BigBlacks met BigMacs

Als ik een hap neem, begrijp ik meteen weer waarom het zo lang geleden is dat ik bij de MacDonalds heb gegeten. Mijn tanden blijven plakken in het kleffe broodje. Het is een broodje met vis. Nou ja, vis… Een vierkant ding met paneermeel. Een slap aftreksel van de visstick. En in een visstick valt zelfs al niet veel vissmaak te bespeuren. Over de ‘vis’ is een sausje gegoten. Om de smaak wat op te krikken waarschijnlijk, maar de boel wordt er alleen  maar drassiger van. Ik probeer een frietje. Wat een domme dunne frietjes, zeg! Dat zijn de frietjes die ik altijd op mijn bord laat liggen. Die normaal gesproken door de gaatjes van het frituurmandje naar de bodem van de frituurpan verdwijnen, zó dun zijn ze. Nee, doe mij maar lekkere Vlaamse frieten, het liefst zelfgemaakt.

Mijn jongste zoon en ik zijn op koopavond naar de Kalverstraat gegaan. Hij wil wat shirts kopen en bij de Jack&Jones is het uitverkoop. Om tijd uit te sparen hebben we besloten om niet thuis te eten, maar om tussendoor in de stad even een vette bek te halen. Zo’n jongen van 17 vindt patat nog steeds het lekkerste eten dat er bestaat. En dus zitten we nu bij de MacDonalds. Terwijl mijn zoon in de rij is gaan staan, heb ik een plekje gezocht voor ons beiden. Dat valt niet mee. Het is druk in de zaak. Uiteindelijk vind ik twee lege krukken naast elkaar. Ik kijk rond. Er vallen mij meteen een heleboel dingen op. Ten eerste het gemak waarmee de mensen zich hier voortbewegen. Alsof ze hier thuis zijn. Ten tweede de enorme hoeveelheden eten die mensen op hun dienbladen mee terugnemen naar hun tafeltje. Hoe krijgen ze het weg?

Er zijn veel negers. Maar ook een grote groep lawaaiige toeristen komt binnen. Zij dragen kleurige T-shirts met de tekst “I love Amsterdam”  erop. Maar mijn blik wordt toch steeds weer naar de zwarte mensen getrokken. Vrouwen met kinderen. Veel kinderen. Ook veel kinderen in buggy’s. En die kinderen lijken allemaal te jengelen. Dat is wel te begrijpen, want op die leeftijd mogen ze nog geen patat, dus zie dan die bekkies maar eens op een andere manier dicht te krijgen. Bij de grotere kinderen is dat duidelijk geen probleem. Er worden in een snel tempo complete menu’s weggewerkt. Van friet tot enorme hamburgers, en emmers met deksels waaruit een rietje steekt. Al etend, praten de vrouwen met harde, schelle stemmen met elkaar. Of ze schetteren iets tegen een zeurend kind dat meteen verongelijkt naar buiten gaat zitten kijken.

Wat mij ook opvalt, is dat je bij de mensen hier niet van een gemiddeld lichaamsgewicht kan spreken. Ik zie alleen maar dikke mensen. Is dat toeval? Mijn oog is gevallen op een stel dikbillige rondbuikige rondborstige negerinnen met net zoveel lichaamsvolume als dat ze stemvolume hebben. Kolere, ze hebben echt niet in de gaten dat er hier nog meer mensen zitten! Ook hun kinderen zijn al hard op weg om zwaarlijvig te worden. Ik kijk om me heen. Er zullen toch ook wel dunne mensen bij de MacDonalds zitten? Ja hoor, daar zie ik een magere man en een magere vrouw. Ze zitten helemaal weggedrukt in een hoekje en kijken al net zo verbaasd rond als ik. Ook geen vaste klanten, waarschijnlijk. Bovendien zitten ze allebei een salade te eten.

Een baby, krijsend als een mager speenvarken, wordt door haar moeder uit de kinderwagen getild en nonchalant wordt er een grote bruine borst uit een krappe bh gepeld. De moeder legt het kind aan en onmiddellijk wordt het in die hoek een beetje stiller. Het kind sabbelt aan de tepel terwijl de moeder verder sabbelt aan haar rietje van de cola-extra large. Haar lippen laten even het rietje schieten om iets tegen een van haar andere kinderen te schreeuwen. Terwijl ze scheldt en schreeuwt, sabbelt de baby tevreden verder.

