Eindbestemming

Bijna dagelijks passeerde ze het bushokje op weg naar de supermarkt of de brievenbus. Gisteravond voor het eerst was ze er stil blijven staan, bij haar om de hoek, voor de cafetaria waar ze zo af en toe kwam. En nu zat ze te wachten op lijn 41. Haar eerste busreis sinds… wat? Dertig jaar?

Zeven uur twintig. Veel te vroeg. Ze moest altijd wennen aan nieuwe situaties. Het hielp als ze de omgeving kon verkennen. Zwijgend nam ze plaats naast een meisje van een jaar of acht, dat haar voeten heen en weer liet bungelen op de maat van een liedje dat ze zachtjes voor zich uit zong. Met haar rug tegen de achterwand probeerde ze te ontspannen. Nog vijfentwintig minuten voor de bus zou komen.

Er was een derde wachtende bijgekomen: een jongen met legerlaarzen aan en kleuren in zijn haar. Zijn jas reikte tot aan zijn kuiten. Ze had dat soort jongelui wel eens gezien in de stad. Alternatief noemden ze dat. Ze bekeek zijn gezicht van opzij. ‘Net zo oud als Paul’, schoot er door haar gedachten. Maar Paul was niet alternatief geweest. Een wee gevoel welde op in haar buik. Toen ze haar blik van hem afwendde, zag ze de reclameposter.

Ze kneep zo hard in haar tas dat haar knokkels wit werden. Haar auto! Andere kleur, nieuwer model, maar onmiskenbaar haar auto. Hetzelfde merk, hetzelfde type. Drie jaar lang had ze dag in, dag uit rond gereden met haar ‘Blauwe bliksem’, zoals Paul hem noemde. Tot de avond van het telefoontje. “Mevrouw Verschuren? Gaat u even zitten”, had de rechercheur gezegd. Sindsdien galmden zijn woorden als een mantra in haar hoofd. Zij had in die auto moeten zitten, niet hij.

Ze schrok op van het geluid van een claxon en keek recht in het gezicht van de buschauffeur. Het meisje was weg. Achter een raam van de bus zag ze de jongen een koptelefoon opzetten. Ze zocht steun aan het frame van het bushokje en stond op. “Hé hé, mevrouwtje! Eerst betalen!” braste de buschauffeur toen ze langs liep. Gedachteloos graaide ze diep in haar jaszak, gaf hem een handvol muntjes en ging achter hem zitten. Nog één keer keek ze naar het bushokje buiten. Ze voelde de bus optrekken toen ze de buschauffeur op zijn schouder tikte. “Geeft u een seintje als we bijna bij de bushalte bij het kerkhof zijn?”