Nachtritten: sexy lading (34)

Hier lees je deel 33

‘Kijk mannen, we hebben helemaal geen honden nodig. Jullie zijn vergeten dat ik in de buurt van deze rotsen opgegroeid ben. Dat deze plek ook mijn vluchtplek is.’
Vicky viel flauw op de plek waar ze stond toen zij Giovanni zag. Max slikte iets uit zijn keel dat naar doffe ellende proefde. Sjaak was doodstil. Hij zat nog een meter of twee in het gat en liet zich voorzichtig zakken. Giovanni liep naar het gat en trok zijn wapen. Hij schoot zijn magazijn leeg in het gat. Twintig harde knallen.

‘Waren jullie alleen?’ Een waanzinnige blik in Giovanni’s ogen verried dat hij geleden moest hebben door het gemis van Vicky. Op zijn manier zou hij kunnen sterven voor haar. Maar zijn liefde was als de vele golven die achter hem kapotsloegen. Woest en onstuimig en zonder enige betekenis. Zijn liefde was een idee-fixe; iets dat van hem moest, niet iets wat hij diep van binnen voelde. Nu was het macht in haar puurste vorm als compensatie voor de grote onmacht uit zijn jeugd. Het lijden van anderen, waarbij die anderen zijn vader of moeder hadden kunnen zijn. Altijd was er het lijden van anderen dat hem zo’n complete voldoening gaf. Geld en macht gaven hem de mogelijkheid zich totaal en volledig op controle te gooien. Want als je die ander controleerde, kon hij je geen kwaad doen. Controle, een vals gevoel van veiligheid. Deze veiligheid, een onwerkelijk bestand met jezelf.

‘Onze Hollandse politieman. Jij bent veel te ijverig. Wat moeten we daaraan doen?’ Giovanni keek naar zijn soldaten die steeds talrijker leken te worden. Waarschijnlijk stonden er ook Italiaanse politiemannen bij die hun bonus zeker wilden stellen. Giovanni kende de meesten van hen niet en besloot Max hier niet dood te schieten. Er waren te veel onbekende getuigen die ook nog een politiepenning droegen.
‘Gio, betaal de mannen.’ Gio pakte geld achter uit de wagen en betaalde het smeergeld. Vijfhonderd de man. Alleen dit kostte Giovanni al vijftigduizend euro. Er waren er vijftig op komen dagen die geen meter gezocht hadden. Toen allen hun geld hadden gekregen en de rust er weer was rond Giovanni besloot hij toch Max niet dood te schieten. Giovanni had altijd een dikke vijftigduizend euro in zijn wagen. Hij ging er vanuit dat hij  direct moest kunnen vluchten en zonder geld was dit onmogelijk.

‘Jij wordt mijn hond, mijn waakhond. Je krijgt een hok buiten met een riem en als je braaf bent, krijg je iedere dag een bot. Denk je dat je braaf kan zijn?’ Een van de soldaten deed een glanzende metalen ketting om de gespierde hals van Max. Giovanni begon er direct hard aan te trekken. Zo hard dat hij Max op zijn knieën dwong op de puntige rotsen. Vicky zag met gebroken ogen hoe Max gemarteld werd. Het bloed gutste met kleine straaltjes uit zijn knieën. Vicky en Max wisten niet of Sjaak nog leefde. Ze liepen naar de wagen van Giovanni. Hij had de opdracht gegeven de Alfa Romeo van Max en Sjaak in brand te steken. Nog één keer keek zij om en op dat moment ontplofte er een vuurpijl rond haar hart. Ze zag nog net zijn hoofd wegduiken. Giovanni keek ook om maar zag niets meer.

‘Brigadier Joosten?’ sprak de leidinggevende van Max in Nederland in een Amsterdams politiebureau.
‘Ja chef?’
‘Van Schie, waar is hij? We pompen er wel geld naartoe maar heeft hij dat vrouwtje, Vicky geloof ik, al een keer vrij?’
‘U hebt het dus nog niet gehoord?’
‘Ik ben het gewend alles hier als laatste te horen, terwijl ik wel de eerste ben die jullie salarissen overmaakt. Gek is dat toch.’
‘Hij is gevangen genomen door Giovanni Baldano. Onze laatste berichten van een Nederlandse spion die er voor de AIVD bezig is, is dat hij gelijk een hond is. Hij is een Belg, hè.’
‘Leuk. Gelijk een hond dus. Wat moet ik mij daar bij voorstellen, Joosten? Heeft hij een hok? Kan ik hem een kaartje sturen?’
‘Een bot?’ Agenten die om hem heen stonden konden er om lachen.
‘Kom op met je info, man.’
‘Giovanni Baldano heeft hem de status van een hond gegeven. Hij heeft een hok laten bouwen en hij krijgt hondenvoer.’
‘Je meent het verdomme ook nog, hè? Wat moeten we verdomme nu doen?’
‘Wat kunnen wij doen? Hij is er officieel niet.’
‘Jij en Max hebben mij beloofd dat hij terug zou komen. Als ik een dooie Nederlandse agent in Italië moet melden hier, dan sta ik morgen met een klaar-overstok bij mijn dochters kleuterschool!’
‘Zal ik hem gaan helpen?’ sprak Joosten. Bart Joosten was een jonge vent van achter in de twintig. Hij was een sportman pur sang. Met zijn bruine kop, donkere lokken en zijn gespierde vlees van één meter tweeënnegentig, was hij een vochtige droom voor veel vrouwen. Hij had de lef van tien buffels, maar viel de meeste keren alleen aan. Kutmarokkaantjes die oude mensjes pestten in Oud-Zuid hadden een slechte aan hem. Hij wachtte zelden op de eerste klap. Nog voordat je hem kon uitdelen zaten zijn boeien al om je polsen.
‘Ik wil wel, ben echt toe aan een verzetje.’
‘Op één voorwaarde: als jullie niet met zijn vieren terugkomen, krijgen jullie twee geen pensioen.’
‘Maak je niet dik. Als we niet terugkomen, dan bespaar je minstens twee pensioenen.’
 
