Liefde achter glas

Jacobi zat in de hoek van zijn appartement voor zich uit te staren. Hij legde net de telefoon neer en huilde hij zachtjes. Helemaal alleen, voor het eerst in zijn leven.

"Saskia wil bij me weg!" De grote rode letters contrasteerden met de witte muur. Alsof hij het nog niet wist! Gisteren had hij in een vlaag van dronken verstandsverbijstering de boodschap met een spuitbus op de muur gekliederd. De boodschap die hij nooit had willen horen. De schreeuw door de telefoon die niet had mogen rinkelen.
"Hoi, met Jacobi, hoe is het?" Hij probeerde zijn stem niet te laten trillen. Dit was de eerste keer dat Saskia hem belde.
"Zeg, ik weet niet waarom je dit doet, maar ik wil je nooit meer zien." De boodschap kwam als een donderslag bij heldere hemel. Gisteren nog hadden ze samen geluncht, toen had ze niks gezegd. Al helemaal niet dat ze het uit wilde maken.
"Maar lieve Sas ... ", hij kon zijn zin niet afmaken.
"Ik geloof dat ik heel duidelijk ben, ik wil je nooit meer in mijn buurt zien, horen of merken dat je er bent geweest!" Ze schreeuwde, maar ze meende het niet. Dat kon Jacobi goed horen.

Twee jaar geleden had hij Saskia ontmoet. Het was een toevallige ontmoeting geweest bij de bushalte waar ze elke ochtend rond kwart voor acht stond te wachten. Hij was meteen verkocht. Om indruk op haar te maken had hij 'I do it for you' van Brian Adams gefloten. Ze keek zijn kant op met een blik die meewarig of liefdevol had kunnen zijn. Jacobi koos voor het laatste. En hij was meteen te zenuwachtig om verder te fluiten, laat staan dat hij een praatje met haar durfde maken.

De volgende dag had hij een bus eerder genomen. Hij was uitgestapt bij de zelfde halte waar zij de dag ervoor was uitgestapt. Daar stelde hij zich verdekt op in een portiek om haar op te wachten. De rode roos die hij de avond ervoor had gekocht voor haar klemde hij zó stevig in zijn hand dat zijn palm er van ging bloeden. Zijn hele leven was hij nog niet zo nerveus geweest. Toen eindelijk de bus de hoek om kwam rijden kon Jacobi zich niet meer inhouden. Met een zucht liet hij de zenuwenplas lopen.
'Zo kan ik haar niet tegemoet treden,' bedacht hij zich. Dus volgde hij haar naar haar werk, een klein kantoorpand twee straten verder. Daar wachtte hij tot ze binnen was. Omdat hij totaal niet meer wist wat hij moest doen, frommelde hij de roos door de brievenbus. Met bebloede vingers schreef hij het liefste berichtje dat hij kon verzinnen op een stukje papier dat hij toevallig bij zich had.

"Lieve onbekende,
Mijn hart bloedt voor jouw."

Dat was het begin van een relatie die twee jaar zou gaan duren. Zoals elk stel hadden ze hun ups- and downs. Zo was er die keer dat hij werd opgepakt omdat zij hem had buiten gesloten. Kan gebeuren. Hij was met haar in de kroeg geweest. Zoals gebruikelijk was ze het middelpunt van de belangstelling. Hij stond achteraf te genieten van de aandacht die ze verdiende. Alsof hij er niet was had ze genoten van de nacht. Met een biertje teveel op was hij haar kwijt geraakt in de drukte van de bar rond sluitingstijd.
Bij haar voordeur van haar studentenhuis hadden ze ruzie gekregen. Hij bleef maar herhalen dat ze het mooiste schepsel was dat hij kende. Zij vertelde hem dat hij naar huis moest gaan om zijn roes uit te slapen. In eerste instantie deed hij dat, hoe kon hij haar immers iets weigeren? Halverwege de wandeling naar huis besloot hij dat het beter was om de ruzie niet te negeren. Hij moest en zou bij haar in bed wakker worden. Dan konden, ze geheel nuchter, de dronken wrevel van de nacht naast zich neer leggen om lekker de zondag samen door te brengen. Omdat ze niet reageerde op de bel was hij via een raampje naar binnen geklommen. Ze was hysterisch geworden. Twee huisgenoten van haar hadden hem in het toilet opgesloten terwijl ze de politie belden. Het was met een sisser afgelopen omdat hij tegen de politie loog dat hij het verkeerde huis binnen was gegaan. Maar dat was natuurlijk niet zo.

De herinnering aan het voorval stond hem nog duidelijk voor de geest. Hij kon haar toch niet laten gaan? Net als toen? Die nacht ging Jacobi wederom naar het huis van Saskia. Gek genoeg was hij nog nooit in haar appartement geweest. Ze was er naartoe verhuisd na haar studententijd. Al die tijd dat hij een relatie met haar had gehad zag hij haar alleen maar op straat. Soms wachtte hij op dezelfde bus als zij, soms hielp hij het lot een beetje door toevallig op het zelfde moment bij de supermarkt te zijn als zij. Dit keer had hij alleen bij haar binnen gekeken.

Blijkbaar was het allemaal op gaan vallen. Hij had haar nooit lastig gevallen. Nooit aangesproken. Niets van dat alles. Het telefoontje vorige week van Ruud, haar broer, was in eerste instantie nogal bedreigend. Iets met zijn ballen. Als Jacobi niet beter had geweten was het hem nogal homo-erotisch over gekomen.

Hoe haar broer aan zijn nummer was gekomen wist hij ook niet. Misschien was hij hém gevolgd. Raar idee eigenlijk, vond Jacobi. De broer van de  liefde van zijn leven die hem volgde om te weten te komen waar hij woonde. Dat hij aan de telefoon had gezegd dat Jacobi haar met rust moest laten snapte hij wel. Het was een soort van kennismaken. Binnenkort zou d'r vader ook wel bellen, dacht hij.

Met het warme gevoel dat het allemaal wel goed zou komen viel hij in slaap. Morgen had ze een afspraak met de kapper om tien uur, daarna moest ze een halve dag werken, zoals altijd op donderdag. Dan kon hij tenminste naar haar kijken, gewoon omdat hij van haar hield. Stil, achter glas. Zoals hij haar het mooist vond.