Novemberregen (2)

Linkje naar het eerste deel

So if you want to love me
then darlin' don't refrain
Or I'll just end up walkin'
In the cold November rain


Hij had net zo goed geen paraplu mee kunnen nemen en een jas met capuchon aan kunnen trekken. Alleen zijn hoofd blijft droog; de regen stormt tegen hem aan. Hij is nog niet halverwege al volledig doorweekt. Er is helemaal niemand op straat, hoewel eens in de zoveel tijd de bleke schijnsels van koplampen het naderen van een auto verraden. De wereld is hier het oranje van de straatverlichting – oranje hopen verregende sneeuw, dieporanje plassen, oranje plakkaten half gesmolten sneeuwijs. Een windvlaag zwiept Sebastiaan bijna onderuit en vernielt zijn paraplu. Hij zucht, trekt zijn jas over zijn hoofd, propt het geruïneerde ding in de dichtstbijzijnde prullenbak en vervolgt zijn weg. Zouden die oordopjes nu niet kapot gaan door de regen?, vraagt hij zich af. En waar zijn al de mensen op deez' avond? What peaches and what penumbras! Whole families shopping at night! Maar niet vandaag.

Do you need some time on your own
Do you need some time all alone
Everybody needs some time on their own
Don't you know you need some time all alone


Sebastiaan gaat om twee redenen naar de C1000, hoewel die hemelsbreed verder weg ligt dan de Albert Heijn. Ten eerste staan er bij laatstgenoemde om de haverklap kinderen te zaniken om de één of andere infantiele spaaractie. Daarnaast heeft de AH alleen kassa's met meisjes of feminine jongens erachter; de C1000 heeft zelfscankassa's. Uit het oranje straatlicht stapt Bas de helverlichte supermarkt in, warmte die meteen doet voelen hoe kleverig zijn kleren aan hem vastplakken, opnieuw oranje, altijd dat oranje, ik leef in een wéreld van oranje, op naar de mandjes. Oranje, natuurlijk.

In my hungry fatigue, and shopping for images, I went
into the neon fruit supermarket, dreaming of your enumerations!
What peaches and what penumbras! Whole families
shopping at night! Aisles full of husbands! Wives in the
avocados, babies in the tomatoes!


Hij is de enige klant in de winkel. Alsof het een decor is van een film, liggen alle producten perfect gespiegeld klaar om uitverkoren te worden, door Klant dus Koning Bas verkozen tot een plekje in z'n mandje. Een paar puisterige vakkenvullers trekken de laatste schappen recht met hun broek op hun knieën en ondergoed met een merknaam erop. Hij heeft al twee rondjes door de supermarkt gelopen, diep in gedachten. Weifelend voor het diepvriesvak, Ginsberg in zijn hoofd oplepelend, komt Sebastiaan erachter hoe dat nou heette, een geluidsbeschrijvend zelfstandig naamwoord. Onomatopee, dat was 't. Oehoe. Koekoek. Slush. Onomatopee. Zie je, hij was echt niet achterlijk. Onbewust legt hij producten uit de haast geilmakend gladgestreken muren van verpakkingen in zijn karretje – de andere producten verdwaasd achterlatend als de achterblijvende tanden in het fietsenrek van een wisselende zesjarige. De manager zou die jongens moeten verplichten tot het dragen van een riem.

I saw you, Walt Whitman, childless, lonely old grubber,
poking among the meats in the refrigerator and eyeing the grocery
boys.
I heard you asking questions of each: Who killed the
pork chops? What price bananas? Are you my Angel?


Ja, bier, eerst dat maar. Kratje of blikjes? Beter een krat, anders moet-ie morgen opnieuw. Hij is er nu toch. Maar die terugtocht – moet hij maar wachten tot het stopt met regenen? In de dertig ben je op je hoogtepunt, zeggen ze altijd. Huisje boompje beestje. Oppas regelen om toch om de paar weken jezelf lam te zuipen. Sociale rotzooi doen met even wanhopig naar binding zoekende lotgenoten. En waarvoor. Grolsch dan maar. Of Hertog? Da's euro's duurder... ah, fuck it. De te negeren, voor supermarktmedewerkers o zo repetitieve muziek verandert in een langzaam pianonummer. Meteen herkent hij het. Hij slaat zijn blik op het slecht afgewerkte kantoorplafond en stelt God wat retorische vragen over het doelmatig tarten van Sebastiaan F. Mulder. Het enige geluid dat hem belet de Eric Carmen-ballad te horen, is het in de stilte oorverdovende geratel van de wieltjes van zijn mandje.

