666(3)

Het vorige deel vind je hier .

‘En altijd als het regent spiegelen de wegen zich.’- Sekhmet

Het aantal begrippen dat negers goed kunnen onthouden is maximaal zeven, zo wist de Commander. Deze beperkte hersencapaciteit moet je niet als belemmering zien, je moet het een goede invulling geven. Met de kennis van een paar begrippen kan een neger al heel dienstbaar zijn. Work, Money, Hurry, Water en Me Commander, meer termen had hij eigenlijk nooit nodig gehad in de gemiddelde conversatie. De Commander kijkt naar zijn bleke dikke hoofd in de spiegel. In Afrika had hij geen spiegel, in Afrika was hij af en toe gelukkig. De hele sfeer die in Afrika hing was gewoon beter, Nederland benauwde hem. In Hollandse kamers kon hij zijn gewicht nooit laten rusten. Alleen op bed in zijn eigen slaapkamer, het licht uit, kijkend naar de glow-in-the-dark-sterrenhemel, was hij zijn gewicht even kwijt. Daarna was het weer beklemmend. In Afrika maakte hij zijn gewicht tot dienst. Tussen alle uitgemergelde lichamen dwong zijn buik respect af. De zweep ook. Hij hanteerde de zweep graag.

Opeens staat ze vlak achter hem, in de spiegel had de Commander haar niet gezien. Van schrik laat hij de spiegel vallen. ‘Doe je een beetje voorzichtig?’ vraagt het meisje in de witte kleding. Ze loopt langs hem heen, pakt de spiegel op en zet deze weer in de kast. Dan kijkt ze hem aan. ‘Ik ga even naar een andere patiënt, Hans. Wees niet bang, ik ben zo weer terug. Als je weer even naar je eigen wallen wil kijken, de spiegel ligt hier op de plank.’
‘Hé, misschien moet je me eens beter gaan maken, daar ben je hier voor.’ Het is de eerste keer dat hij spreekt sinds hij in het ziekenhuis is. Zijn stem klinkt schril en leeg.
‘Sinds wanneer wil jij dan beter worden, kleine dikke zelfdestruct?’
De Commander sluit zijn ogen. Hij denkt aan al zijn plannen die mislukt zijn. Het meisje staart hem aan, hij voelt het, door zijn dichte ogen heen. Het kan hem niks meer schelen, alles kan hem niks meer schelen. Alleen die kou. Waarom is het nog steeds zo godvergeten koud?

Romi slaat het kookboek open. Goed eten kan helpen. ‘Smeer met een mes een laagje mosterd op beide kanten van de karbonades. Strooi tenslotte nog wat versgemalen peper over de mosterd. Laat een flinke klont boter smelten in de koekenpan op hoog vuur.’ Op het moment dat ze de karbonades in de kokende boter heeft gelegd, beseft ze dat ze helemaal geen honger heeft. Ze kan beter gewoon naar bed gaan. Romi draait het gas uit en loopt dan naar de slaapkamer. Als ze goed uitrust, kan ze morgen vast weer gewoon rijden. Naast haar spijkerbroek ligt haar mobiele telefoon. Twee nieuwe berichten. Ze deblokkeert het toetsenbord. Haar moeder heeft gesms't. Het zijn maar een paar woorden, toch beuken ze hard door haar lichaam. ‘Hoe ging je eerste rit?’

Over tien tellen zal hij zijn ogen weer opendoen. De Commander telt af. Als hij bij nul is ziet hij dat de kamer leeg is. Waar net nog een kast stond is nu een kale vuilwitte muur. Een muur met een kraan. Warm water zou fijn zijn. Met warm water kan hij zijn handen wassen, kan hij zich warmen. Het kost hem moeite om op te staan. Hijgend puft hij uit op de rand van zijn matras, dan wankelt hij naar de porseleinen wasbak. De Commander draait aan beide knoppen, je weet nooit welke voor het warme water is. Even wachten, het duurt natuurlijk even voordat het water warm wordt. Het water druipt langzaam uit de kraan. Voorzichtig steekt de Commander zijn handen onder de kraan, gelijk verlamt hij. Het water is ijskoud. Bloed stroomt over zijn armen. Het is niet zijn bloed, het bloed komt uit de kraan. Wild schudt de Commander het bloed van zijn armen en hij draait zich om. Daar staat ze, het meisje in het wit.
‘Wat is dit verdomme voor ziekenhuis?’ schreeuwt hij.
Ze lacht. ‘Een huis waar de echte zieke geesten van de wereld terechtkomen. Ga maar weer even op bed liggen, de behandelkamer is klaar.’ Ze geeft hem een stevige duw en de Commander valt terug op zijn matras.

Het bed snelt door de donkere ziekenhuisgangen. De Commander kijkt naar het bloed dat zich opdroogt op zijn handen. Hij heeft geen idee waar hij heen gaat, waar hij is en hoe laat het is. Paniek zwelt door zijn aderen, alle controle is hij kwijt. Het meisje duwt het bed vanaf zijn voeteneind. De Commander zucht. ‘Waarom is het hier toch zo koud.’
Het meisje gaat langzamer lopen. ‘Dat komt omdat je dood bent Hans.’
Het duurt even voordat er geluid uit zijn mond komt. ‘Ik ben niet dood, ik ben in het ziekenhuis.’
‘Ziekenhuis is misschien niet de beste term. Dit is een tussenstation, een voorpoort van de hel. Hier wordt je beoordeeld of je tot de hel mag toetreden. Ik ben er niet om je te genezen, daarvoor is het te laat. Ik ben hier om je daden te wegen.’ Ze laat zijn bed los, loopt naar hem toe en steekt haar hand uit, die hij bijna automatisch grijpt. Zwarte getallen staan gebrand in haar arm. ‘Mijn naam is Sekhmet, aangenaam. Mensen noemen mij ook wel een gevallen engel, maar jullie begrijpen het altijd beter als ik zeg dat ik een demon ben. Een van de dertig demonen die hier de poort naar de hel bewaken.’
‘Ik geloof niet in de hel,’ fluistert de Commander.
‘Da’s jammer, want die hel zit er voor jou dik in.’
‘En als ik niet naar de hel hoef?’
‘Dan verdampt je ziel. Verdwijn je in het niets. Of de hemel, zoals jullie dat noemen. De eeuwige rust enzo. Maar goed, hoop daar maar niet veel op. Het is tijd voor het Grote Wegen, en in jouw geval wordt dat nog een hele klus. Oja, en wil je asjeblieft ophouden met dat gehijg, in de voorpoort van de hel is ademen nogal overbodig.’ Sekhmet laat zijn hand los en loopt terug naar het voeteinde. Deuren klappen open en dicht.

De Commander tast met zijn hand zijn borstkas af, zijn hart is gestopt met kloppen.

Volgende week maandag deel vier.