Het dak eraf

Een strakblauwe lucht, zeventien graden, de lente lonkt. Ik vraag aan mijn baas of ik vandaag vrij kan krijgen. Ik vind het goed. Het leven als 'zzp' valt vaak ook mee. Ik snel naar buiten. Daar staat ‘ie, mijn zeventien jaar oude trots: een groene Peugeot 205 Roland Garros cabrio. Met een druk op de knop hoor ik het heerlijke geratel: het crème stoffen dak schuift open. Ik glimlach naar de blauwe luchten. Hoe anders was het ooit...

Tien jaar geleden werkte ik voor een grote multinational. Ik schikte mij in mijn lot, ging gedachteloos mee in het ratraceritme. Mijn collega’s en ik hadden alles: een veel te royaal salaris, laptops, de nieuwste telefoons, borrels en etentjes.
Het visitekaartje van de directeur werd in de plaatselijke horeca dankbaar geaccepteerd als creditcard. 
Maar we wilden altijd meer. 
(Het bewijs dat materiële zaken niet bevredigen. Het duurde even voordat ik me dat realiseerde.) 

Zo fantaseerden we eindeloos over een leaseauto. Want dat was de enige arbeidsvoorwaarde die was voorbehouden aan een enkele, bevoorrechte collega. (En juist die lieten hun partners er overdag in rijden. Zelf pakten ze de trein. "Veel te druk die A12.") Mijn kamergenoot probeerde onze frustratie cognitief te dissoneren.
"Een ding moet je niet vergeten, Naatje. Bij een leaseauto hoort ook een bepaald soort baan."

Daar kwam ik achter bij mijn volgende carrièremove. Ik hees me in een akelig net pakje en werd accountmanager. (Eigenlijk ben je niet veel meer dan veredeld handelsreiziger, maar ja, accountmanager bekt zoveel beter.)
En inderdaad: bij die job hoorde een leaseauto. In mijn lunchpauze vergezelden twee mannelijke twintigers mij maar al te graag naar de autoboulevard. Mijn hart lonkte naar een mooie cabrio. Maar de snelle jongens verzekerden mij dat een Audi A3 de enige echte juiste keuze was.

Ik liet me overreden. (Die rol paste me beter dan anderen overtuigen, maar het licht zag ik toen nog niet.) De kleur van de auto zocht ik wel zelf uit: metallic geel.
(Ja, je blijft toch een vrouw, hé)
Na mijn ontslag moest een van de snelle jongens er nog twee jaar in rijden.
Tot zijn grote afgrijzen.

De leaseauto was een uitkomst: ik had nooit eerder zo comfortabel in de file gestaan. Mijn route voerde van de A12, de A2 en de A9 naar een grauw en grijs bedrijventerrein dat de perfecte locatie was voor zelfmoordpogingen. 
Terwijl ik dagelijks twee uur heen en twee uur terug in de file zat, deed ik vaak mijn zijraampje open en stak mijn hoofd naar buiten.
Ik deed mijn ogen dicht, snoof de lucht op en zuchtte diep.
Had ik nou toch maar die cabrio genomen, bedacht ik me vaak.
Toen ik een keer schuin omhoog keek, zag ik bovenop een lantaarnpaal, midden op de A2, twee ooievaars zitten.
Ik keek blij om me heen.
Maar niemand zag wat ik zag.
Iedereen keek vooral heel erg sacherijnig.
Mensen scheerden zich. Lazen de krant. Belden. Werkten hun eerste gevulde koek weg. Zigzagden driebaans om dat metertje voorsprong te pakken. Merkenmachtsvertoon ten voeten uit.

Een jaar heb ik het volgehouden, deze baan met leaseauto. Toen nam ik ontslag.
Ik wilde weer werk doen waar ik blij van werd.

Ik wilde weer op de fiets zitten, het zweet op mijn rug voelen, de wind door mijn haar, de regen tegen mijn gezicht, de strontlucht van de koeien ruiken.
Ik wilde weer voelen dat ik leef.
En als er al een auto zou komen, dan zou het beslist een cabrio worden.

Als ik tegenwoordig een werkafspraak maak, plan ik die buiten de spits om. Op een mooie, zonnige dag gooi ik mijn dakje open. Dat verwaaide haar fatsoeneer ik op het toilet bij mijn klant wel. Op de snelweg zie ik de luxe leasebakken voorbij scheuren. Zelfs hagelnieuwe cabrio's , waar mijn oldtimer bij verbleekt. Maar het dakje is altijd dicht. En de gezichten van de bestuurders staan op onweer.

Ik heb het allemaal gehad: de baan, de luxe, de leaseauto. En ik heb het ook allemaal opgegeven. Maar het was het waard. 
Op een dag als vandaag gooi ik mijn kop in de wind en geniet.
Ik voel weer dat ik leef.
Het dak eraf!