit, die hij onwelvoeglijk in steegjes, SS-Häuser en hotelkamers tentoonspreidt, maar als heteroseksueel raakte ik niet opgewonden van een bronzen sculptuur van een gespierde man, ik keek naar die pronte borsten van dat prachtige Afrikaanse meisje, voulez-vous coucher avec moi, het is alweer een lange tijd geleden dat ik zelf heb geneukt, ik trof in de tussentijd een meisje dat alles deed behalve dat, en uiteindelijk lesbisch werd; een meisje dat er uiteindelijk nog niet aan toe was, één van de liefste, die zelfs uiteindelijk, ik mag wel zeggen door mijn toedoen aan het schrijven geslagen is, een intelligent, op haar manier bloedstollend mooi en nog jong meisje; mijn vloek is dat ik te hoffelijk, te aardig, te elegant ben als ik probeer een meisje het hof te maken, ik bedenk me constant hoe zij zich voelt, of zij op haar gemak is, vraag dit ook, ik luister naar de verhalen, heb daadwerkelijk gesprekken, maar de vloek is dat ik hoewel ik ongetwijfeld in de tien jaar dat ik verliefd ben geweest op diverse meisjes en hen probeerde te veroveren op mijn eigen manier, constant ten prooi ben gevallen aan het, wat ik noem, 'beste vriend-syndroom'.

Teddybeer, als een broertje, we kunnen zo goed praten, dit kunnen we niet weggooien in een relatie die stuk kan lopen want dan is de vriendschap vaak voorbij, ik hou van je, maar niet op die manier,
voor ik gok dozijnen meisjes ben ik de steun en toeverlaat, de beste vriend, het maatje, het broertje, geweest en ken de dozijnen synoniemen van haver tot gort; voor weken, maanden of zelfs jaren, vaak, was ik hun luisterend oor. Seks levert die tolerante, gelijkwaardige houding me overigens volstrekt niet op. Vandaar dat ik, tevens beseffende dat ik al sinds een week voor Berlijn – nu zeker drie weken geleden – niet had afgetrokken (het moet gezegd worden: voor mij een persoonlijk record sinds ik het duivelse spelletje voor het eerst ondervond in de brugklas, ik voelde de drang tot dusver zelfs niet, hetgeen nu de periode overtrof dat ik ruim tweeënhalve week op uitwisseling was in Cyprus en Athene, hetgeen weliswaar lastiger was omdat ik destijds vijftien was, maar makkelijker vanwege de schroom in het buitenland; dit persoonlijk record sterkte mij aan in het gevoel, dat ik volwassen begon te worden, al was dat met mijn tamelijk laat ingezette puberteit wellicht nog een illusie op mijn éénentwintigste, hield ik mezelf een beeld voor om erin te kunnen geloven, als je immers iets vaak genoeg zegt gelooft iedereen het, zelfs en juist de grootste leugen, hè Goebbels?), een bijzonder ferme stijve voelde groeien, al kijkende naar die bij hobbels en bobbels in de weg lichtjes op en neer schuddende tietjes, als een custardpudding die op tafel gezet, ik wachtte zelfs specifiek op de hobbelige spoorwegovergang en deed of ik nog steeds naar buiten keek, haar half-doorzichtige reflectie-tietjes hobbelden zoals verwacht overheerlijk op en neer, wat was ik blij dat ik dankzij 'De Welwillenden' op deze kleine details heb leren letten, of niet leren letten, want die tieten had ik anders ook wel gezien, maar

'Kut', mompel ik hardop, mijn laatste sigaret. Ik heb nog wel Van Nelle, maar wat heb ik daar een hekel aan, sjek roken.


misschien word ik ze gewoon meer gewaar, sta ik er beter bij stil, laat ik mijn gedachten zoals Max Aue dat doet vaker gaan. Zo ook nu. Opeens gewaarwordend van het feit dat ik me in een met de seconde toenemende staat van opwinding bevind in het Openbaar Vervoer, raak ik beschaamd, of angstig zelfs, voor het ongetwijfeld met zichtbare aders getooide, kloppende geslacht in mijn broek. Ik keek weg van het raam, naar het schermpje waarop “Volgende Halte: Dierentuin” stond, naar de lelijke plastic stoelen, en vervolgens naar mijn broek ter hoogte van mijn lendenen; de verwachte bobbel spreidde zich als een natuurlijke plooi in een spijkerbroek uit, eveneens als verwacht, want ik ben toch niet gek en kan mijn eigen lichaam wel voelen, de piemel netjes in de hoek van mijn door mijn zittende positie gevouwen bovenbeen en onderbuik geparkeerd; al keek één van de dames specifiek, dan nog had ze, ondanks de die ik door mijn mannelijkheid helaas toch moet vermelden zeer bovengemiddelde grootte van mijn geslacht, het ding niet opgemerkt. Tevreden, wetende dat de furie die mijn penis verworden was door de onschuldige aanblik van die mooie borsten, niet te zien was voor de andere passagiers, staarde ik weer uit het raam. Door de felle belichting van de hockeyvelden die naast het Bosbad in Amersfoort liggen, zag ik een betreurende seconde of tien geen reflectie, geen voorgevel, geen niks, slechts de troosteloze lege velden, onnut belicht door mensen die het tóch wel kunnen missen, velden die in de weekeinden het zondevolle schouwspel ontluiken van immer verboden, maar o zo fijn vormgegeven wandelende brokjes genot die zich hockeyspeelsters noemen. Na de troosteloze overpeinzingen bij de hockeyclub volgde ik – ik zat links op de bank – in mijn rechterooghoek een boom, die met zeker 50 kilometer per uur voorbij snelde, waarbij ik gewiekst mijn bewegende ogen losrukte van de berk en ze weer stilhield bij de borsten van madame.

