Seks of sex? (1)

Om mijn nieuwe groep 8 zo snel mogelijk te leren kennen liet ik ze aan het begin van het schooljaar een brief aan mij schrijven. De kortste brief die ik ooit kreeg bevatte wel de mooiste zin die ik ooit las:
‘Hoi juf. Ik ben heel goed in rekkenen, maar niet zo goed in speling. Groetjes van Niels.’

Er wordt vaak gesproken over taalgevoel. Je hoort nooit het woord ‘rekengevoel.’ Dat komt, doordat rekenen logisch is. Taal niet. Rekenen blijft in de basis altijd hetzelfde, drie-plus-drie is altijd al zes geweest, en er komt niet iedere vijf jaar een nieuw boekje uit, waarin staat dat we vanaf nu afspreken dat drie plus drie zeven zal zijn. Taal is wel altijd aan grote veranderingen onderhevig geweest, en nog steeds. Wij vinden het bijvoorbeeld heel normaal dat het enkelvoud voor hetgeen we aan onze voeten dragen ‘schoen’ heet, en dat het meervoud ‘schoenen’ is. Maar vroeger was dat niet zo. Enkelvoud was ‘schoe’ en meervoud ‘schoen.’ Een vriendin vertelde me een keer, dat haar zoontje op de kinderboerderij riep: “Kijk mam, een vark!” Mijn vriendin verbeterde hem: “Nee, dat heet een varken!” Waarop haar zoontje stomverbaasd antwoordde: “Maar het is er toch maar eentje?” Logisch nagedacht van die knul, want het is ook één geit en twee geiten.

De taal is eigenlijk net als het leven zelf. Er komen steeds nieuwe woorden bij, maar er zijn ook woorden die een langzame dood sterven. Neem nou bijvoorbeeld scheldwoorden. Wie zegt er thuis nog tegen zijn zoon: “Schelm, blijf met je klavieren van die koekjes af, schavuit dat je er bent!” Niemand toch? Vroeger mocht ik het woord ‘rot’ niet gebruiken, behalve voor fruit dat in een stadium van ontbinding verkeerde. Maar als ik het over ‘dat rotkind uit mijn klas’ had, dan werd ik wel tot de orde geroepen, en werd mij verzocht om dan termen als ‘naar’ en ‘akelig’ te gebruiken. Veel woorden verliezen daarom hun oorspronkelijke karakter, omdat er nieuwe woorden voor in de plaats komen.

Neerlandicus en journalist Peter Burger heeft een aantal leuke boeken over taal geschreven,  zoals ‘Hun hebben gelijk.’ Echt een aanrader. Met veel informatie over taalveranderingen, computertaal, spelfouten, en hij schrijft ook over woorden of uitdrukkingen die hun oorspronkelijke betekenis verliezen, omdat ze ten onder gaan door hun eigen succes. Bijvoorbeeld de term ‘zinloos geweld’ werd voor het eerst gebruikt in 1996, toen een Amsterdammer een ruzie probeerde te beslechten en zelf daarbij werd doodgeschopt. De term bereikte de definitieve doorbraak bij de moord op een man uit Leeuwarden, toen hij probeerde om te voorkomen dat een groepje vandalen een fiets in het water wilde gooien. Zinloos geweld was dus iets dat mensen trof die hun burgerplicht deden en daarbij de dood vonden.
Maar tegenwoordig wordt alles zinloos geweld genoemd: dronken automobilisten die iemand het ziekenhuis inrijden, dierenvrienden noemen dierenmishandeling ‘zinloos geweld tegen dieren’, en zelfs de moord op Pim Fortuijn kwam in de krant met de kop ‘Zinloos geweld.’ Maar voor de moordenaar was die moord wel degelijk een weloverwogen, zinnige daad. De uitdrukking ‘zinloos geweld’ is bijna onbruikbaar geworden door alle betekenissen die er aan worden toegekend. Ik moet bij de term denken aan een lied van de Vliegende Panters:

Als rozijnen liggen te wellen, terwijl het recept krenten vermeldt
Hebben die rozijnen dan zinloos geweld?

