De Reddende Engel

(Mededeling vooraf: Wegens omstandigheden zal de rol van reddende engel in deze column gespeeld worden door Wouter van Kleef. Wij vragen daarvoor uw begrip en wensen u veel leesplezier.)

Wouter was vroeg buiten. Hij had slecht geslapen die nacht; veel wakker en veel liggen woelen. Uiteindelijk was hij maar opgestaan en buiten gaan wandelen. Het had gesneeuwd. Goed ingepakt liep hij daar en zette als eerste zijn voetstappen in de verse sneeuw. Dat vond hij altijd wel iets hebben. Ondanks de rustgevende omgeving kon hij het onrustige gevoel waar hij mee opgestaan was niet van zich afschudden. Hij genoot van de stilte, maar tegelijk voelde het als de stilte voor de storm. Hij had het gevoel dat er behalve de kou nog meer in de lucht zat. Hij sloeg de hoek om en liep over het oude industrieterrein richting de kade.

Woedend haalde Johnny uit naar zijn slachtoffer. "Praat dan verdomme! Klootzak!!" Een volgende slag in zijn gezicht volgde. Dave's gezicht vertrok zich in een pijnlijke grimas, maar hij hield zijn mond.
Mourn wenkte Johnny. Deze liep weg bij Dave en kwam naar hem toe. Met zijn hoofd maakte hij een 'wat moet je' beweging. Boos keek hij hem aan.
"Denk je echt dat hij liegt?"
"Hoezo?"
"Het lijkt me of hij de waarheid spreekt. Hoe lang zijn we nu al niet met hem bezig."
"En?"
"Hij blijft hetzelfde zeggen. Dus of hij is niet te breken en gelooft hij wat hij zegt, of het is echt waar wat hij zegt."
"Gelul!" Johnny keek naar Mourn alsof hij hem wilde gaan slaan. "Je weet dat hij niet alles zegt. En dat wat hij zegt niet klopt. Maar ik zal de waarheid uit hem krijgen. En jij gaat me daarbij helpen!" Dreigend stak Johnny zijn vinger uit naar Mourn en draaide zich weer naar Dave.

"Luister Dave, dit is je laatste kans. Ik begin mijn geduld te verliezen. De waarheid. Nu!" Om zijn woorden kracht bij te zetten haalde hij een pistool uit zijn binnenzak. "Aan jou de keus."
Dave schraapte zijn keel. "Ik heb je alles verteld wat ik weet." Het klonk zelfverzekerd, niet angstig. Johnny werd van het toontje alleen al erg kwaad. "Ik weet dat Jan je gevraagd heeft te helpen. Hij had gevraagd of jij de bus wilde rijden."
"Gelul!!", riep Johnny. "Gelul! Je begint weer met je leugens. Ik zou helpen die overval te plannen en indien nodig wat voorbereiden. Ik zou die bus helemaal niet rijden!" Johnny stond zich zichtbaar op te winden.
"Ik weet ook dat niet iedereen het met de plannen van Jan en jou eens was..." Met een misselijk maken geluid sloeg de kolf van het pistool tegen zijn kin.
"Leugens!!" krijste Johnny. "Allemaal waren ze het er mee eens, allemaal. Tommy, Frank, Claus..."
"Frank en Claus niet, dat weet je."
"Onzin! En dan nog, ik heb genoeg macht binnen de groep om zelf die beslissing te nemen voor die overval. Daar heb ik die anderen niet voor nodig." De vingers van Johnny spanden zich om de trekker.

Waar zou dat drukkende gevoel toch vandaan komen? Het was een koude, maar mooie morgen en Wouter liep in gedachten verder naar de kade. Hij zag het ijs op het water liggen. Hoe vaak had hij niet hier gestaan aan de kade. Zijn gedachten werden verstoord door een geschreeuw dat uit één van de loodsen rechts van hem scheen te komen. Hij concentreerde zich op het geluid. Het leek wel uit de loods van dat Griekse bedrijf te komen: Demos Cratinos. Hij kende het wel, het was één van de belangrijkste bedrijven van de stad.

Weer klonk er geschreeuw. Wouter liep nieuwsgierig naar de loods toe. Terwijl hij daar liep, viel het hem op dat er geen voetstappen naar de deur toe liepen. Dat zou betekenen dat de mensen die daarbinnen schreeuwden er al de hele nacht moesten zijn geweest. Bij de zijkant van de loods bleef hij staan en keek door een kier naar binnen. Hij zag niet veel. Vaag zag hij de rug van een man.

Plotseling klonk er een knal. Wouter dook in elkaar. Was er op hem geschoten? Hij keek om zich heen maar zag niemand. Hij voelde ook niets. De deur ging open en Johnny en Mourn kwamen naar buiten. Ze renden naar een auto en reden weg zonder Wouter te zien. Wat moest hij doen? Voor hij een beslissing kon nemen, ging de deur weer open. Weer dook hij weg. Voorzichtig keek hij om het hoekje en hij zag een man strompelen met een grote bloedvlek op zijn bovenbeen. Wankelend liep hij naar de kade. Hij scheen niet te beseffen waar hij heen liep.

"Nee!", riep Wouter en hij rende op hem af. Dave schrok ervan en nam twee snelle stappen. Te snel voor zijn gewonde been en verloor daardoor zijn evenwicht. Hij dreigde over de rand van de kade te vallen. Wouter nam een snoekduik, maar slaagde er net niet in de arm van Dave te grijpen, waardoor Dave naar beneden stortte en vier meter lager met een doffe dreun op het ijs smakte. Geschokt en ontdaan keek Wouter over de rand naar Dave die daar bewegingloos in een rare positie lag. Besluiteloos bleef hij liggen op de rand...

"Ho, ho, ho, stop! Stop!! Dit kan zo niet. Dit kan niet. Haal Wouter weg hier. Iemand haal hem weg. Jij, hoe heet je, Marie. Haal Wouter hier weg, help hem. En jij, stop schrijven. Nu! "
(Maar wat is er dan...)
"Is de arts al onderweg? Schiet op. Ooohh! Dave ligt er niet goed bij. Snel hulp naar beneden!!! Schiet op nou. En jij stoppen. Stoppen met schrijven, nu!"
(Maar wat...)
"Hoe kon je die gozer er nou in schrijven?"
(Hij zei dat hij er klaar voor was.)
"Ja logisch, die ziet zijn kans. Maar dit mag toch niet gebeuren, dit is... Ben je nou nog aan het schrijven?"
(Ja wat moet ik dan?)
"Weet ik veel, terug naar de Frontpage of zo. Gooi er een bericht in over Wilders of tieten, dat leidt altijd af. Maar jij stopt nu met schrijven. Nu! Onmiddellijk."
(Ja maar --------)