Een romantisch plaatje (1)

Zijn onderlijfje beweegt kort en schokkerig op en neer. Hij ligt er enigszins menselijk bij. Zoals mensen in een sterfbed naar adem kunnen happen. Vlak voordat ze hun allerlaatste adem hebben uitgeblazen,  komen ze nog een keer een beetje omhoog, even los van de matras. Niet dat ik dat ooit echt heb gezien, maar ik ben een groot filmliefhebber. In films gaan mensen schitterend dood.
Zoals mensen in een sterfbed, ligt hij ruggelings op de grond. De vier vleugels gestrekt en plat tegen het asfalt. Of, wat voor asfalt doorgaat in deze contreien.
Zijn vleugels lijken gemaakt van ribbelig vershoudplastic. Nagenoeg doorzichtig.
Ik zet mijn tas op de grond en zak behoedzaam door de knieën. Het lijkt hem niet te deren dat ik me over hem heen buig om hem beter te bestuderen. Ik wil hem aanraken, maar durf het niet.

Misschien deert het hem wel. Misschien staat hij nu dubbele doodsangsten uit. Misschien, maar heeft hij niet langer de kracht zich uit de voeten te maken. Of de vleugels, in zijn geval. Misschien is hij simpelweg te druk met doodgaan om mij op te merken. Ik heb geen idee.
Wat ik wel weet, is dat dit beestje het enige levende wezen is wat ik heb kunnen ontdekken sinds ik hier ben.
Ironisch genoeg ligt het, tien centimeter voor me, zich op te maken voor zijn laatste adem. 
Ik ben alleen.




Het is werkelijk romantisch en een prachtig plaatje om te schetsen.
Drie dagen naar een dorpje dat in totaal minder huizen telt dan mijn eigen straat. Grotere huizen dat wel. Er rijden geen auto's in het dorp. Er lopen simpelweg geen geschikte wegen. Een dun strookje asfalt slingert langs het water en doet dienst als wandel- en fietspad. Het is onmogelijk te passeren zonder dat een van beide van het pad afstapt of -fietst. Voor wandelaars of fietsers blijft een heel stuk van het dorp, een huis of vijf, onzichtbaar. Voor de toeristische wandelaar die niet iedere graspol van het dorp kent althans.

Wie overal in het dorp wil komen zal gebruik moeten maken van de slootjes. Kronkelend door en rond het dorp ligt een goed verzorgd slotennetwerk. Het vervoer gaat voornamelijk over het water.
Ik hoorde eens dat Giethoorn een knullige miniatuur van Venetië zou zijn. Onzin natuurlijk. Maar laten we, om het punt, die lijn even vasthouden. Als Giethoorn een miniatuur is van Venetië, dan is dit dorp, mijn domicilie voor drie dagen, een lullige miniatuur van Giethoorn.

Voor drie dagen was dit dorp mijn huis. Dat was de afspraak en gelijk ook de enige afspraak. Er zou geen vaste dagstructuur zijn die me verleidde tot het regelen of uitvoeren van allerlei taken. Het ontbreken van een vooraf uitgestippeld plan was het enige plan.
Maar het belangrijkste: het was niet thuis.

Ik zal het proberen te schetsen, mijn romantische plaatje. Het beeld dat ik zag; de reden voor het inzetten van deze hele onderneming. Wat had ik gezien in de dagen, de uren, voordat ik vertrok – voordat ik knielde om de stervensweg van een reusachtige libelle te bestuderen. 

Mijn romantische plaatje. Ik blijf het zo noemen. Herhaling is machtig. Ook al lag er dan een in oorsprong vreselijk cliché aan ten grondslag. Rust. Ik hoopte rust te vinden. En de tijd om de drie boeken die al tijden op me lagen te wachten eindelijk eens te lezen. Twee dan toch. 

Ik zou een bootje huren. Zo'n ijzeren vissersbootje, zonder enige vorm van luxe. Twee pinnen om de riemen aan de boot te haken en het roeien te vereenvoudigen. En achteraan een inkeping waar de motor opgehangen kon worden. Mijne zou een motortje hebben. Niet een die gruwelijk hard kon, maar zo’n kleintje. Een bijna geluidloze. Een naaimachientje.
De boot zou mijn huis zijn, nog meer dan de tent.

En ’s ochtends zou ik stinkend uit die tent kruipen. Mijn hoofd nog wat zwaar van de rode wijn, in dat bootje stappen, door de smalle sloten van mijn lullige miniatuur van de knullige miniatuur van Venetië varen, om aan te leggen bij het lokale bakkertje waar ik broodjes en een krantje zou kopen. Daar heb je het, in een zin.

Later, weer thuis, zou ik lyrisch zijn over de rust en de kalmte. Uitgebreid verhalen over de mogelijkheid tot concentratie. Had ik kunnen dichten, mijn sterkste werken zouden daar vandaan komen.
Ik zou roepen dat ik terug wilde. Dat ik er zou kunnen wonen. En willen wonen. Op z’n minst een vakantiehuis.
(Ik zou van binnen weten dat de stilte me zou doden. Maar ik zou het ontkennen. Een paar dagen in ieder geval, tot ik weer gewend was aan thuis.)

In drie dagen zou ik veel mensen leren kennen. Bij de bakker, die gezelligerd in een blauw-wit geblokte broek met een flinke pens bollend onder zijn  witte T-shirt. Of in het enige café. Of mogelijk in een andere uitgaansgelegenheid - ik kan zo gauw niet bedenken welke er nog meer in het dorp is. 

De plaatselijke bevolking zou in eerste instantie stug zijn, een beetje wantrouwend. Maar nadat de kat uit de boom was gekeken (en in een zak gestopt, verzwaard met stenen in een van vele slootjes gekeild. Wat haat ik katten.) zouden ze zich hartelijk tonen. We zouden vriendelijk naar elkaar knikken, varend op een van de vele slootjes. 

Al varend door die sloten en rietvelden zou ik vele foto's maken van het natuurschoon. Die ik na terugkomst mijn vrienden door de strot zou duwen, inclusief uitgebreide verhalen die niemand begrijpt als je er niet bij geweest bent. En aan het einde van mijn lyriek zou ik ze overhalen om ook eens zo'n tripje te ondernemen. Geïmponeerd door mijn enthousiasme zouden ze zacht glimlachen en tegen me liegen: “Inderdaad wat een goed idee. Moet ik ook eens doen.”
Binnen een paar weken zou ik geen drang meer voelen om die foto's te bekijken. Foto's van bloemen zijn na drie keer kijken echt niet meer interessant. Wat te denken van rietvelden. Uiteindelijk zou ik zonder veel gevoel het hele fotomapje wegknikkeren. 

 

Ik zou, ik zou , ik zou.
Waarom schets ik het beeld zo uitgebreid, zo ingekleurd, vol speculatie? Het oorspronkelijke plan bestond uit niet meer dan een bootje, verse broodjes en een krantje in de ochtend. En veel lezen. Dat is het, dat zijn alle ingrediënten.
En o ja, cappuccino en wijn op een terras. Daar, juist daar. Om toch nog een beetje onder de mensen te zijn. Om een praatje te kunnen maken met een dorpeling. Drie dagen afzondering is heerlijk. Zolang dat niet betekent dat ik drie dagen mijn stem niet kan gebruiken. Zolang niet praten, dat red ik niet. 

 

(Wordt vervolgd)