Ongewenst triootje in de buitenlucht

Het begint goed, je zit in een bijna lege trein, een hele anderhalfzitsbank die bij het spoor voor tweezitsbank doorgaat, tot je beschikking.  Plus die er tegenover, inclusief de extra beenruimte die je in een volle trein moet afstaan aan je overbuurman of -vrouw. Alles lijkt optimaal voor een aangenaam reisje van een uur in de Intercity. En dan komt er op het station toch nog een allerlaatste passagier binnen. Alle lege banken loopt hij voorbij, hij komt tegenover je zitten, erger nog, naast je. Plompverloren dringt hij je comfortzone binnen. Wie een beetje fatsoen heeft, doet een medemens zichzelf niet nodeloos aan.

Maar vul nu eens voor een treincoupé, een mooi plekje aan het water in en voor die allerlaatste treinpassagier zo iemand met een hengel. Een sportvisser wordt zo iemand om onbegrijpelijke redenen genoemd. Ik zit dus op een mooi plekje aan het water. Prachtig zomerweer. Met een goed boek, wat lekkers te eten en te drinken, maar zonder hengel. Genieten dus. Het was een eenpersoonsplekje, er kan wel iemand bij, maar alleen als het iemand is met wie je iets moois hebt. Met die 2 vissers die mijn idylle kwamen verstoren had ik helemaal niets moois. Zonder te vragen of ze erbij mochten komen zitten, kwamen ze erbij zitten. En met elkaar te praten, over vissen. En hengels in het water te hangen en weer op te halen en weer in het water te gooien. En daar weer over praten. Op luttele meters afstand, ruim binnen mijn comfortzone. Een ongewenst triootje. Alsof je met een vriendin aan het seksen bent en er ongevraagd een vent je slaapkamer binnen komt die mee gaat doen.  

Vissers zijn van mening dat ze met hun visakte meteen het recht kopen om plekjes die ze geschikt vinden om er een hengel uit te gooien, in hun termen heet dat een visstekje, in te pikken wanneer het ze belieft. Zoals er hondenbezitters zijn die denken dat ze via de hondenbelasting het recht kopen om de wereld te vervuilen met hondendrollen. Als er op een visstekje waar zo'n sportvisser zijn oog op heeft laten vallen, al iemand zat, heeft die pech. Een indringer zoals ik die ook heerlijk aan het water wil zitten, maar dan zonder hengel, is in zijn ogen een soort allochtoon die maar terug moet gaan naar waar hij vandaan kwam. En ik laat me wegpesten, voor iemand als ik is de lol er toch al van af. Zo'n visakte, is op zich al iets merkwaardigs. Je koopt er het verbod mee af om te vissen. Het doet denken aan de corruptie die je in derdewereldlanden verwacht, je schuift een ambtenaar regelmatig iets toe en dan knijpt hij een oogje dicht als je met je hengeltje op pad gaat.

Maar ik weet een oplossing voor het vissersprobleem. Het zou al schelen als vissen voor iedereen verboden zou worden op mooie zomerdagen. Mooie dagen zijn voor genieters zoals ik. Aan de rest van het jaar moeten sportvissers ruim voldoende hebben, dit is tenslotte Nederland. Zij zitten er niet mee om in de motregen en de gure wind te gaan zitten staren naar het water, dat is het echte visweer. Waar zijn de grauwe bodywarmers, de grote groene paraplu's en de dikke plastic regenpakken anders voor bedoeld?