Stralen


Een strakblauwe hemel. Mijn wangen zijn rood van de kou en mijn haren zijn verfomfaaid door de wind. Een brede glimlach siert mijn gezicht. Ik ben blij. Nee, niet blij. Ik ben gelukkig.

Als mensen me beschrijven, noemen ze me blij. Vrolijk. Zoals de leraar die me toesprak tijdens de diploma-uitreiking zo treffend zei: Anke is enthousiast, vrolijk. Ze straalt. Ze is het liefste meisje van de school. Nou wil ik over dat laatste geen uitspraak doen, maar het klopt dat ik straal. Ik ben écht blij.

Ik zou blij kunnen zijn om het feit dat ik net mijn essay heb ingeleverd. Daar hoef ik dus niets meer aan te doen. Of het tentamen dat gister zo ontzettend goed ging, zou ook een reden kunnen zijn. Of omdat ik vanavond mijn vriendje eindelijk weer zie. Of omdat mijn kamer zo lekker schoon en opgeruimd is. Maar dat is het allemaal niet. Ik ben gewoon blij met het leven.

Al die kleine dingetjes helpen en samen maken ze het leven mooi. Mijn hele dag kan fantastisch zijn door een vrouw die me op de fiets tegemoet fietst en terug glimlacht, in plaats van nors voor zich uit te blijven kijken. Of een kindje van drie dat voor het eerst leert fietsen in een zijstraatje waar mijn route me langs brengt. Met sporen van opgedroogde tranen op haar wangen en een verbeten glimlach om haar mond probeert ze het keer op keer, tot het lukt. Haar vader staat er naar te kijken. Hij straalt ook. Ik zwaai naar hem en hij zwaait terug.

Ik straal, net als de winterse middagzon die zo hard haar best doet om het nog een beetje warm te krijgen. Dat lukt haar niet, maar het oranjegelige licht dat ze schijnt op de mensen, de huizen en de bomen waar ik langs fiets, maakt alles goed. Ze krijgt haar kans wel weer over een paar maanden, als de temperatuur weer stijgt en ze mijn rug heet blakert als ik na een flinke zwempartij uitgeput en verfrist op mijn handdoek lig te soezen. Ik neurie mee met de muziek die mijn mp3-speler voor me speelt. Lalalalalalalalife is wonderful. En ik word nog steeds blijer. Ik ben nu zo blij dat ik hardop wil gaan zingen, mensen die ik niet ken wil gaan knuffelen, een gat in de lucht wil springen. In een opwelling bel ik mijn beste vriend. Hij neemt niet op, hij zit waarschijnlijk nog in college, maar het maakt me niet uit. Ik spreek een lief berichtje in op zijn voicemail, in de hoop dat hij het afluistert en een beetje van mijn blijheid overneemt. Het voelt alsof mijn hart kan barsten van vreugde, alsof het vleugeltjes krijgt en weg kan vliegen, om andere mensen blij te maken. Mensen zouden dit beschrijven als verliefdheid en ergens ben ik ook wel verliefd. Maar niet op iemand, maar op iedereen. Op het leven zelf, op de wereld.


Ik ben nu bijna thuis. Ik haal een groepje middelbare scholieren in. De jongens fluiten naar me. Ik draai me om en knipoog. Dat hadden ze niet verwacht. Een paar beginnen te joelen en een paar worden rood. Mijn glimlach wordt nog net een stukje breder. Een auto rijdt langs. Ik denk eerst dat ik het verkeerd zie, maar er zitten inderdaad vier zwarte pieten op de achterbank van de kleine Fiat 500. Ik giechel, zwaai en fiets verder. Even verderop heeft een vrouw haar tas laten vallen en al haar boodschappen zijn over de straat gerold. Ik stop mijn fiets en help haar alles weer in te pakken. Ze bedankt me uitbundig, neemt haar zoontje weer bij de hand en haar dochter weer op de arm en wandelt verder. Bij de supermarkt staat een man met een krant. Hij staat er altijd als ik hier kom. Hij staat te wiebelen en te springen op de ballen van zijn voeten, volgens mij heeft hij het koud. Ik loop naar de zaak ernaast, haal een grote beker koffie voor hem en stop er tien euro bij. Of hij er drugs van koopt kan me op dit moment even niet schelen. Dat het me drie dagen eten kost ook niet.

Het leven is prachtig. En voor iedereen die de zon even niet kan zien, zal ik de zon zijn. Ik verwarm zo veel mogelijk mensen met mijn stralen.
Ik ben niet altijd blij geweest. Ook ik heb een periode gehad, een vrij lange periode, waarin niets me meer kon opvrolijken. Alles was zinloos en alles was zwart. Ik dacht dat niemand van me hield, hoe vaak ze me ook vertelden dat ze dat wel deden. Maar ik heb helemaal alleen, zonder hulp van vrienden, familie of professionelen, de mooie kant van het leven weer ontdekt. De zonnestraaltjes braken door de zwartheid heen en verlichtten mijn leven. En dat doen ze nog steeds.