Vrijetijdsbesteding

Wat een raar woord is dat eigenlijk, vrijetijdsbesteding. Besteding geeft aan dat het een uitgave is, iets waar je zuinig mee om zou moeten gaan. We geven het zelfs expliciet aan: vrije tijd. En dat is vreemd, want zijn wij immers niet allemaal vrij geboren? Kennelijk dus ook weer niet zo vrij, dat alle tijd die we hebben, vrij tot onze beschikking staat om mee te doen wat we willen. Dat kan natuurlijk wel, maar daar zitten weer consequenties aan. Dan val je buiten het strakke keurslijf van de hedendaagse maatschappij. De meeste tijd is om te werken en daarnaast hou je nog een beetje vrije tijd over die je naar believen in mag vullen. Zoals we vroeger zeiden: werken is leuk, maar er gaat zo verdomd veel vrije tijd in zitten. De weinige vrije tijd die we over hebben, gaan we dan vervolgens weer vullen met allemaal zinloze dingen om de tijd maar te verdrijven.

De afgelopen twee weken had ik de beschikking over heel veel vrije tijd, ook wel vakantie genoemd. Ook zoiets raars, vakantie. Hoe is het zo gekomen dat we en masse twee, drie weken in de zomer ergens anders heen gaan. Niet alleen wij, maar vrijwel iedereen, wereldwijd. Kennelijk is het ergens anders dus leuker dan waar je normaal gesproken woont. Anders hoef je niet weg als je twee of meer weken vrij bent. Hoe zou vakantie ontstaan zijn? Iemand moet er ooit mee begonnen zijn. De eerste vakantiegangers waren natuurlijk de ontdekkingsreizigers. Die hadden er min of meer hun beroep van gemaakt; je zou het de eerste touroperators kunnen noemen. Daarna was het hek van de dam en wilde iedereen wel van die spannende reizen maken, zodat we tegenwoordig min of meer verplicht iedere zomer, lente en/of winter kriskras door ons eigen land of de wereld trekken.

In mijn vakantie heb ik veel gevist. Wat heet veel, iedere dag wel een paar keer. We zaten aan het water, dus was het niet moeilijk om af en toe een uurtje de hengel uit te gooien. Veel gevangen ook, veel meer dan ik normaal vang. Niet dat ik nou zo vaak vis hoor. Vroeger deed ik het vaker en toen was het al niet vaak. Meestal ging ik met mijn vader vissen. Die zag ik zo'n vier tot zes keer per jaar en vaak gingen we dan vissen. Hij had ook geen idee wat hij met die weekenden met zijn zoon aan moest en omdat ik weleens een keertje gezegd had dat ik soms ging vissen, was dat een welkom tijdverdrijf. Hij was gek op vissen en een bijkomend voordeel was dat je dan het meerendeel van de tijd zwijgend naar je dobber zat te staren. Zo ben je toch samen bezig en heb je er geen last van. En je hoeft nauwelijks te praten.

Uren zaten we daar aan het water. Regelmatig zag ik de schaduw van de bomenrij aan de overkant van het water zich verplaatsen van de linker- naar de rechtkant van zijn dobber, zonder dat hij wat gevangen had. Ik ook niet trouwens. Maar hij kón vissen. Althans, dat meende ik af te kunnen lezen aan de spullen die hij had. Zo'n grote koffer waar alles in kon en waar je ook op kon zitten. Dat vond ik misschien nog wel het mooiste van het vissen, al die spullen. De dobbers, de haakjes, de loodjes, de verschillende soorten kunstaas, te veel om op te noemen. Ik had al die spullen niet. Hij had voor mij een simpele maar mooie uitschuifhengel gekocht en voor een verjaardag had ik een klein koffertje met een paar spulletjes gekregen. Mijn vader had zelf de mooiste werphengels met allemaal soorten molens, voor de verschillende soorten vissen die hij zou kunnen vangen. Aan de spullen lag het niet.

We gingen ook wel 's morgens vroeg vissen, om een uur of vier, vijf. Joost mag weten waarom, want het veranderde niets aan de hoeveelheid gevangen vis. Zo vroeg vissen was goed voor de karper, dan beten ze beter. In het begin geloofde ik hem op zijn woord, de topvisser die ik in hem zag. Al begon ik na verloop van tijd te vermoeden dat iemand vergeten was om de karpers over dit feit te informeren. Eén keer vroeg ik hem waarom hij altijd ingooide aan de overkant van het water.
"Omdat daar de vissen zitten."
"Waarom gaan we daar dan niet zitten, dan hoef je ook niet zo ver te werpen?"
"Omdat we dan de vissen wegjagen."
"Maar dan kunnen we toch heel zachtjes doen?"
Om vijf uur 's morgens gaan vissen is een serieuze zaak, en geen tijd voor grapjes.

Vissen was lange tijd niet leuk meer. Toen mijn oudste dochter het wilde doen, begon ik het weer leuk te vinden. Af en toe een hengeltje uitwerpen en nog steeds met simpele spullen. Een uitschuifhengeltje, stukkie brood en vissen maar. Een paar voorntjes vangen is nog steeds veel leuker dan uren gaan zitten wachten op die ene karper of brasem die toch nooit komt. Hopelijk blijft mijn dochter het leuk vinden en leert ze ook een beetje vissen. Mijn vader heeft mij nooit leren vissen. Hij heeft me geleerd om stil langs de waterkant te zitten met een kunststof stok in mijn handen.