When I was young
I never needed anyone
And making love was just for fun
Those days are gone


Bas is bij de zelfscankassa's gearriveerd. Twee verveelde kassameisjes praten met elkaar over hun vrijetijdsbesteding in het afgelopen weekend. Hij scant de diepvriespizza, de borrelnootjes, de melk, het brood, een bierflesje. Hij klikt op het knopje waar “Krat” naast verschijnt op het schermpje. Als hij het laatste product scant slaat zijn hart een slag over. Bon Bon fúcking Bloc, die vieze donkere chocola-variant die zij ooit liefst met scheepsladingen tegelijk moest hebben. Er liggen ook nog augurken in zijn mandje. Hij houdt ook niet van augurken. Het apparaat vertoont een foutmelding bij de chocola. Er is blijkbaar iets mis. Hij probeert het weg te drukken, maar het lukt niet. Weifelend als hij er staat, komt een kassameisje naar hem toe. “Ik fiks het wel even”, zegt ze. “Nee, het hoeft niet”, reageert hij. “Ik hoef het niet.” Het meisje kijkt hem met een schuine blik aan, alsof ze 'm maar een ongewassen idioot vindt. Of misschien denkt hij dat slechts.

All by myself
Don't wanna be
All by myself
Anymore


“Meneer? Menee-heer?” “Oh, eh, wat?” Het meisje lijkt ongeduldig. “Of u de Bon Bon Bloc dan wel terug wil leggen?” De service neemt blijkbaar exponentieel af na zessen. “Nee laat maar, ik koop het wel gewoon.” Ze zucht nu hoorbaar. Volgens mij heeft ze nog nooit zo'n verstrooide ongeschoren stinkende lelijke schijtvent aan de kassa gehad. Ze scant de chocola en haar pasje vlug. Sebastiaan excuseert zich en pint het verschuldigde bedrag. Hij bouwt sinds een jaar geleden onbewust een verzameling op van memorabilia in de vorm van supermarktproducten die hij normaliter voor haar en z'n dochter kocht, maar die hij zelf niet nodig heeft. Surprise-eieren, Milk 'n Fruit, Choco Crossies, kruiden, Cookie Dough, zelfs zo'n pak bakmeel voor prinsessentaart inclusief kleurige versierinkjes – alles passeert langzaam de houdbaarheidsdatum en teert weg, zoals zij langzaam wegzakken in m'n herinneringen.

Livin' alone
I think of all the friends I've known
But when I dial the telephone
Nobody's home

Buiten, met de krat in de ene en een oranje plastic zak in de andere hand, schuilt hij voor de regen onder het afdak bij de karretjes en realiseert hij zich dat het gesprek met het geïrriteerde meisje zijn eerste conversatie in dagen moet zijn. Zouden anderen dat ook hebben? Of ben ik weer eens volledig alleen? 'Je moet hulp zoeken Sebas, praat erover', wat weet John er nou vanaf, immer wereldverbeterende John. Kriebels krijg ik ervan. Hulp zoeken. Hij gnuift, al is er niemand om zijn gnuiven te doorgronden. Laatst zei die eikel: zelfmoord is een zwaktebod, een zonde. Het veroorzaakt zoveel leed dat ik niet kan geloven dat God het je ooit zou vergeven, noch iemand hier op aarde. ChristenUnie-John met zijn verwrongen denkbeelden. Zoveel mensen vallen naarmate het leven langer voortsleept steeds meer tegen. Alsof iedereen ook een soort houdbaarheidsdatum heeft. Eenmaal teveel geconsumeerd, ofwel te lang en te vaak gezien, dan gaan je ballen langzaam steeds vaker kriebelen. Alleen het individu kent het individu werkelijk. Hij wil niet meer nadenken en probeert zijn gedachten te verdrinken in het geluid van zijn oortjes, die hij na vier keer proberen eindelijk met z'n handschoenen in zijn oren krijgt gedrukt.

I know it's hard to keep an open heart
When even friends seem out to harm you
But if you could heal a broken heart
Wouldn't time be out to charm you


Het is gestopt met regenen. Hij waggelt haast als hij loopt vanwege het gewicht van de boodschappen. Individu. Raar woord eigenlijk, Frans voor 'ondeelbaar'. Terwijl juist één enkel individu zo ontzettend broos, breekbaar en daarmee deelbaar is. De wind zwiept nog steeds door de straten en  whoeeh-whoeeh-whoeeeh't door de hun laatste blaadjes vandaag kwijtrakende bomen heen. De regen heeft veel van de slush in de goten weggespoeld. Het oranje straatlicht is nog steeds oranje. Bij thuiskomst beseft Bas in zijn zakken zoekend dat zijn huissleutels nog binnen liggen. “Kúúúút!” Hij vindt zichzelf even heel wat als hij bedenkt de deur open te prutsen met zijn pinpas, maar die breekt daarbij in tweeën. Moet ik ook weer naar de Rabo bellen – wát een dag zeg. Ongelooflijk. Hij waagt het er maar niet op ook zijn OV-Chip te vernielen. Zuchtend kantelt hij de bierkrat, zijgt erop neer en opent aan de rand ervan één van de biertjes. In ieder geval heb ik dit nog. Hij vouwt de kraag van zijn jas omhoog en zet het flesje aan zijn mond.

And when your fears subside
And shadows still remain
I know that you can love me
When there's no one left to blame



Songteksten: Guns N' Roses, November Rain (1992), Eric Carmen, All By Myself (1975, tevens video)
Gedicht: Allen Ginsberg, A Supermarket in California (1956)

Volgende week: deel drie