Bijna voorjaar

Het is koud buiten als ik wakker word. Tenminste dat vermoed ik. Ik weet het niet zeker, want in mijn bed is het lekker warm. Door het geopende raam klinkt het krassende geluid van iemand die de bevroren ramen van een auto staat te krabben. Je kunt aan het geluid niet horen of het een man of een vrouw is die staat te krabben. Liggend in bed probeer ik, of ik kan horen of de krabber een man of een vrouw is, maar het lukt me niet. Als het korte krabjes zijn, dan is het denk ik een vrouw. Mannen maken volgens mij lange halen. Misschien ben ik er wel heel goed in, maar ik ben te lui om te controleren of het klopt wat ik denk. Gelukkig maar, voor je het weet is het een obsessie geworden. Dat je bij iedere krabber probeert te raden wat het geslacht is en dat je dan door de gordijnen heen gaat gluren om te zien of het klopt. En wat als je er naast zit? Ga je dan observeren hoe de verschillende geslachten krabben zodat je dat kunt analyseren? Je kunt het geluid opnemen en dan terugluisteren om de verschillen te horen. Als test kun je dan een heleboel geluidsfragmenten op cd zetten en ze dan in random volgorde terugspelen om te kijken of je het verschil hoort. Je ziet, iets kan snel een obsessie worden.

Met een zucht verlaat ik mijn bed om de gebruikelijke ochtendhandelingen te doen. Na het ontbijt kus ik mijn vrouw naar kantoor en breng de kinderen naar school. Als we buiten staan, blijken mijn eerste gedachten van die morgen te kloppen; het is koud. Maar het is windstil en de lucht is helder, het belooft een mooie dag te worden.
"Gaan we met de auto naar school?"
Het antwoord is zoals gewoonlijk nee. Het verbaast me soms dat mensen zeggen dat kinderen zo'n groot leervermogen hebben. Dat zal wel kloppen, maar tegelijkertijd blijven ze steeds maar weer dezelfde vragen stellen waar ze het antwoord allang op weten: "Gaan we met de auto naar school?"
"Nee."
"Waarom niet?"
"Omdat lopen gezond is en met de auto gaan slecht is voor het milieu."
"Oh, global warming, laat maar." Kind van zes. Toen ik zes jaar oud was, wist ik nog niet wat global warming was. Tijd voor een stukje her-opvoeding. "Nee, niet vanwege global warming. Dat is een sprookje, zonder goed einde. We gaan niet met de auto, omdat het slecht is voor de auto om zeer korte stukjes te rijden en omdat lopen gezond is voor je. Bovendien verbruiken we daardoor onnodig natuurlijke hulpbronnen die niet meer aan te vullen zijn, dus kun je beter een alternatief kiezen, in dit geval lopen. Het is vijf, hooguit tien minuten lopen naar school. Ik ben met krabben meer tijd kwijt."
"Maar mama brengt ons altijd wel met de auto."
"Dat komt omdat mama daarna met haar auto doorrijdt naar haar werk."
"Jij kunt toch ook met de auto daarna naar je werk rijden?"
"Ik werk thuis."
"Nou en?"
Argumenteren helpt niet. Toch gaan we lopen. Na vijf stappen zijn ze al vergeten dat ze niet willen lopen. Dat herinneren ze zich pas weer als ik ze van school kom halen.
"Ben je met de auto?"
"Wat denk je?"
"Laat maar."

Op de terugweg van school doe ik gelijk de boodschappen. Dat scheelt weer een extra loopje. Weer thuis berg ik eerst de boodschappen op. Daarna volgt een standaard routine. Ik ruim de vaatwasser uit, de tafel af en meteen de vaatwasser weer in en zet mijn laptop klaar. Op de achtergrond is op de zender politiek24 de gevolgen van de veldslag, die gemeenteraadsverkiezingen heet, te horen. Onder het genot van een kopje koffie speur ik de diverse nieuwssites af wat er gebeurd is, behalve de verkiezingen. Uiterlijk negen uur begin ik met mijn werk. Dat bestaat vandaag uit het maken van de laatste aanpassingen en correcties van wat mijn eerste boek moet worden. Na zo'n anderhalf uur stop ik daarmee en ga verder met het werken aan ideeën voor columns. Reeds bestaande opzetjes uitwerken, nieuwe beginnen en andere weggooien. Dan is het tijd om de kinderen van school te halen 'voor tussen de middag'.

Na de lunch, met een lekker vers eitje, lopen we weer terug naar school. Ditmaal geen gezeur over de auto. Het is inderdaad lekker weer geworden. Best wel koud, maar uit de wind in de zon is het wel te doen. Soms moet je daar van genieten. Ik hou niet van kou. Alles onder de twintig graden vind ik koud, tot erg koud. Twintig graden is mijn nulpunt. Soms moet je je daar niet door laten weerhouden en toch naar buiten gaan. Thuisgekomen haal ik een boterham uit de vriezer en maak warme chocolademelk. Ik doe mijn sjaal weer om en jas aan en ga naar buiten. Het hek doe ik dicht en laat de kippen vrij in de tuin lopen. Het is voor hen ook de eerste keer dit jaar dat ze vrij mogen lopen. Ze gaan het hele grasveld over en zorgvuldig pikken ze de lichtgroene grassprietjes ertussenuit. Voor mij hebben ze weinig aandacht. Dat verandert als ik de inmiddels ontdooide boterham uit mijn jas tevoorschijn haal. In no-time zitten ze op de rand van de stoel, mijn schoot en op de tafel. Allemaal vechten om de beste plek om een stukje brood te kunnen bemachtigen. Als het brood op is, blijven ze nog even zitten en kijken mij vragend aan. Het zijn net kinderen, ze krijgen altijd hetzelfde en toch vragen ze om meer. Langzaamaan richten ze zich weer op het gras.

Ik blijf goed ingepakt achter in mijn stoel. Warm en toch ook een beetje koud. Genietend neem ik een slok van mijn warme chocolademelk. Ik moet denken aan Martin Bril, die tot vorig jaar met zijn rokjesdag aangaf wanneer het definitief lente was geworden. Zover is het echter nog niet. Maar het gaat wel komen. Binnenkort. Het zit al een beetje in de lucht. Het gaat een mooi jaar worden, een heel mooi jaar. Ik voel mij gelukkig.