De kiestoon van de Majesteit


Door de rammelende ruiten van de vooroorlogse voordeur tuur ik naar buiten. Een stoet stoere midlife-crises op Harleys dendert over de klinkers van de Markt. Een jonge vader met tassen vol tweedehands speelgoed probeert zijn dochtertje gerust te stellen dat het niet lang meer duurt voordat de afgewerkte Barbie achter het fornuis van Ken mag, hoewel papa waarschijnlijk liever nog even een terrasje opzoekt. Mama, ook niet de oudste, probeert tevergeefs een softijsje te redden.

Het is Koninginnedag. Althans, dat denk ik. Ik ben er niet zo bewust bij vandaag. Terwijl de Majesteit haar sjieke schoenen vervangt door haar oudste door de honden afgekloven pantoffels, een dikke Cubaan in brand steekt en een fles Black no. 1 burgemeester maakt om haar laatste (ze treedt volgend jaar toch af?) koekhapritueel af te sluiten, dweil ik door de wachtkamer van de tandarts. Mijn kies, met de mooie naam Element 46, treitert mij al vier dagen. Vannacht is het treiteren gepromoveerd tot terroriseren. Het blokje knarsivoor heeft de oorlog verklaard aan de rechterkant van alles wat boven mijn nek zit.


Vijf minuten geleden heeft de zon- en feestdagentandarts van dienst mij uitgelegd dat de zenuw in die kies eruit moet. Die is onlangs overleden en moet nu naar zijn laatste rustplaats gebracht worden. Die uitvaart geschiedt onder verdoving en daarom zie ik ineens een dikke spuit voor mijn gezicht. 'Maak je geen zorgen, we gaan je goed verdoven.' Ik word al duizelig als ik de woorden inenting, spuiten of naald hoor, zelfs in de context van geitenziektes, Philemon en een monument in Apeldoorn. Ik krijg het benauwder dan een husky in een afgesloten Seat Marbella in Death Valley. De spuit is nog niet gezet, maar ik ben al van de wereld.

Even later integreert mijn bewustzijn weer met mijn vlees. De kiespijn trekt weg. Ik zie die enge naald nu als een verlosser waar zelfs Louis van Gaal jaloers op is en denk erover een voorraadje van die spuiten in te slaan. Als het echt goed spul is, zie ik er zelfs een handeltje in. Ja, ik ga een doos verdoving jatten en verkopen aan figuren uit de onderwereld. In mijn hoofd heb ik al een afleidingsmanoeuvre gepland, zodat ik de narcoticakelder van de smoelensmid kan leegroven. Buiten staat een vluchtauto, een oude Amerikaan met geblindeerde ramen. De assistente grijpt me nog vast aan mijn shirt, maar anders dan de gemiddelde voeltballer stort ik niet ter aarde alsof mijn hart uit mijn ribbenkast getrokken wordt. Ik blijf rennen. Ze scheurt letterlijk de kleren van mijn lijf. Hé, daar heb ik eerder over gefantaseerd. Nu is het echter iets minder lente in de ogen van de tandartsassistente. Met ontbloot bovenlijf spring ik in een bruine Chevy. Boven het dashboard wiebelt zo'n pastic hondje met zijn hoofd op en neer. Onder het cassettedeck treurt een verbleekte Maria. Ze heeft een snorretje van een tweekleuren BIC-pen. Op de achterbank slaapt een dobermann. Ik hoop maar dat die niet wakker wordt en zowel, dan gaan we één spuit minder in de handel brengen. Aan het met wit schapenwol beklede stuur hangt een dikke neger met drie gouden tanden. Hij scheurt met 150 per uur naar een verlaten fabriekscomplex nabij de haven en na goedkeuring van een sprekende schaduw loop ik met een koffertje groene briefjes het pand weer uit. Voldaan ga ik op een bankje zitten. Ik zie een jong gezin en een clubje oude mannen op motors voorbijkomen.


'Meneer...mé-neer....komt u mee?' Fuck, gesnapt. De politie heeft me te pakken. Dat wordt lang brommen. Die agente heeft een vreemd uniform aan. De politie in wit? Oh, het is de tandartsassistente. 'Gaat u de trap af en dan tweede deur links?' 'Verhoor 3?', vraag ik. De assistente snapt niet wat ik bedoel. Laat ook maar zitten.

 
Na de extirpatie van vier kanalen, iets waar de monteur van UPC volgens mij ook al een keer een rekening voor heeft opgesteld, mag ik met een tijdelijke klodder stopverf in mijn holle molensteen direct 194 euro afrekenen. Cash of pinnen. Cash? Alsof ik een gangster ben die altijd zoveel losgeld meedraagt. De assistente heeft haar open gleuf al naar mij gericht. 'Magneetstrip aan deze kant.' 'Huh?...Oja, natuurlijk.' Ik ben blij dat ik geen student meer ben. Dit bedrag had ik een jaar geleden nog niet op mijn rekening staan. Stel dat mijn kies de oorlog verklaarde op Koninginnedag 2009, dan had ik eerst mijn toch al niet zo'n indrukwekkende inboedel op de vrijmarkt moeten verkopen. Of erger: mezelf. Het is mij nu wel duidelijk geworden. Gezondheidszorg is een markt, niet meer zozeer meer een recht. Ik krijg een kwitantie en, alsof het een parkeerbon is, een geel kopietje. Het is weer lente in de ogen van de assistente. Nog even. Ik steek de klinkerstraat over. Bubba staat al klaar. Het portier van de Chevy zwaait open. Een klein uur later rijden we door de poorten van Paleis Huis ten Bosch. De Koningin keurt de inhoud van de doos en knikt tevreden. 'Heren, lintje of lijntje?' 'Doet u mij maar gewoon een kopje thee met veel suiker, dat heb ik vijf dagen niet kunnen drinken. Kiespijn.'