Een gracieus meisje

"Je verwacht nogal wat van me. Ik durfde nooit op je af te stappen, nooit naast je te gaan zitten, maar je wilt wel dat ik vertel wat ik denk en voel als ik naar je kijk?"
"Ja." (lacht)
"What the hell. Spanning. Ik kijk er iedere morgen weer naar uit om je te zien. Gisteren was ik vrij en toch ben ik bij de bushalte gaan staan. Om je even te zien. Ik vind je zó mooi, zo gracieus. Gracieus is de overtreffende trap van mooi.
En ik fantaseer dat jij niet loopt, maar een klein beetje zweeft. Op sommige momenten ben ik bang dat ik jouw vriend naast je aantref. Een met goud behangen neger van twee bij twee. En dat hij wél uitstapt en me zo lang op mijn muil timmert, dat ik nooit meer naar je kan glimlachen."

Bijna iedere dag zie ik haar zitten in de bus. Ik sta bij de bushalte en zie haar zitten door het busraam. Mijn bus komt een minuut later.
Ze glimlacht uitbundig naar mij. Ik glimlach enthousiast terug.
Er heerste spanning tussen ons zonder dat we elkaar ooit gesproken hadden. Weken, maanden beginnen we samen de dag met een glimlach door het busraam. Zij zit altijd op hetzelfde plekje. Ik sta altijd bij de vertrekstaat. Ik verbeeld het me niet. Ze draait haar lichaam iedere keer naar me toe. Pas na onze glimlach draait ze terug.

“Ik zie je iedere dag zitten. Bijna iedere dag.”
“Ik zie je staan.”
“Zullen er ooit mensen zijn geweest die een gesprek ongemakkelijker zijn begonnen dan wij nu?”
“Ik durf het te betwijfelen. Jij hebt geen idee hoe vaak ik mijzelf heb bedwongen om uit te stappen. Ik heb zo vaak naar je toe willen komen.”
“Jíj hebt geen idee hoe vaak ik in jouw bus had willen stappen in plaats van mijn eigen.”
“Waarom heb je dat nooit gedaan?”
“Waarom hebben wij nog nooit iets gedronken?”
“Je ontwijkt.”
“Klopt.”
“Je geeft toe, maar antwoordt nog steeds niet.”
“Omdat je het antwoord allang kent. Ik was bang. Wat als ik al jouw geglimlach verkeerd had geïnterpreteerd? Wat als…”
“Dan was je een idioot geweest.”
“Fijn. Bedankt. Grappig. Denk ik.”
“Waarom hebben we nooit iets gedronken?”
“Ga je er nou met mijn vragen vandoor? Valt dat ook onder ontwijkend gedrag?”
“Een kwestie van interpretatie. Dat ik jouw vraag herhaalde was meer een verkapte ‘ja’ dan een vraag.”

Waarom heb ik haar nooit durven aan te spreken? Zo verlegen ben ik toch helemaal niet? Is ze te hoog gegrepen? Te mooi, te veel schoonheid voor mij?
Als dat zo is, waarom glimlacht ze dan altijd? En wat is dat voor een signaal, een dagelijkse glimlach? Hoe serieus kan je dat nemen?
Ik sta bijna iedere morgen bij de bushalte, ook als ik vrij ben. Zou zij soms ook in de bus gaan zitten, zonder dat ze naar haar werk hoeft te gaan?
Gaat ze eigenlijk naar haar werk?

“Ik wil weten wat je doet. Maar hoe kan ik je dat vragen zonder als een schlemiel over te komen? Vragen wat iemand doet is bijna net zo erg als vragen wat iemands hobby’s zijn.”
“Je zou kunnen raden.”
“Ik denk dat je psychologie studeert.”
“Hoe weet je dat?”

Ik glimlach weer, zoals iedere morgen. Ik droom weer over hoe ik met haar praat, zoals iedere morgen. Haar bus trekt op met horten en stoten. Morgen ga ik met haar praten, echt. Ik moet toch een keer met haar praten. Ik schud mijn hoofd teleurgesteld. Morgen gaat het gebeuren. Morgen stap ik op haar af. Morgen.
Een minuutje nadat haar bus vertrokken is, stap ik in mijn bus.