Ik kon de hele busrit niets anders bedenken dan die appeltjes, die mango's, dat verboden fruit, in mijn handen te nemen, mijn hoofd er ruw tussen te steken en heen en weer te schudden, woelend in de hemel die ik dan zou hebben betreden, als een kind op 5 december zou ik ongelovig de verpakking wegscheuren en toeslaan op de inhoud, ik zou haar wild en vol passie zoenen, hier in de bus, ik beeldde me in dat de passagiers er niet meer waren, alleen zij en ik, rollebollend over de gehandicaptenzone, door het gangpad, ik zou haar broek met zó veel haast, dat het uiteindelijk langzamer zou gaan, uit, haar kanten slipje niet eens uitdoen maar slechts opzij, mijn mannelijke trots op de buschauffeursstoel van de Connexxion-bus in haar torpederen, in en uit, in en uit, Afrikaanse oorlogskreten slakend als de Masai of welk ander ook, haar bezitten als Jack ooit Rose bezat in de Titanic, haar heupen aftastend als wandeltochten lopend over de glooiende heuvels van Limburg, haar (ik wist dit niet, ik had haar alleen zittend gezien, maar fantaseerde) prachtige aars niet gebruiken om bier op te zetten maar vastgrijpen en op en neer leiden, goedkeurende blikken zou ik werpen op het proces van in-uit-in-uit, de door het voorvocht van ons beiden glimmende blanke trots in dat oerwoud van haar vagina, ik zou haar naar me toetrekken en haar overal kussen, op die grote witte eilanden van ogen in die zee van ebbenhout, tegelijkertijd zou ik woest op haar worden, haar willen slaan, en in deze consequentie-vrije fantasie deed ik dat dan ook, ik sloeg haar met de platte hand in het gezicht, op de wangen met mijn vuist, ik zou haar van me afduwen en haar hoofd ruw tegen de stoel van de buschauffeur slaan, tegen de ruiten, ik zou haar bewerken met de stempel, 13-08-10 overal op haar drukken in onzichtbare, want eveneens zwarte, zij het blauwzwarte inkt, ik zou haar dit alles niet toedoen om een rassenkwestie of uit xenofobie, maar puur omdat zij ook in de fantasie die de hup-hup-hupsende borstjes in gang hield, tegelijkertijd mijn geile droom ruw onderbrak met haar Franse gewauwel, hetgeen mij razend maakte, nog steeds, vijf jaar nadat mijn eerste grote liefde met een Parijzenaar het bed in dook, bloedverraad na wat ik voor haar had gedaan, hoe ik haar van haar zelfmoordneigingen had gered, stank voor dank; als consequentie vergat ik al het Frans dat ik ooit leerde, al in de vierde van de middelbare, nu kom ik weinig verder dan trottoir paraplu la Juif qui rit poubelle voiture n'est-ce pas, en uiteindelijk verloor ik haar, mijn donkere fantasie, mijn zwarte muse, als Jack in de Titanic, niet door als Jack te verzuipen, wellicht omdat het voertuig waarin wij niet zozeer de liefde bedreven, als wel diep carnale lusten bot zouden vieren, te water was geraakt, maar door de halte waar ik uit moest stappen, WINKELCENTRUM SOEST-ZUID. Volgende halte: Station Soest-Zuid. Tijd: 22:15 Overstap: Sprinter naar Baarn, 22:25, Sprinter naar Utrecht, 22:32

Home, where the river runs cold
The water tastes good, the winters ain't cold
Home, where the trees grow tall
The home fires burn, the whippoorwills call


Ik drukte op de stopknop en reeg mijn Eastpak aan mijn schouders. Ik liep het gangpad door zonder de mede-achterbankpassagiers nog een blik waardig te gunnen. Ik liet het wuiven naar de buschauffeur na, zei niets en checkte uit. Het bloedstollende gevaarte in mijn pantalon (ha, wie kent Frans niet) verminderde zienderogen, al was het alleen in mijn ogen, op straat stonk het naar de weeïge geur van oud, maar desalniettemin opgewarmd frituurvet van het kot naast de bushalte, een verlept wijf dat met haar afzichtelijke figuur veel te jong gekleed was, liep voorbij en bliep-bliepte haar door haar ongetwijfeld vreemdgaande man betaalde auto open, deed de deur open om in te stappen, al was het een cabrio. De Max Aue in mij zichtte met een zachte zucht ineen en werd meegenomen op de lichte avondbries, toen ik hoofdschuddend mijn weg naar huis vervolgde en naar de sleutels in mijn zak graaide. Het is nu 0:31. Ik geloof dat ik klaar ben.

Jim Reeves - Home (1959)