De vrouw die voetbal haat

Karel wordt een andere man zodra hij voetbal kan kijken. Hij wordt een gelukkig man, de borrelnotenkampioen in zijn dorpskroeg en de rijke winnaar van de toto die de barman dat jaar weer uitschrijft. Zijn vrouw Sieneke snapt het allemaal niet. Op het breedbeeldmonster thuis ziet zij de grote lijnen van het spel. Twintig mannen rennen achter een wit stipje aan en twee mannen doen hun best dat stipje te vangen. Er wordt nauwelijks een detail in beeld gebracht. Geen lekkere billen, er is te weinig spanning, teleurstelling, hoop en heldenmoed van de gezichten van de spelers te lezen. Sieneke snapt de ophef om voetbal niet zo. Maar dat is niet de reden dat zij voetbal haat.

Afgelopen zondag ging Karel ook weer naar de kroeg om voetbal te kijken met zijn maten. Sieneke wees hem er nog op dat ze eigenlijk naar de verjaardag van de oude tante Noor moesten, maar Karel ging toch. Willem II kon degraderen, Go Ahead Eagles kon promoveren en tante Noor zou volgend jaar vast nog eens jarig zijn. Ze was wel oud, maar nog niet zo oud dat hij niet een jaartje kon missen. In de kroeg zaten al zijn maten al klaar, met hun ruggen naar de deur. Sieneke wilde hem nog even een kus geven voor ze verder zou gaan, maar Karel was al volledig gefixeerd door het scherm, waar zijn volkshelden het opnamen tegen de barbaren van het andere team. Op zulke dagen is voetbal net oorlog. Karel begaf zich naar de loopgraven van zijn makkers om toe te zien op de strijd.

Bijna twee uur lang keek hij met zijn maten. Niet dat hij ze allemaal kende, maar dat maakt niet uit op zo’n dag. Voetbal zorgt altijd voor een grote saamhorigheid. De mannen waren gefixeerd op het scherm. Ze lachten, scholden, zongen, beten op niet bestaande nagels, grepen met hun handen naar niet bestaande haren en doken naar de vloer zodra er iets tegenzat. Karel sloeg zijn buurman op de schouders van opluchting toen de keeper weer een bal tegenhield. Beiden waren al vergeten dat ze gisteren nog de koppen van elkaars romp wilden trekken om de deuk die Karel in de auto van zijn buurman had gereden. Voetbal zorgde wederom voor de vrede, die zijn vrouw Sieneke met haar eeuwige gepraat niet kon bewerkstelligen.

Tijdens de wedstrijd was Karel wederom meer geconcentreerd dan ooit tevoren. Tussendoor maakte hij een praatje, in de rust bestelde hij meer bier en rende snel naar buiten om zijn shot nicotine te krijgen en af te reageren op de wedstrijd met zijn makkers, maar zodra er weer een beweging op het scherm was, stopte hij midden in zijn zin en vergat alles wat er om hem heen gebeurde. Hij schoof de borrelnootjes met meer ritme naar binnen dan hij in al die huwelijksjaren in zijn heupen bijeen kon brengen. Terwijl de bal alle kanten oprolde, mochten er nog zoveel lekkere vrouwen voorbij komen lopen, maar Karel zag het niet. De enige ronding die telde was de bal.

Maar er was nog meer wat Sieneke aan voetbal haatte. Karel was namelijk in staat om zonder enige problemen alle namen van het elftal op te noemen. Zelfs de bijnamen, de namen van alle reservebankspelers, de mogelijke aankopen en de vijandelijke voetballers van het andere team kende hij feilloos. Hij kon haar ook al vertellen op welke dagen zij geen dagje uit zullen gaan vanwege het WK voetbal in Zuid-Afrika. Hij wist precies in welk jaartal het Nederlands elftal voor het laatst won, in welke wedstrijd, op welke dag en hoeveel dagen het geleden was dat de laatste speler zijn teen verstuikte in een training. Maar Sieneke haat het om dat van haar man aan te moeten horen. Vooral als zij hem een cadeautje geeft voor hun trouwdag en hij de wezenloze blik toont die zich afvraagt waaraan hij dat heeft verdiend.

Sieneke haat voetbal. Intens. Ze wordt groen van jaloezie bij het idee dat het WK er weer aankomt en Karel voor niets anders aandacht heeft. “Als je zo van voetbal houdt, trouw er dan mee!” riep ze hem regelmatig toe. Toch zal ze hem er niet voor verlaten. Ze moet het van zichzelf accepteren dat zijn man een ronde maîtresse in strak zwart en wit leder heeft. Als hij haar maar een flintertje van de aandacht zou geven die hij normaal aan voetbal geeft, zou haar dag al goed zijn. Maar het is natuurlijk een hopeloze zaak. Karel houdt van voetbal.