Bart Joosten vertrok dezelfde avond nog. Nog voordat hij op de boot stapte naar Sicilië keek hij de kunst van het toeristje spelen een paar uur goed af terwijl hij in de vroege ochtend op een terrasje zat. Hij kocht passende kleding, een verrekijker en een domme zonnebril. Hij wilde per se niet met het vliegtuig landen op Sicilië. Max had hem al eens uitvoerig gebrieft over de gevaarlijke toestanden voor mensen die met een reden anders dan toerist zijn het vliegtuig uitstapten op Sicilië. Met de boot leek het alsof hij een dagtoerist was. Hij huurde een auto, zocht daarna een alleenstaande vrouw die met hem rond het eiland wilde toeren. Met zijn verschijning was het eenvoudig een vrouw mee te krijgen. Eerst was ze nog een beetje zenuwachtig maar Bart verstond de kunst een vrouw snel op haar gemak te laten voelen bij hem. Hij was geen macho, wel een vrijgevochten man.

Al snel praatte en praatte zij alsof ze al tientallen jaren bij elkaar hoorden.

Bart reed in een rechte lijn naar het huis van Giovanni. Twee kilometer voor de plek simuleerde hij pech aan de auto. Hij kroop er demonstratief onder en trok de waterslang van de radiateur los. Even maar, hij keek goed uit geen kokend water over zijn handen te krijgen. Het overgebleven water zou hem ter hoogte van het huis van Giovanni een kokende motor opleveren.
‘Je vindt dit niet echt leuk, hè?’ vroeg Bart aan zijn tijdelijke reisgenoot.
‘Ach, een beetje avontuur is wel leuk’, zei ze zuinig. Bart had mensenkennis genoeg om te zien dat ze het liefst weg zou lopen. Ze vond het pure armoe. Precies voor de lange oprijlaan van Giovanni’s huis hield zijn huurauto stil.
‘Ik ga even kijken of er water is, okay?’
‘Is goed. Mocht ik eerder een lift krijgen dan hoop ik niet dat je het erg vindt.’ Bart keek eens in de rondte en zag een camera op een hoge paal meelopen met zijn bewegingen. De onbekende vrouw nu laten gaan, zou ongeloofwaardig zijn, bedacht hij. Hij zou haar gebruikt kunnen hebben om tot hier te komen. Zijn bedoelingen waren snel duidelijk geweest voor de mannen van Giovanni. Hij liep naar Vera, een mooie naam vond hij zelf. Hij begon het al jammer te vinden dat dit avontuur met haar waarschijnlijk het laatste zou zijn wat zij ooit samen nog zouden ondernemen.

‘Blijf even? Ik had zo een leuk etentje met jou in gedachten vanavond.’ Hij streek met de rug van zijn hand over haar bobbelige wang. Bobbelig door de vele lagen poeder en lastige oneffenheden eronder. Ze rook naar zijn oma. Maar dit waren de toverwoorden, ze beloofde te blijven. ‘Wel erg snel om’, dacht Bart. Hij liep naar het huis en zwaaide nog een keer naar Vera. Uit zijn ooghoeken zag hij een auto aan komen rijden, hij herkende een auto van de Posterijen op Sicilië. Deze stopte naast zijn auto. Hij liep verder. Hij was er bijna. Er kwamen vier soldaten hem verveeld tegemoet. Bart zag het hondenhok rechts van hem in een klein grasveld voor het huis. Hij zag Max liggen. Max was ernstig verzwakt. Even keek hij omhoog en zag zijn collega. Hij was wakker genoeg om te zien wat de situatie nu was. Hij probeerde al de kracht in zijn gebroken lichaam te verzamelen voor een eventuele laatste krachtinspanning. De postbode had een grote zak post op zijn schouder en liep ook naar het huis. Max keek weer op vanaf zijn liggende positie. Hij zag direct dat de postbode een voor hem bekende loop had.