Stil in Amsterdam

Zondag. Het is nog donker als ik wakker word. Ik moet naar het toilet. Stijf knijp ik mijn ogen dicht. Geen zin om met die kou uit bed te gaan. Gewoon aan iets anders denken, dan val ik vast wel weer in slaap. Maar mijn volle blaas laat zich niet negeren. Met een zucht sla ik het  dekbed opzij en loop over de steenkoude vloer naar het toilet. Zo, dat is ook weer gebeurd. Gauw weer naar mijn warme bed! Een vreemd licht valt door de ramen de kamer binnen. Ik loop naar het raam. Sneeuw! In het licht van de lantaarn zie ik dikke vlokken traag naar beneden dwarrelen. De straat is al helemaal wit. Een snelle blik op de klok leert me, dat het nog maar half zes is. Ik druk mijn gezicht bijna plat tegen het raam om te kunnen zien hoe dik het pak is dat er al ligt. Wat geweldig!

Even later kruip ik weer naast mijn man in ons warme bed. “Waar was je?” vraagt hij slaperig. “Ik moest plassen. Oh, en het sneeuwt!” Hij moet grinniken. “Dat vind jij leuk hè, sneeuw,” zegt hij. “Het klinkt misschien heel kinderachtig, maar het liefst zou ik me nu aankleden en naar buiten gaan,” zeg ik. “Nou, wat let je?” vraagt hij. “Het is nog maar half zes!” werp ik tegen. “Nogmaals, wat let je? Wat let ons? Wil je naar buiten? Dan doen we dat toch!” En de daad bij het woord voegend gooit hij het dekbed van ons af.
Ik moet lachen. Ja, wat let ons eigenlijk? Ik trek snel mijn joggingpak aan over mijn pyjama, dikke sokken en schoenen. Daaroverheen mijn winterjas, sjaal om, muts op, handschoenen aan, zo, ik ben er klaar voor! Mijn man is inmiddels ook aangekleed. Hij zet de kachel aan voor als we straks terugkomen.

Daar lopen we dan. Door Amsterdam. Het lijkt wel alsof we de hoofdrolspelers zijn in een  sprookje. Het Sarphatipark ligt er wit, statig en verlaten bij. Geen honden die aan het rondrennen zijn, geen joggers met koptelefoons die ons voorbij rennen, geen moeders met kinderen.
Rust. Serene rust. De sneeuw kraakt zachtjes onder onze voeten. Af en toe staan we stil om te genieten van de prachtige bomen, de stilte, elkaar.

Hand in hand lopen we verder. Vlakbij de Albert Cuijpmarkt zien we het eerste teken van leven op deze vroege zondagmorgen. Mannen zijn druk in de weer om de marktkraampjes op te bouwen. Straks begint de kerstmarkt. De kroegen zijn dicht. Kerstverlichting geeft een vriendelijk licht aan de etalages.
Bij mij komt altijd het kind in me naar boven, als ik sneeuw zie. Ik kijk naar mijn voetsporen en naar die van mijn man. Ik loop met x-benen en kijk achterom om het resultaat te bekijken. Ik hinkel een stukje, en moet er zelf om lachen. Op het raam van een auto heeft iemand in de sneeuw ‘Martin’ geschreven. Ik schrijf eronder: is gek.
Mijn man schiet in de lach. We lopen verder. Over mooie Amsterdamse bruggetjes. Het lijkt wel alsof we een wandeling in een kerstkaart van Anton Pieck maken.

We zien een man op een fiets ploeteren door de sneeuw. Wat gaat hij doen? Komt hij net uit de kroeg en gaat hij naar huis om te slapen, of moet hij werken? Zo nu en dan komen we een taxi tegen. Maar verder is het stil. Alleen onze voeten knierpen zachtjes in de sneeuw. Door mijn hoofd speelt het liedje van Ramses Shaffy: “Het is stil in Amsterdam.”

Het begint harder te sneeuwen. We besluiten om weer richting huis te gaan. Met koude neuzen, tintelende wangen en verkleumde tenen komen we thuis. De woonkamer is inmiddels lekker warm geworden. Mijn man maakt warme chocolademelk en we eten kerstbrood. Mét spijs.
We zijn meer dan een uur weggeweest. Het is zeven uur, en de eerste tram komt met zijn rinkelende bel langsrijden. Bij de overburen gaat het licht aan. Gordijnen gaan open. Kleine kinderen verdringen zich bij het raam en springen enthousiast rond als ook zij buiten de sneeuw ontwaren.

We besluiten om nog even terug te kruipen in bed. Wij hebben geen kleine kinderen voor wie we vroeg op moeten staan, wij hoeven niet naar ons werk vandaag, het is lekker zondag. En een beter begin van de dag hadden we wat mij betreft niet kunnen hebben. Ik kruip lekker tegen mijn man aan en met een tevreden gevoel en met zijn arm om me heen sneeuwt het al snel op mijn netvlies…