Mediageilheid en ik

Ik houd van aandacht. Daarom schrijf ik columns, maak ik op zeer lokaal niveau televisie en sta ik af en toe op de planken met theatersport. Het is erg gaaf om anderen in een paar klikjes over het internet mijn brede scala van producten te laten zien. Maar als ik dan de aandacht krijg, moet het wel draaien om mijn kunnen. Ik ben liever met mijn naam in beeld om wat ik heb gedaan, dan met mijn hoofd om waar ik ben geweest. Dus ik wil best als interviewer in beeld staan, maar ik weiger me te laten lenen als pure opvulling of klapvee; mensen die programma na programma aflopen om door een vloerhoer te worden opgejut om anderen met een warm applaus te ontvangen, terwijl je er nog helemaal niet voor in de stemming bent. Of nog erger: die domme koeien die suf in de lens staren bij Piet Paulusma. Daar ligt écht mijn grens.

Als ik zelf regisseer ben ik echter blij met klapvee. Ook al is een applaus nep, het is altijd handig om te doen of er een lekkere sfeer hangt voor de mensen die thuis zitten te kijken. Stiekem willen die mensen uit het publiek ook allemaal in beeld komen, zodat ze kunnen zwaaien naar hun moeder, oma of jaloerse buurvrouw die zit te kijken. Maar tijdens een serieus onderwerp zit ik helemaal niet te wachten op iemand die ineens uitbundig begint te giechelen en wijzen omdat hij zichzelf in beeld ziet. Mensen die zich niet bewust zijn van de camera en helemaal ingaan op het gesprek zijn immers veel leuker. Die roepen échte emoties op waar de kijker zich mee kan identificeren.

Evenementen zijn leuker om te regisseren dan een vaste studiosetting. Het krioelt er van de mensen die allemaal hun eigen rare trekjes hebben. De verveelde man die verplicht mee moet van zijn vrouw kijkt versuft om zich heen, op zoek naar meerdere slachtoffers zoals hijzelf. Een meisje van twee jaar kijkt verwonderd op naar haar moeder, die grijnzend met drie vriendinnen in een partypic-pose naar de fotograaf staat te hijgen. Twee zeekoeien van vriendinnen zakken zwetend ineen op een bankje nadat ze een half nummer lang mee hebben gelopen in de polonaise. Naveltruimeisjes vinden leren jasjesjongens en verleiden hen met suggestieve bewegingen rond een bierflesje. Op zulke momenten ben ik blij dat ik als regisseur een eigen hokje heb waar ik ongegeneerd kan schreeuwen. “Camera 1, geef me een zeekoe!” roep ik vanuit de regie. “Nee, niet die, maar die andere, met zes onderkinnen! Ja, juist! Camera 3, geile meisjes, nu! Ja… en… camera 3 actief!”

Zo nu en dan sta ik op een evenement als bezoeker. Mijn mediageilheid start dan door camera’s te spotten en in te schatten van welke omroep ze zijn. Dat is natuurlijk puur op professionele basis. Gewoon om te kijken wie waar is en wat zij aan beeldmateriaal binnen willen halen. Zo hoef je bij de landelijke omroepen nauwelijks te proberen om in beeld te komen, die laten 5 seconden van de sfeerbeelden overeind en gebruiken alleen de beste quote van de organisator. Grote regionale omroepen knippen driekwart van het geschoten materiaal eruit voor een korte sfeerreportage, dus de kans om daar op televisie te komen is ook zeer klein. Maar bij de kleinere regionale omroepen borrelt de mediageilheid toch in mij op. Die knallen bijna alles integraal op tv en internet, zodat je later alles door kan linken naar je vrienden via Hyves en Twitter.

Bij het spotten van de regionale omroepen kan ik het dan ook niet helpen om de aandacht van de cameramensen op subtiele wijze te trekken. Ik bedenk welke sfeer de regisseur wil uitstralen, plaats me binnen een redelijke straal van de actieve camera’s en ga met vriendinnen helemaal los binnen het thema, waarbij we de camera’s vanuit onze ooghoeken in de gaten houden. Zodra we een dansje inzetten, is het belangrijk om dit een langere tijd door te doen, zodat de cameraman het eerst kan registreren, dan naar ons zwenken en inzoomen en de regisseur weet dat ik dit lang genoeg volhoud om gedurende vier tellen in beeld te blijven, zonder dat mijn actie tussendoor wijzigt. Op het moment dat dit eenmaal heeft gewerkt, komt de camera vaker terug omdat zij weten dat ik een stabiel shot kan leveren met gegarandeerde vrolijkheid.

Het subtiele werk is altijd het leukste werk. Maar laatst sloeg mijn mediageilheid plotseling toch nog door. Op een plein troffen we ineens Piet Paulusma. Hij rekruteerde weer allerlei mensen om mee in beeld te komen tijdens zijn weerpraatje. Als een menselijk schild plaatste hij eerst de kleintjes voor zich. De groteren dienden als rugdekking. Het was sterker dan mezelf. Ik sms'te al m’n vrienden en familie dat ze moesten kijken en ging erbij staan om dom te koekeloeren in zo’n grote lens. Ik zag het nauwelijks door die mensenmassa voor me, maar deed druk mee tijdens het oant-moarnen.

Ik kreeg geen enkel bericht terug van mijn vrienden en familie. Thuis zocht ik het fragment op. Het resultaat mocht er wezen: een half hoofdje dat een kuif recht legt en een groene mouw die driftig zwaait. Mijn moeder heeft me zelfs niet eens herkend. Daar ging mijn halve minuut van semi-beroemdheid, ruim onder mijn eigen mediagrens. Mediageilheid en ik gaan ondanks alle kennis toch niet samen.