Vakantiestress: Badstoffen billen

Mijn vader was altijd bezig met vakantie. Het hele jaar door. Vanaf het moment dat we na drie weken vakantie thuiskwamen vertelde hij aan iedereen die het maar wilde horen hoe fantastisch het in Frankrijk was geweest. Hoe hij door de Fransen was opgenomen in hun vriendenkring en zelfs mee mocht doen met Jeu de Boules. Nou, dat gebeurde niet vaak hoor, dat Nederlanders uitgenodigd werden voor Jeu de Bouleswedstrijden! Maar hij mocht dat wel. En dan gaf hij in het Frans – dan klonk het overtuigender – de gesprekken weer die hij daar had gehad.
In eerste instantie praatten wij vol overgave mee: net terug uit Frankrijk met een kop vol indrukken, ja, dat wilde je wel kwijt aan je vrienden en familie. Maar ach, het leven nam spoedig weer zijn normale loop, de foto’s lagen inmiddels vergeten op de kast, de scholen begonnen weer, ouders gingen weer aan het werk, en dat was dat.

Maar niet voor mijn vader. Hij blééf over de vakantie praten, tot kerst aan toe. Dan werd hij een poosje stil. Zwijgzaam. Niks voor mijn pa. We keken elkaar dan ook ongerust aan, zo nu en dan. Hij zat maar in zijn stoel, aan zijn snor te plukken, shaggies te draaien en voor zich uit te staren. Dit bleef zo tot Nieuwjaarsdag. Dan veerde hij ineens op en zei tegen mijn moeder: “Dit jaar gaan we het hélemaal anders doen.” Mijn moeder zuchtte dan diep. Ja hoor, de plannen voor de volgende vakantie stonden alweer op stapel. En van januari tot juli zou over niets anders gesproken worden dan over die drie weken Frankrijk.

Wij hadden een vouwwagen, een Alpenkreuzer. Al weken voor de vakantie werd het ding opgezet op het pleintje voor ons huis. Mijn vader liep er dan omheen om alle deugden van de vouwwagen maar weer eens op te noemen.
Het had heel wat voeten in aarde voordat wij daadwerkelijk op vakantie gingen. Mijn moeder ging er altijd weer vanuit dat er geen supermarkten bestonden in Frankrijk. Hamsteren, dát deed ze. We gingen met 25 kilo aardappels op pad, kilo’s groenten, pakjes instant soep, macaroni, wc-papier en noem het maar op. Het huis moest met bezemen worden gekeerd, alle was moest worden weggewerkt, huisdieren naar hun logeeradres gebracht, tassen moesten worden ingepakt en mijn vader zorgde voor het handig inpakken van auto en Alpenkreuzer. Je kon daar veel in kwijt. En bovenop de Alpenkreuzer stapelde mijn vader ook nog heel veel spullen, waar dan een handig zeiltje overheen ging en met touwtjes werd dat vastgemaakt. Stralend van trots liet hij dan aan ons zien dat ál die bagage een plekje had gekregen. Wat? Sterker nog, er had nóg wel meer bij gekund!

Hij wilde het liefst in één keer doorrijden. Geen gezeik met overnachten, en pauzes, maar het verstand op nul en de blik op oneindig en doorrijden tot Sisteron. Huppekee. Maar dat kon natuurlijk niet met een gezin met vier kinderen.

De avond voor vertrek zorgde mijn vader dat de vakantiestemming er lekker in begon te zitten. “Luister goed,” sprak hij dan met barse stem. “Morgenochtend vertrekken we stipt om zes uur. Als je niet op tijd klaar bent, dan kan je dus niet mee op vakantie, en dan meld je je maar bij je oma. Kan je daar lekker drie weken bivakkeren!” Hij stopte dan even met praten om zijn driftig gedraaide shaggie van vuur te voorzien. “We stoppen zo min mogelijk, dus je houdt je plas zo lang mogelijk op, is dat begrepen?” Mijn moeder begon onmiddellijk te sussen en kreeg dan zelf vervolgens de volle laag. “Mag het één keer per jaar op mijn manier gaan, ja? Ik werk me helemaal de tering het hele jaar, en drie weken per jaar mag ik eindelijk eens doen waar ik zelf zin in heb. Drie weken per jaar! Ik heb hier het hele jaar naar uitgekeken, en niemand gaat dit dus even voor mij lopen verpesten! Is dat duidelijk? Ja? Ik vroeg: Is dat duidelijk?”
“Ja pa,” mompelden wij braaf en we gingen zo snel mogelijk naar boven, want morgen was het vroeg dag, en om nu in de buurt van pa te zijn leek ons als kinderen niet heel erg slim.

Op de dag dat we op reis gingen, was iedereen natuurlijk ruim op tijd present. Drie weken naar oma was nou ook niet bepaald een aanlokkelijk idee. Mijn moeder rende zich helemaal rot, want er moest ontbeten worden, maar dat moest ook weer opgeruimd worden, en om zes uur wilde mijn vader rijden. Hij was zwijgzaam en chagrijnig en de stemming was bedrukt. Je durfde nog niet eens te zeggen: “Joepie, we gaan op vakantie!”
We gingen dus zo onzichtbaar mogelijk in de auto zitten en probeerden zo min mogelijk te zeggen over ruimtegebrek en ellebogen in nekken en zo.

