Slaapbehoefte

Ik ben heel erg op mijn slaap gesteld. Dankzij een vreemde nasleep van de heerlijke ziekte Pfeiffer heb ik vrij véél slaap nodig, negen uur op zijn minst. En als ik wakker word gemaakt door onvoorziene omstandigheden, dan heeft de rest van de wereld een probleem. Het vervelende is dat ik erg licht slaap, een familietrekje waar mijn moeder ook reuzelast van heeft. Er hoeft maar een klein geluidje ergens te ontspringen en ik heb mijn ogen al wijd open.

Als mijn extreem rare laptop weer eens midden in de nacht besluit om aan te gaan, terwijl ik hem keurig uitgezet heb de nacht van tevoren, en de stekker uit het stopcontact heb gerukt, dan ben ik meteen klaar wakker en bóós. Als ik vergeten ben – ja oke, dan is het inderdaad mijn eigen schuld maar goed – om mijn mobieltje ’s nachts uit of helemaal op stil te zetten – van de trilfunctie word ik wakker – en de een of andere malloot besluit dat het leuk is om mij midden in de nacht te bellen of te smsen, hoed je dan voor het smsje terug want het zal vol vergif zitten. Mijn vier huisgenoten hoor ik stuk voor stuk thuiskomen, tandenpoetsen, ’s ochtends weer de wekker uitdoen, douchen en weggaan. Ik ben dan wel weer een uitstekende oppas; zo gauw mijn zeven maanden oude engel van een oppaskindje, waar nog wel eens een column over komt, maar een geluidje maakt, sta ik al naast het bed. Ook als ik een halve minuut daarvoor nog vredig lag te knorren op de uiterst comfortabele bank.

Eventuele ex-vriendjes hebben te kampen gehad met mijn bijna onnatuurlijke drang naar slaap. Samen in een éénpersoonsbed slapen is sowieso een ramp, maar als je van iedere beweging en ieder geluidje wakker wordt, is het een hel. Als ik naast iemand moet liggen in een éénpersoonsbed, de hele nacht, dan slaap ik hoogstens een halfuurtje. Meestal komt het er op neer dat zo gauw mijn lief in slaap valt, te merken aan de ademhaling en plotselinge verslapping van spieren, ik voorzichtig onder zijn arm uitkruip om lekker op het logeerbed te gaan liggen. Hij mist me toch niet in zijn slaap. Gelukkig voor mij heb ik zelf sinds een jaar een twijfelaar – die ik overigens vol trots een tweepersoonsbed noem, maar dat is het dus niet – en nu kunnen mensen dus gerust naast mij liggen. Tenzij ze het wagen om midden in de nacht tegen mij aan te kruipen.

In een tweepersoonsbed is prima apart van elkaar te liggen, maar helaas heeft het mannelijk geslacht nogal een natuurlijke neiging om half in slaap lekker te gaan knuffelen met het vrouwpersoon dat er naast ligt. De meeste vrouwen vinden dat prima, lief en gezellig maar bij mij moet je het niet proberen. Ik ben gek op knuffelen, daar niet van, maar ik kan niet slapen zo lang ik vastgehouden word, en ik word wakker van iemand die me ineens lief aankruipt. Midden in de nacht ben ik persoonlijk niet al te rationeel en toerekeningsvatbaar. Daardoor is het menig keer voorgekomen dat ik, na een paar keer wegrollen en mompelen: ’Nu niet schat, blijf van me af,’ de notoire knuffelaar letterlijk het bed uit heb geduwd. Wie niet luisteren wil moet maar.. etcetera.

Maar de grootste ergernis voor mensen zoals ik, die erg licht slapen, is de snurker. De snurker, meestal een man, af en toe een vrouw, maakt knorrende geluiden bij het in- of uitademen. Bijna iedere familie heeft er wel een. Mijn vader is bij ons de boosdoener. Hij snurkt zo ongelooflijk hard dat ik, als ik weer een weekendje thuis slaap, twee verdiepingen hoger niet kan slapen van het notoire geronk dat door de dikke vloeren heendringt. Mijn moeder, die even licht slaapt als ik, is op een gegeven moment zelfs bij mij op zolder komen slapen. Dit bleek achteraf echter te komen doordat mijn ouders gingen scheiden en wij kinderen dat nog niet wisten, dus wij plakten er de snurk-oorzaak aan; maar dat is een ander verhaal.

Nou had ik afgelopen weekend een feest: mijn oom werd 50 jaar. Met alle familie en vrienden zaten we in een grote boerderij. In iedere kamer sliep een bonte verzameling aan mensen. Het was een fantastisch feest; mijn neefje en ik gingen als allerlaatsten naar bed, nadat we uren bij de vuurkorf buiten hadden zitten kletsen. Ik lag tussen mijn vader en een soort achtertante – ik weet eigenlijk niet wat ze nu precies van me is, de dochter van de zus van mijn oma – en ik viel uitgeput in een heerlijke slaap. Een uur later schrok ik wakker van een enorme kettingzaag; of dat dacht ik. Het bleek mijn oom te zijn – niet de oom die vijftig werd, een andere – die aan mijn voeteneinde lag te snurken. En hard ook. Een halfuur later was ik van ergernis bijna zo ver dat ik mijn luchtbed naar de andere kant van de boerderij wilde slepen om daar verder te slapen, en op dat moment hield hij ineens op. Met een gelukzalige glimlach nestelde ik me wat dieper in mijn slaapzak, sloot mijn ogen en liet mijn gedachten los.

Een schamele vijf minuten later barstte de hel los. Mijn vader, die op geen halve meter van me lag, begon met snurken, waarop mijn oom ook begon, en zelfs de vrouw naast me begon met snurken. Het leek wel of ze een wedstrijd deden wie het hardst kon snurken. Woest trok ik mijn kussen over mijn hoofd, maar zelfs mijn dikke verenbaal kon niet voorkomen dat mijn gehoor beschadigd werd door het ongelooflijke geronk. Ik heb die nacht een uur en vijf minuten geslapen. De volgende ochtend vroeg mijn vader jolig aan mij of ik goed geslapen had; ik deed alles om hem niet aan te vliegen.

Kort gezegd; blijf alsjeblieft uit mijn buurt als ik slaap en maak vooral geen lawaai. Voor je het weet heb je een furie achter je aan.