Anne redden

Ergens diep in de Veluwse bossen staat een kleine groep gebouwen, hoog omheind met prikkeldraad en hekwerk. Er is een oud vrijstaand huis, hetgeen grenst aan een plein met meerdere nieuwerwetse bouwwerken. In wat ooit de woonkamer van het huis, maar nu het hoofdkwartier van de dienst Hedenbehoud, zitten twee mannen tegenover elkaar achter een bureau. De één heeft een strak grijs uniform aan, de ander een overhemd en spijkerbroek. Er hangen TL-buizen om de boel te verlichten en de ramen zijn zwart geschilderd. Op een aan de muur hangend portret van koningin Amalia na, is de ruimte op de oude volledig wit. De man in het uniform draait zijn hand een paar maal om het polsgewricht; een beeldscherm verschijnt boven het bureaublad in de ijle lucht.

“Zoals je ziet zitten we met een joekel van een probleem. Uit een Realiteitsback-up-run na de volledig uit de hand gelopen Geschiedsrectificatie Haarlem 1914 van 15 maart d.d., is gebleken dat het heden er economisch twee procent op achteruit is gegaan. Daarnaast heeft de toerisme-sector sinds begin jaren zestig vorige eeuw een enorme klap te verwerken gehad. Er is iets mis en dit móet rechtgezet. Het kost ons over de loop van ruim honderd jaar twee triljoen in huidige euro's.”
“Ik zie het”, beaamt de andere man knikkend, “Amsterdam is blijkbaar niet wat het geweest was tot de 14e. Normaal doen we zulke ver in de tijd terug gaande acties ook niet. Ze blijken te gevaarlijk, hetgeen zichzelf weer eens bewijst.”

De man in uniform haalt zijn schouders op. “Fouten zijn er om van te leren. Vergeet niet dat deze actie óók noodgedwongen plaatsvond. Uit de back-up blijkt dat één van de slachtoffers van de Holocaust een dagboek nagelaten moet hebben, hetgeen in honderd jaar tientallen miljoenen extra toeristen naar Amsterdam heeft getrokken. Onze actie in 1914 leidde ertoe dat andere figuren het huis na de razzia ontruimden. Toen de nazi's de woning ontruimden bleven haar dagboeken achter. In Heden 1.0 vond één van de betrokkenen de papieren en bewaarde ze. In Heden 1.1 is dat nooit gebeurd en levert het een kaalslag voor de toerisme-industrie op die nog decennia nagalmt.”
“De familie heeft het niet overleefd?”
“Nee. Voor zover we het nu na kunnen gaan zijn ze allen wel alsnog naar de kampen gestuurd.”

De man in het overhemd maakt het bovenste knoopje los en zakt achterover in de plastic stoel.
“Volgens mij begrijp ik al waar dit toe leidt.”
“We willen dat je de dagboeken veilig stelt.”
“Waarom ik?”
“Je bent onze expert op Tweede Wereldoorlog-gebied.”
“Vietnam.” Overhemd is zichtbaar ontstemd. Dat tijdsverschil is als de Derde Golfoorlog met de Mexicaanse Burgeroorlog vergelijken, denkt hij, maar hij zegt verder maar niets.
“Dichtbij genoeg. Wij leven hier allemaal honderd jaar later met onze harses in een totaal andere wereld, jij kan ook in het verleden net doen alsof je erbij hoort. Dat heb je in '52 en '64 al bewezen. Je vertrekt overmorgen en krijgt morgen verdere briefing om nul achthonderd uur. Nog vragen?”

“Kan ik niet meteen dat arme joodse gezinnetje redden?” Overhemd kijkt uniform uitdagend aan.
“Redden? Dan kun je net zo goed níét gaan.”
“Tot morgen, dan.” De mannen staan op en schudden elkaar de hand.