Natuurlijk hielden we het geen uren vol zonder eens een aanvaring met broer of zus te hebben. Dan schreeuwde mijn vader vanachter het stuur: “Jullie moeten lekker zo doorgaan, ja! Nog even, en dan parkeer ik hier op de vluchtstrook en dan donder ik jullie er allemaal uit! Kan je terug lopen naar huis! Zeg jij er dan snotdomme eens wat van!” Dit laatste was dan met een woeste blik richting mijn moeder.
Ik hoorde haar vaak zuchten onderweg. Dan pakte ze maar weer de zak met snoep en deelde wat lekkers uit. “Als ik er maar niks van terugvind in mijn bekleding, want dan kan je lachen!” riep mijn vader dan weer. “Ja, ja, let jij nou maar op de weg. Ook een snoepje?”

We waren altijd zielsgelukkig als we als compleet gezin op de camping aanbelandden. Niemand was uit de auto gezet, pa was over zijn ergste stress heen zodra we de Franse grens over gingen en bij Grenoble begon altijd de zon te schijnen en dat kwam zijn humeur onmiddellijk ten goede.
Op de camping werd de Alpenkreuzer uitgevouwen, het slaaptentje voor ons werd opgezet, en voor hem kon de pret beginnen. Meestal trok hij zich eerst maar eens terug voor een dutje, want hij was moe van de lange rit. Het was dan ook een uitputtingsslag, in een keer naar Zuid-Frankrijk rijden.

Maar dan begon de uitputtingsslag voor mijn moeder. Drie weken lang. En dat realiseerde ik me pas toen ik zelf kinderen had en met dat grut op een camping bivakkeerde. Dan heb je als moeder geen vakantie, nee, dat is gewoon onder primitieve omstandigheden keihard afzien.

Als ik aan mijn moeder denk tijdens onze vakanties in Frankrijk, dan zie ik alleen maar haar kont voor me. Een kont met een roze, badstoffen kort broekje eromheen. En daaronder twee beentjes. De rest van haar lijf hing altijd ondersteboven in de handige opbergvakken van de Alpenkreuzer. Net als bij een caravan en een boot kon je van de tafel en de twee banken een tweepersoonsbed maken. Dat deed ze dus elke avond. En elke morgen moest ze die hele zooi weer opklappen om er weer een zithoek van te maken. Die banken waren voorzien van een klep. En als je die klep optilde, dan had je een zee van ruimte om spullen in op te bergen. Er lagen badhanddoeken, etensbenodigdheden die niet koud hoefden te staan, kleding en de spullen die ze ’s avonds weer nodig had om het bed op te maken.
Altijd stond ze daar naar spullen te zoeken. Naar handdoeken, want we gingen naar een riviertje, naar pakjes macaroni, want ze moest op een piepklein gasstelletje dat in de voortent op de grond stond voor vijf mensen eten fabriceren, naar een boek voor mijn vader, eeuwig met die klep omhoog en met de badstoffen billen naar achteren gestoken.

Ze klaagde nooit. Veegde de voortent elke dag uit, stond met emmers biotex de nodige wasjes te doen die ze aan een geïmproviseerde waslijn ophing, liep naar het washok om water te halen voor de afwas, zette het ene keteltje water na het andere op voor de was, de koffie en voor de afwas, kortom, het werk dat thuis in vijf minuten klaar was, kostte haar hier veel meer tijd. 

Mijn vader had vakantie. ’s Morgens kreeg hij een lekker ontbijtje van mijn moeder. Wij gingen om beurten naar het kampwinkeltje om stokbrood te halen, mijn moeder zorgde voor de rest. Na het eten hielpen wij kinderen mee om alles weer op te ruimen, terwijl mijn vader een rondje over de camping liep. Even praten met zijn Franse vrienden. Het eerste glaasje Pastis zat er meestal om 11 uur al in. Hij kwam alleen nog van de camping af als we gingen zwemmen, of als er boodschappen gedaan moesten worden in een supermarché.

Na drie weken gingen we weer naar huis. Mijn vader was dan wederom in een mineurstemming, omdat het feest alweer voorbij was en hij maandag weer aan het werk moest. Mijn moeder werd juist steeds opgewondener, omdat ze heerlijk naar haar eigen huis terug mocht. En niet, dat ze het niet naar haar zin gehad had, maar ze was nou eenmaal het liefste thuis. Naar Frankrijk deed ze echt, om haar echtgenoot blij te maken.

Het was meestal al laat in de avond als we thuiskwamen. “Morgen halen we de spullen wel uit de auto,” zei mijn vader dan. “Ik ga nu eerst slapen, wát een lange rit was dat zeg! En nou duurt het een jaar voordat we weer op vakantie gaan! Nou, welterusten." Wij keken in de berg post of er nog vakantiekaarten van familie of vrienden waren gekomen en wilden nog lang niet naar bed.

Mijn moeder ging met een gelukzalige glimlach op de bank zitten. "Wat zit die bank toch heerlijk zacht," hoorden wij haar mompelen. En met een liefdevol gebaar streek ze met haar hand over de kussens van de bank. En ook de dagen erna was ze helemaal in haar nopjes. De was kon zómaar de machine in, het koffiezetapparaat maakte haar leven weer wat makkelijker, en de koelkast was op ooghoogte. Ze haalde heerlijk volkorenbrood bij de bakker omdat ze geen stokbrood meer kon zíen. Het zou weer een jaar duren, voordat wij alleen nog maar haar badstoffen billen en blote beentjes te zien zouden krijgen.