Meatloaf met een zachte G en een harde L

De damp van een verse bierscheet zoekt een weg naar de buitenlucht. Ik hijs mijn niet meer zo frisse dekbed naar mijn neus en daar heb ik meteen spijt van. Het verteerde resultaat van het eten en vooral van het drinken van gisteren ziet kans mijn neus te bereiken. Ook heb ik nu koude voeten. Ikea-dekbedden zijn net iets te kort. Dit werkt wel beter dan welke wekker dan ook. Opstaan is ineens een verlangen in plaats van een sombere toekomst. Kokhalzend zoek ik een weg naar mijn bureau. Daar zouden mijn lenzen in een bakje vloeistof moeten drijven. Ik kan ze niet vinden en grijp naar mijn bril, mijn zicht-backup.

Zo zou het vanochtend gegaan kunnen zijn. Ik weet het niet. Ik ben er niet bewust bij. Het is carnavalsmaandagochtend, de meest brakke ochtend van het jaar. Deze column heb ik eergisteren al geschreven. Je denkt toch zeker niet dat ik op carnavalsmaandagochtend een column ga schrijven? Maandagochtend is revalidatieochtend, zodat ik nog twee dagen kan feesten. Ik ben nu, maandagochtend dus, allergisch voor computers en de hoofdredacteur tolereert al een tijdje geen handgeschreven columns meer. Bovendien heb ik gisteravond met het laatste pilsje de hersencellen die de columns maken kapotgezopen. Mogelijk is dit dan ook mijn laatste column. Ik ben op zoek naar een donor. Is er een collega die ‘per ongeluk’ onder de auto komt deze week, dan ben ik verantwoordelijk. Sorry, alvast.

Ik zet mijn bril op. Schijnt de zon vandaag? Geen idee. Ik zie het niet. Deze column is niet live. Ik kan het dus ook niet weten. Hooguit baseer ik die uitspraak op de weersvoorspellingen, tarotkaarten of op de rankings van de bookmakers.

Mijn bril beslaat zodra ik hem opzet. De damplaag is dikker dan die op de autoruit boven Meatloaf’s Dashboardlight. Meatloaf noemt dat het Paradise, maar ik ga liever naar de hel als een all-in verblijf in het paradijs inclusief een vrijpartij met Meatloaf is. Wat een viezeriken waren de jongeren van de jaren zeventig toch.

Nog steeds op zoek naar mijn lenzen en met liters carnavalstreurnis op mijn hoornvliezen druk ik per ongeluk op de knop van de televisie. Laïla Abid tettert door de kamer. Althans, ik gok maar even dat zij maandagochtend, vanochtend, dienst heeft bij het Journaal. Ze lijkt mij niet de meest verstokte carnavalsvierder. Ze staat waarschijnlijk al een jaar in de planning voor deze week. Ze nieuwsleest dat het carnaval is losgebarsten. Boven de riolen denken Medelanders dat het carnaval losbarst. Het is een journalistiek cliché, net als ambassadeurs die op matjes moeten komen. Als je toch een nieuwe baan zoekt, dan moet je in Den Haag in de buurt waar alle ambassades gehuisvest zijn een matjeswinkel beginnen. Winst gegarandeerd bij internationale conflicten.

Het carnaval is niet ‘losgebarsten’. Het leeft al weken. Ik ben veel in Limburg geweest de afgelopen weken en daar, misschien meer dan in mijn Brabant, zijn de gebouwen al heel lang heel mooi versierd. Ik zag weken geleden al Raden van Elf door de straten trekken. Op vrijdag zijn er al optochten, meestal voor en door kinderen. Een carnaval barst niet los. Nieuwjaar, dat barst los. Om twaalf uur precies. Carnaval bouwt zich op tot een climax van vier dagen.

Ach, net als de matjes voor de ambassadeurs, een losgebarsten carnaval bekt wel lekker. Waar maak ik me nu toch druk om? Het is maandagochtend na carnavalszondag. Ik zou beter eens op zoek gaan naar mijn lenzen.

Het kokhalzen wordt erger. Bierscheet nummer vijf neemt het laatste restje zuurstof mee naar het Rijk der Onbereikbaren, een plaats waar Yolanthe niet welkom is. Niet Yolanthe maar een naakte Meatloaf jaagt nog door mijn hoofd. Eergisteren heb ik een klein gedeelte van een column aan Meatloaf gewijd. Al twee dagen krijg ik hem niet uit mijn hoofd, ook al omdat hij niet door mijn neusgaten of door mijn mond past. Ik moet snel aan iets anders denken. Euhm. EUHHHMMM!! Lalalala. Ik heb een zachte G en een harde L. Nee, ook al zo’n ranzigheid. Niet het nummertje, maar de clip: vieze Jos met zijn rolletje pepermunt in zijn broek. Lalala, sjalala, sjalalalie. Sieneke plots in mijn hoofd, potdomme. Het zal de drank wel zijn, maar ik zie Sieneke en Meatloaf in een 18+duet door de kamer dansen. Nu wil ik echt een strop! Help! Ik vlucht naar de badkamer om die viezigheid van me af te spoelen. Samen met twee avonden algemeen genegeerd rookverbod, twaalf gemorste pilsjes, een 'ongelukje' bij het plaskruis en een restje kibbeling voel ik één voor één mijn lenzen over mijn wangen naar beneden dwarrelen. Ik pak ze op, zet ze in de vloeistof en hoop op het beste. Sieneke en Meatloaf lossen langzaam op in de 4 mililiter desinfectie. Tijd voor een gebakken eitje.