Inmiddels heeft mijn zoon onze culinaire hoogstandjes weten te bemachtigen en komt naast me zitten. Met smaak begint hij aan zijn BigMac. We grinniken wat om de mensen die we hier zoal zien en vooral hóren en leveren flink wat commentaar. Allemaal binnensmonds natuurlijk, want we willen niemand beledigen. Ik vraag me hardop af waarom er zoveel kleine kinderen op dit tijdstip van de avond meegesleept worden naar de stad. En die moeders het maar gek vinden dat ze liggen te jengelen. Was ik vroeger dan zo’n ouderwetse moeder? Toen mijn kinderen zo klein waren, lagen ze ’s avonds op tijd in bed. Ze gingen niet mee naar de stad, of naar de kroeg, of naar de MacDonalds. Als ik ’s avonds weg moest, dan zorgde ik voor een oppas. En ik vond het belangrijk dat ze gezonde maaltijden kregen. Misschien is het wel een cultuurdingetje. Ik schiet ineens in de lach. Mijn zoon vraagt waarom ik moet lachen. “Ik moet ineens aan je broer denken. Die te pas en te onpas zegt: “Een negerin? Daar moet een neger in!” En aan het aantal kinderen te zien, zijn er heel wat negers in die negerinnen geweest!” We lachen. Het is grappig om naar mensen te kijken en daar samen onderonsjes over te hebben. Dat is ook de reden waarom ik zo graag op een terras zit. Mensen kijken.

Ik pak de milkshake van het blad en neem een slok. Althans, ik zuig aan het rietje. Maar er komt niks uit. Te dikke milkshake. Schudden helpt ook niks. Ik heb het broodje pas voor de helft op, maar mijn eetlust is totaal verdwenen. Omdat ik het zonde van het geld vind om zo weinig van mijn menu te nuttigen, neem ik nog maar een paar frietjes.

Een werknemer van de MacDonalds loopt een beetje wezenloos rond met een doekje in zijn hand. Hij kijkt rond of er ook lege tafeltjes zijn die hij schoon kan maken. Dat is niet aan de orde, want het is stampvol. Elk tafeltje is bezet. In plaats van een andere bezigheid te zoeken, blijft hij gewoon zijn rondjes lopen met het schoonmaakdoekje in de aanslag. Dit lijkt me geen werkstudent. Eerder een jongen die zijn eindbestemming al wel heeft bereikt. Meer zit er niet in. Over 25 jaar krijgt hij hier zijn Gouden MacFisch uitgereikt. Hij ziet er eigenlijk nu al uit alsof deze baan te hoog gegrepen is voor hem.

“Zullen we gaan?” vraag ik aan mijn zoon. Ik kan een geeuw maar nauwelijks onderdrukken. De hele entourage is ook zo ongezellig, dat ik het liefst zo snel mogelijk weer naar buiten wil. Armoe troef. Maar hij gebaart met zijn mond vol, dat hij het nog niet op heeft. “O, sorry,” zeg ik een beetje beschaamd, en probeer nog een slokje van mijn beker beton te nemen. Ach, wat een mazzel, er komt zowaar een klein slokje uit het rietje. Ineens begrijp ik het. De milkshake is niet te dik, het rietje is te dun! Ik trek het rietje uit mijn beker en haal het deksel eraf. Nu gaat het beter. Na een paar slokken heb ik heimwee naar de milkshakes die ik zelf altijd maak. Heel eenvoudig: melk, vanille-ijs, en echte bananen. In de blender, en shaken maar! Onovertroffen. Het is misschien een detail, maar het kan zijn dat mijn milkshakes lekker zijn omdat ik er echt fruit in stop. Kleinigheidje. “Wat moest je eigenlijk betalen voor die troep?” wil ik nog even weten. “O, vijftien euro,” zegt mijn zoon, terwijl hij verwoed met zijn rietje het laatste beetje cola probeert op te zuigen. Vijftien euro. Gauw prop ik nog een paar frietjes in mijn mond. Ik kijk naar het broodje. De MacFish. Nee, ik ga het niet voor mekaar krijgen om daar nog een hap van naar binnen te werken. Wat zonde van het geld.

Als we naar buiten lopen, botsen we bijna tegen een grote groep negers aan. Lawaaiige zwaarlijvige negers. Met veel bombarie komen ze de MacDonalds binnen. Mijn oren doen pijn van de snerpende stemmen. Sommigen hebben tot overmaat van ramp ook nog een mobieltje aan hun oor waar ze in lopen te tetteren. Wat is dat toch met mensen? Stiltezones heb je helaas alleen nog maar in de trein. We laten ze – verstandig als we zijn – maar voorgaan, en enigszins wrevelig vervolgen we onze weg. Net als bij een trein hoor je de mensen eerst te laten uitstappen voor je zelf de trein instapt.

We slagen bij de Jack&Jones, en mijn zoon is blij met zijn nieuwe shirts. Ik heb nog een leuk jurkje weten te bemachtigen. Dat kan ik mooi dragen bij de FOK! columnistenavond op zaterdag 26 juni!
Als we thuis zijn, laten we onze aankopen zien aan mijn man. Hij bewondert onze aanwinsten. Mijn zoon gaat naar bed, en wij kijken nog wat tv. Dan vraag mijn man: “Wat hebben jullie eigenlijk gegeten in de stad?” Ik beantwoord zijn vraag met een wedervraag:
“Hebben we nog brood in huis?”