Het recht op het geven van kritiek

Voor ik weer eens verval in felle kritiek op wat voor bevolkingsgroep of politieke richting dan ook – het vinden van iemand om op te kankeren is één van mijn grote talenten – leek het me nu eens interessant om te kijken hoe er met die kritiek om wordt gegaan. Hoe er tegenwoordig op tegenargumenten wordt gereageerd. Als volleerd criticaster van velen, is het tenslotte zinvol om te bekijken hoe mijn kritiek aankomt en wat er verder mee gebeurt.

Iedereen heeft recht op de vrijheid van meningsuiting. Maar hoe zit het dan met het recht op het geven van kritiek?

Ik laat deze keer eens in het midden of het om rechts, links, blank of zwart gaat, of welk geloof men aanhangt. Als ik ook maar één kenmerk zou noemen, zou er tenslotte ook meteen iemand zijn die zich persoonlijk aangesproken voelt, en is een discussie over kritiek alweer ten dode opgeschreven.

Kenmerkend is vaak dat iemand vanuit de eigen belevingswereld een zeker mening poneert. Hoe heftiger die mening is, hoe meer men zich lijkt te beroepen op het recht van vrije meningsuiting. De felste stellingen komen meestal van mensen die 24/7 met zo'n stelling bezig zijn en dáárdoor steeds blinder worden voor andere invalshoeken.
Dit is logisch en menselijk. Hoe kleiner de belevingswereld, hoe minder ruimte er is voor iets nieuws. In een verder verleden bestond de wereld voor velen slechts uit de eigen woonplaats en de paar dorpen daar omheen. Ook toen was alles wat daarbuiten lag beangstigend en eng. Wie dag en nacht één stelling verdedigt, creëert zijn eigen kleine wereldje.

Wat gebeurt er dan als dat kleine wereldje onder vuur komt te liggen? Iedereen zal dan van nature in de defensie schieten. Zoals een ouder zijn kinderen met zijn leven zal beschermen, zal iemand die zijn eigen denkbeelden als zijn eigen kindjes ziet, zich ook meteen met hand en tand verzetten als zijn “kroost” aan wordt gevallen.
Maar is dit zinvol of realistisch?

Wie welke stelling dan ook neerlegt, krijgt áltijd kritiek. Je zou denken dat men altijd ergens in het midden uit moet komen, maar in de praktijk loopt het niet zelden uit op een onoverkomelijke tweestrijd. Als je roept dat appels gezond zijn, is er altijd wel iemand met een appel-allergie, die het daar totaal niet mee eens is. Als je vervolgens zegt dat die ene met een appel-allergie een uitzondering op de regel is, discrimineer je meteen alle mensen met een appel-allergie. Daarna is die persoon met een appel-allergie een zeurkous. Waarop er weer iemand opstaat die zich geroepen voelt om de zeurkous te verdedigen en de aanval op appels opent. En voor je het weet zijn appels de oorzaak van alle problemen in Nederland en is degene die pleitte voor het eten van appels een extremist.

We moeten allemaal kunnen zeggen wat we denken. Ieders mening is belangrijk. Maar met tegenspraak is men vaak een stuk minder tolerant. Men móet binnen het kader van de vrijheid van meningsuiting kunnen beledigen, maar als dáár tegen wordt geprotesteerd, voelt men zich beperkt in de eigen vrijheid van meningsuiting. Je mag beledigen maar je mag niet worden beledigd. Extremen moeten kunnen worden geuit maar een extreme reactie daarop is niet gewenst.

Hoe zit het dan met het recht op het geven van kritiek? Houdt de vrijheid van meningsuiting op bij het eenmalig poneren van een mening?