In de iPud

Het is de firma Apple weer gelukt. Aan de schijnbaar oneindige reeks ‘elektronische gadgets’ is weer een nieuw item toegevoegd: de Ipad. Echt een apparaat waarvan we ons nu al afvragen hoe we ooit zonder hebben kunnen leven. Weg met de computer! Weg met de smartphone. Weg met de laptops! Geef ons iPads!

Hoe komt het toch dat ook ik in de verleiding blijf komen om mee te doen aan dit soort onzinnige hypes? Is er dan echt niets beters waar we ons geld aan uit kunnen geven? Ik heb er eigenlijk echt het geld niet voor, maar bij het lezen van alle reclames betrap ik mezelf er op dat ik (onbewust?) stiekem bezig ben met het verzinnen van manieren waarop ik een dergelijke investering tóch zou kunnen doen.

Tenslotte heb ik ook vrienden, en ja: ik vind het niet leuk als ik de enige lijk te zijn die op sociale bijeenkomsten niet kan ’pronken’ met een recent aangeschaft stuk plastic met wat elektronica er in. Maar zijn we dan nu eindelijk toch afgegleden tot een soort mens dat alleen nog gedreven wordt door een ‘spiegeltjes en kraaltjes’-mentaliteit?

In tegenstelling tot vele anderen hou ik mijn mobiele telefoon altijd angstvallig verborgen. Dat is overigens geen gemakkelijke opgave: gezien de gedateerdheid van het apparaat is de omvang dusdanig dat alleen de zakken van een oversized regenjas voldoende ruimte bieden. Maar goed: ik heb altijd mijn handen vrij. Kijkt u eens rond en laat het u ook eens opvallen hoeveel mensen er rondlopen met in de ene hand een sleutelbos met daaraan een label van een duur automerk, en in de andere hand een telefoon die aan vaste lasten ongeveer hetzelfde kost als van een auto van het hiervoor gesuggereerde merk.

Ik weiger mee te doen. Ik ga niet elk jaar honderden euro’s investeren in apparaten waarvan de belangrijkste functie is: aantonen dat je een kuddedier bent dat mee rent met de anderen. Ik ben zelfs bereid de tegenaanval in te gaan. Kan ik laten zien dat de kwaliteit van leven echt niet bepaald wordt door dit soort modetrends? Ik kan natuurlijk proberen een politieke partij op te richten die als enig politieke punt op de agenda heeft staan: het verbieden van onzinnige elektronica. In Nederland is het tenslotte niet zo moeilijk om aanhangers te krijgen als je een partij begint met slechts één idioot, onuitvoerbaar beleidspunt. Maar toch: ik wil een appèl doen op verstand en begrip, en niet op een hype of zo. Ik besluit om klein te beginnen.

Het is vrijdagavond. Ik loop de kroeg binnen en leg m’n ‘prestigieuze’ telefoon op de bar. Het werkt, ik krijg een opmerking over het toestel. Ik draai me om en kijk de maker van de opmerking met een glimlach aan.
“Lach maar”, zeg ik, “maar op dit toestel kan ik zien dat het nu aan het regenen is.”
Vol ongeloof staart hij me aan. Hij wijst naar mijn telefoon en zegt: “Op dat ding? Hoe dan?”
“Kijk”, leg ik hem behulpzaam uit, er zit een druppel op.”