Veel van mijn leerlingen vonden die saaie spellinglessen ook een vorm van zinloos geweld! Omdat er zoveel regels en afspraken zijn. Natuurlijk worden die lessen zorgvuldig opgebouwd. De methode ‘taaljournaal’ werd op onze school gebruikt, en de leerlingen begonnen in groep 3 met klankzuivere woorden, ook wel luisterwoorden genoemd. Hoe je het hoort, zo schrijf je het woord ook. Zoals sok, roos, maan en vis. Niet-klankzuivere woorden zijn bijvoorbeeld: voor en beer.
Je hebt de net-als woorden. De kinderen leren bij deze categorie steeds een "grondwoord" en leren dit dan toe te passen bij woorden die "net als " het grondwoord klinken. Bijvoorbeeld: leeuw, meeuw, geeuw.

Kijk, tot zover gaat het allemaal nog wel en levert de stof over het algemeen nog niet veel problemen op. Maar bij de ‘weetwoorden’ en de ‘regelwoorden’ is het wel even een ander verhaal. De weetwoorden zijn woorden die de kinderen in moeten prenten. Waarom schrijf je pauw met au en touw met ou? Daar zit geen logica achter, dat doen we, omdat we het zo met elkaar hebben afgesproken.
Bij regelwoorden is het iets eenvoudiger, omdat  -het woord zegt het al- er regels en afspraken zijn gemaakt omtrent deze woorden. Het zou te ver gaan om in dit verhaal al die regels en afspraken op te schrijven, maar toch even twee voorbeelden:
De leerlingen krijgen als rijmpje bij woorden als petten en rokken: als ik aan het eind van een klankstuk een korte klinker hoor, ga ik met twee medeklinkers door.
En juist bij woorden als ramen en muren: als ik aan het eind van een klankstuk een lange klinker hoor, gebruik ik er maar één letter voor.
Deze rijmpjes kunnen een grote steun zijn bij het leren spellen.

Er zullen best mensen zijn die hun schouders ophalen bij het zien van een taalfout. Áls ze die al zien. Ook zijn er mensen die ervan overtuigd zijn dat het niet uitmaakt hoe je het schrijft of zegt, als die ander je maar begrijpt. Zelf vind ik de taal erg belangrijk. Ik ben geen taalpurist of perfectionist, maar mijn basishouding is wél om zo min mogelijk fouten te maken. Daarmee dien je trouwens ook de lezer. Juist bij het geschreven woord is het erg belangrijk, dat je boodschap duidelijk is. Aangezien de lichaamstaal het belangrijkste onderdeel vormt tijdens het spreken, moet je je als schrijver, wegens het ontbreken van die lichaamstaal, extra bewust zijn van de lezer. Want er kan een hoop miscommunicatie ontstaan. Vorige week heb ik getracht een grappige column te schrijven maar een aantal lezers snapte er de humor niet van. Hebben zij dan geen gevoel voor humor? Zijn zij dom? Nee, als de lezer niet snapt wat er staat, dan ligt de fout bij de schrijver. Tenzij de lezer niet goed leest wat er staat, dan is het wat anders, natuurlijk. En dat is moeilijk. De lezer is namelijk ook subjectief. De titel van een column kan al een bepaald gevoel oproepen. De naam van de columnist kan al een bepaald gevoel oproepen. Elk persoon heeft nou eenmaal zijn eigen referentiekader en is beïnvloed door zijn omgeving. Op politiek gebied, op religieus gebied, op maatschappelijk gebied, enfin, noem maar op.

Eén van die users die mijn column anders opvatte dan ik bedoeld had, is Xessive. Daarom heb ik hem als boetedoening voorgesteld dat hij voor mij een nieuw onderwerp voor een column zou bedenken. Zijn onderwerp voor mij was: Het verschil tussen spelling en grammatica in combinatie met taalverandering. Dus een ieder die dit onderwerp naar, of akelig vindt, mag zich in zijn reactie rechtstreeks tot Xessive wenden. Mochten er toch users zijn die het een boeiend onderwerp vinden: tja, ík ben wel degene die deze column heeft geschreven! Maar het is voor mij onmogelijk om alle aspecten van dit onderwerp in één column te behandelen. Vanavond valt mijn collega Alpahmusic uit. Dus dan is deel 2 te lezen over dit onderwerp, waarin ik nog meer wil toelichten over grammatica en taalveranderingen.

O ja.
De titel?
Sex is een Engels woord. Seks is het Nederlandse woord. Je hoort geen verschil als je het zegt, maar wel als je het schrijft. Als ik ‘sex’ typ, dan verandert mijn tekstverwerker onmiddellijk van taal. Engels. Want in Nederland schrijven we seks! En laat ik eerlijk zijn, zo’n titel doet het goed op FOK!, want seks verkoopt goed. Kijk, dát bekt dan weer lekkerder in het Engels: Sex Sells!!