Opstaan

Maandagochtend, half 8. En nee, dat is niet vroeg, dat wéét ik. De meeste werkende mensen zullen nu zoiets hebben van: ‘Meid, stel je niet aan. Je moet een flinke schop voor je kont hebben.’ Dat klopt. Maar tóch, ik blijf wel student. En de meeste dagen kom ik écht niet voor elven mijn bed uitgerold. Mijn moeder verwijt me dat ik mijn dag vergooi, maar dat is niet waar. Ik ga gewoon ’s nachts langer door. Maandagochtend, half 8. Mijn wekker gaat af met het rustgevende getingel van het nummer The Shire uit de eerst Lord Of The Rings-film. Wonder boven wonder word ik daar inderdaad wakker van, misschien omdat het in mijn hoofd geprogrammeerd staat. Als de begintonen rustig mijn oor binnenvliegen zegt mijn hoofd: “Alarm alarm! Mevrouw Van Dijk, je moet je bed uit. En wel nu!”

Schijnbaar weet mijn onderbewuste heel goed in te schatten dat als ik niet meteen mijn ogen openscheur en mijn benen over de bedrand slinger, dat het er dan niet van gaat komen. Dan ga ik namelijk nadenken en als ik nadenk, gaat het mis. In ieder geval wel op de ‘vroege’ ochtend. Mijn hoofd zegt dan sluw: “Anke. Lieve lieve Anke. Je wilt toch nog zo graag even liggen? Moet je voelen hoe warm dat bed is. Hoe zacht die satijnen lakens – ja, die heb ik echt – en hoe koud het buiten je bed is. Je bent nog zo slaperig, je kunt nog wel even je oogjes dicht doen. Desnoods skip je college, er wordt toch nooit iets interessants gezegd. Verzet nou je wekker nog maar tien minuutjes, als je dan nóg wilt opstaan, kun je dat dan ook wel doen. Laat die oogleden maar zakken, toemaar. Je hebt het nodig en je wilt het zo ontzettend graag.”

Eigenlijk wint mijn hoofd het altijd. Nou goed, niet altijd. Voor tentamens sta ik heus wel op. Of als ik écht iets af moet krijgen, als de consequenties van het niet-doen me toch iets te zwaar tellen. Maar de vorige periode heb ik wel belachelijk vaak de raad van mijn hoofd opgevolgd en ben gewoon weer lekker gaan liggen slapen, daarmee het feit dat ik college had totaal verwaarlozend. Immers, geen aanwezigheidsplicht? Bovendien werden de powerpoint – of krachtpunt, zoals mijn oude leraar biologie dat altijd zo ironisch zei – slides meteen na het hoorcollege op internet gepleurd, wat het voor mij wel erg makkelijk maakte om te zeggen dat de colleges niet zo veel voorstelden. Dat ik dan wel kantjes vol aantekeningen miste, die niet in de slides stonden, zag ik met liefde over het hoofd.

Ik heb echt nooit goed kunnen opstaan. Mijn broertje is het ultieme ochtendmens. Als de wekker gaat, hoe vroeg ook, hij springt uit bed en doet zijn ding. Daar ben ik wel jaloers op. Mijn moeder heeft het ook, die staat vroeg op en gaat aan de slag. Als ik dan om een uur of twaalf beneden kom, klinkt het altijd enigszins vinnig: “Ja, ik heb al een was gedraaid, opgehangen en gevouwen, je zusje en ik zijn al naar de winkel geweest om boodschappen te doen, ik heb de tuin al geschoffeld, de buurvrouw een bloemetje gebracht, bla, bla, bla, bla.” Ze zegt wel meer hoor, maar dan heeft mijn gehoor zichzelf uitgeschakeld, zelfbeschermingsmodus of iets dergelijks. Het grappigste was het als mijn broertje en ik opfietsten naar school. We woonden ongeveer 16 km van de stad af, waar onze school stond. Om acht uur begonnen de lessen en dat betekende dat we kwart voor zeven wel moesten gaan fietsen. Kwart voor zes op dus.. of niet. Als mijn broertje al had gedoucht, zich had aangekleed, had ontbeten, gelsmurry in zijn haar had gesmeerd en zijn door moeders liefdevol gesmeerde bammetjes in de tas had gestopt, kwam ik nog eens mijn bed uit en moest ik flink haasten. Dan gingen we te laat weg, ik vaak zonder ontbijt want immers geen tijd om te ontbijten, mijn shirt binnenstebuiten, mascara halverwege mijn wenkbrauwen en mijn tas halfopen zodat we na 20 meter al moesten stoppen omdat het grootste deel van mijn studieboeken in een soort Hans en Grietje-spoor achter ons lag. Als we ons dan compleet de longen uit het lijf hadden gefietst, kwamen we vaak nog net op tijd, of net te laat natuurlijk. Maar even knipperen met mijn charmante, gedeeltelijk mascaraloze wimpers en de meeste leraren zagen het graag door de vingers.

Het leukste is het als je weer eens veel te laat komt – volgens mij valt het niemand echt meer op aangezien ze het gewend zijn – en je dan goedbedoeld advies krijgt over hoe je beter wakker kunt worden. ‘Zet een glas water naast je bed en zo gauw je wekker gaat giet je het over je gezicht’ Ja, en dan een nat bed zeker? Daag.. ‘Je moet lekker koud douchen, daar wordt je wakker van.’ Koud douchen doe ik niet aan. Kom nou, we hebben hier niet voor niets electriciteit waardoor we warm water hebben? Ik ga zeker niet mezelf verkleumd en bibberend wakker proberen te houden onder de douche. Straks krijg ik nog een hekel aan die goddelijke straal! ‘Je moet lekker warm douchen, daar wordt je wakker van.’ Uhm, als ik warm douche word ik helemaal rozig en slaperig. Ik ben zelfs wel eens in slaap gevallen in de cabine met de straal op m’n kop. Nee, geen strak plan. ‘Je moet je wekker aan de andere kant van de kamer zetten, dan moet je er eerst naartoe lopen om hem uit te zetten en dan word je wakker!’ Echt niet. Dan loop ik gewoon net zo hard m’n bed weer in want buiten de dekens is het teringkoud en onder de dekens comfortabel warm.

Misschien moet ik het maar gewoon opgeven en accepteren dat ik gewoon niet een ochtendmens ben en het waarschijnlijk ook nooit zal worden. Het zou alleen wel leuk zijn als mijn omgeving dat met me mee zou accepteren, maar dat zal waarschijnlijk een utopie blijven.