Nederwaard: Boem is ho

“Nee dank je, ik liever niet.” Luc van Lier vond het echt te lullig voor woorden. Warme chocola. Zelfs Kirsten, de serveerster van Brasserie Hans, had hem verbaasde blikken toegeworpen. Eentje was al erg genoeg geweest, dus. Gezondheidswethouder Ad Flink bestelde voor zichzelf nog een warme beker kleinburgerlijkheid, en stortte zijn hart verder uit bij de sterverslaggever van de Nederwaardsche Courant. Alles en iedereen viel over hem heen. De misstanden bij Zorgmaatschappij Cordaat bleken nog veel erger te zijn dan was gevreesd. Bejaarden die onterechte rekeningen kregen. Buitengewoon smerige kamers. Wegbezuinigd personeel. En Flink werd daarvoor verantwoordelijk gehouden. Zijn Christelijke Democraten Alliantie had jaren geleden samen met de Vrijheids Volks Bond bedacht dat marktwerking zou leiden tot meer en betere zorg voor minder geld. Dat was een faliekante mislukking gebleken, hetgeen de geplaagde bewindsman nu hardhandig werd verweten. En er was meer. Volkomen onnodig had Flink vorig najaar veel te veel griepvaccins besteld. In tegenstelling tot het advies van de deskundigen had hij voor iedere inwoner van Nederwaard twee vaccins besteld. Achteraf bleek dat er slechts eentje per persoon nodig was geweest, en lag voor vele tientallen miljoenen euro’s aan onbruikbare ampullen in de kelder van het ziekenhuis. Ad Flink smeekte Luc om geen streng stuk te schrijven, maar aan dat verzoek gaf Luc geen gehoor, waarop de gemankeerde gezondheidswethouder kwaad weg beende.

Luc vond het sowieso vreemd dat zo’n eigenaardige club als de CDA zo’n spilfunctie speelde in het maatschappelijke en politieke leven. Uitgerekend die Zweers die de diplomafraude ging onderzoeken. En dan nu die Guus Lubberts die was aangezocht om een stadsbestuur van CDA, VVB en het Platform Voor Veiligheid in elkaar te flansen. Dezelfde Lubberts die was ontslagen als hoge ambtenaar bij de Europese Vluchtelingen Organisatie, nadat hij bij wijze van “arbeidsmotivatie” een ambtenares bij de borsten had gepakt. Maar toch was hij de volgende die mocht proberen, een coalitie te smeden. De CDA was, ondanks de historische verkiezingsnederlaag hard op weg om zijn machtspositie te herwinnen.  Het was hard gegaan, deze week. De vorming van een Paars-pluscoalitie was op de klippen gelopen. Het onderlinge vertrouwen werd steeds opnieuw ondermijnd door de leugenachtigheid van Femmy Bakema, die namens LinksMilieu de onderhandelingen had gevoerd. Toen Femmy een koffiedame op het stadhuis luidkeels had beschuldigd van een moordpoging omdat de geserveerde koffie te heet was geserveerd, hadden Mart Schutte van de VVB en Rob van Ven van de Arbeiderspartij besloten, de stekker maar uit de besprekingen te trekken. Het was sowieso een rare serie gesprekken geweest. Van Ven had steun gezocht in linkse hoek, en had wel willen praten met Bakema, maar niet met Emiel Roeper van de Socialistenbond, terwijl die sinds de verkiezingen bijna twee keer zoveel zetels had als LinksMilieu. Luc gruwde van de dreiging van een rechts college, dat in het zadel moest worden geholpen door Tjeerd Schilders en diens PVV. Een partij die zeer omstreden was door zijn eis, dat de etniciteit van de burgers zou worden vastgelegd in de bevolkingsadministratie op het stadhuis. Schilders was ervan overtuigd dat het leeuwendeel van de criminaliteit op het conto kon worden geschreven van ‘Nieuwe Stadsgenoten’, die volgens hem “massaal vanuit buurgemeente Beverwijck de veerpont over het Bantij hadden genomen, op zoek naar een luilekkerland waar fatsoensregels waren ingeruild voor het recht van de sterkste en uitkeringen gratis werden verstrekt.” Iedereen was stomverbaasd dat de CDA zich bereid had getoond, met het PVV in zee te gaan. Voor de verkiezingen had die partij nog bij hoog en bij laag volgehouden, dat daar geen sprake van kon zijn…

Maar opeens werd Luc in zijn overpeinzingen ruw gestoord. “Mag ik even bij u komen zitten?” Luc herkende de zalvende stem van Bernd Meerlandt, de Algemeen Directeur van de Nederwaardsche Lokaal Spoorwegmaatschappij. Een diep gevoel van onbehagen maakte zich van de sterverslaggever meester. Hij realiseerde zich dat de noodzaak, zo nu en dan te praten met mensen aan wie je een pesthekel hebt ook bij het journalistieke ambacht hoort, maar ook dat dat nooit went. Meerlandt zag er tevreden uit. “95 procent op tijd. Zo goed hebben we het nog nooit gedaan. Voorpaginanieuws, Van Lier!” Luc beet de zelfingenomen spoorwegbaas toe dat die een lovend artikel wel op zijn buik kon schrijven. Immers, tot voor kort was de wettelijke norm geweest, dat een trein bij drie minuten vertraging als laat werd geregistreerd. De NLS had dat eigenhandig opgerekt tot vijf minuten. Dus in plaats van twee minuten, mocht een trein nu vier minuten te laat zijn om nog als op tijd te worden beschouwd. Twee keer zo slecht dus als voorheen. Woedend riep Meerlandt dat hij zijn reclamebureau opdracht zou geven om alle advertenties in de Nederwaardsche Courant te schrappen. “Je doet maar,” antwoordde Luc, “Ik ben niet te koop. Fatsoen weegt zwaarder dan poen.” Terwijl zijn opponent even na moest denken over een gepast antwoord, klonk uit de omgeving van het station een donderend geraas. Stofwolken waren een paar tellen later boven de huizen uit te zien. Meerlandt en Van Lier sprongen op en stormden naar het Stationsplein. De ravage was verschrikkelijk. Een trein was niet op het station gestopt, maar door een stootblok heengereden en had zich dwars door een winkel een weg naar het stationsplein gebaand. Spoorbaas Meerlandt hervond zich als eerste, en sprak: “Maar hij was wél op tijd!”