Goed schijten

Goed schijten kan toch deugd doen.
Ik heb er nogal kijk op. Er zijn weinig zaken waar ik deskundig in ben. Zo kan ik bijvoorbeeld niet schrijven over politiek. Ik weet er geen fluit van. Het is ook niet meer te volgen. Vandaag moet de AOW-leeftijd gefaseerd omhoog; morgen moet het ogenblikkelijk. Door de invoering van het rekeningrijden lopen de gemeenten miljoenen mis en om dat te compenseren moet ik bewonersbelasting gaan betalen. Omdat ik in een provincie woon. Zou ik een alternatief hebben? Ik heb geen auto om mij te verplaatsen naar een streek in Nederland die geen provincie is. Straks word ik nog aangeslagen voor ademhalingstaks! Ik houd het niet meer bij. Begin jaren tachtig, toen ik een jaar of zeventien was, besloot ik dat ik links was en daar is het bij gebleven. Ik droeg een roze spijkerbroek, een gebreide slobbertrui en een kralenketting. Daarmee was mijn politieke identiteit wel bepaald. Over de inhoud maakte ik mij geen zorgen meer. Vandaar dat ik er nu nog steeds niets van weet. Ik kies voor Femke of Agnes omdat ik ze leuk vind om naar te kijken.
De ellende van kennis is, dat als anderen eenmaal weten dat jij iets weet of kunt, dan komen ze allemaal bij jou om raad en daad.

Ik heb een nieuwe werkplek. Ook dáár komen wel eens collega's naar mij toe.
"Bas, kun jij even …" beginnen ze vaak.
"Je kunt het toch ook zelf?" zeg ik dan.
"Ja, maar jij bent er veel handiger in. Als jij het doet is het sneller klaar!"
Nóg bonter maakte een andere collega het.
"Bas, het papier van het kopieerapparaat is op. Vul jij het even aan?"
"Tuurlijk niet, je weet waar het papier ligt."
"Ja, in dat ene hok. Maar dat is toch op slot?"
"Klopt, de sleutel hangt …"
"Ho ho! Ik wil het niet weten!"
"Jij loopt nu met mij mee, dan laat ik je zien waar je de sleutel kunt vinden."
"Nee, dat doe ik niet, hoor. Want dan moet ik er nog verantwoordelijk voor zijn ook."
Je zou ze toch.

Aan de andere kant: mensen die iets weten of kunnen, willen dat ook steeds aan anderen vertellen. Hoed je voor de mens die jou iets wil leren, want uiteindelijk doet hij dat om er zelf beter van te worden. Zeg dat ik het gezegd heb.
Vandaar dat ik niets wil weten. Niet omdat ik mijn verantwoordelijkheden niet ken, maar omdat ik zo min mogelijk gezeur wil. Zo wil ik bijvoorbeeld niet weten hoe mijn wasmachine werkt, want áls ik het weet, dan moet ik thuis nog de was gaan doen ook! Nee, mij niet gezien. Kennis is macht; dat zal heus wel, maar ze blijven aan je kop zaniken. Onwetendheid levert je rust in deze jachtige samenleving. De kenniseconomie gaat dan ook volkomen aan mij voorbij.

Terzijde:
In plaats daarvan zit mijn kop wél vol onzinnige weetjes. Wat een Portugees oorlogsschip is. Hoeveel dozijn er in een gros gaan. Welke albums Frank Zappa heeft uitgebracht, in welk jaar en welke muzikanten erop meespeelden. De wetenschappelijke naam van de turkse tortel. Hoe je twee grote glazen bier bestelt in het Portugees. Alle titels van de boeken van Herman Brusselmans. De jaartallen en plaatsen dat ik met al die kinderen op vakantie ging. Huisnummers van de woningen waarin ik ooit gewoond heb. Hoe je in Hamburg van de St. Katharinenkirche naar Ierse pub 'Finnigan's Wake' moet lopen. De namen van alle muzikanten die ooit in de band Yes hebben gespeeld en wanneer. Hoe duur een half gesneden casino bruin is in de supermarkt. De voornamen van de kassameisjes in diezelfde supermarkt. Het aantal treden van de trap naar de bovenwoning van DriekOplopers. De merken op mijn autokwartet toen ik vier jaar oud was. De telefoonnummers van mensen die allang een ander nummer hebben. Hoe of je 'psalmodiëren' en 'kolokwint' schrijft. Dat soort informatie spookt de hele dag door mijn kop.
Einde terzijde.

Nee, er zijn nauwelijks zaken waar ik deskundig in ben. Het enige waar ik iets zinnigs over kan vertellen, dat ben ik zelf. Ik ken mijzelf aardig goed. Ik weet hoe ik in elkaar zit.
Ik weet dat ik niet al te veel gezeur aan mijn kop kan hebben. Met mijn onwetendheid is de kans daarop gelukkig klein; niemand komt bij me om raad en daad. Daarbij komt ook nog eens: ik ben een man en kan slechts één ding tegelijk.
Ik weet dat ik een structopaat ben. Afwas stapel je niet (anders moet je de onderkant van de borden ook afspoelen voor ze de vaatwasser ingaan). De vaatwasser ruim je volgens een vast systeem in, zodat ik 's morgens vroeg mijn koffiemok, broodplank en kaasschaaf zó kan pakken zonder dat ik met mijn kop achterin het apparaat hoef te duiken. De rol wc-papier hangt met het velletje naar je toe. De homp kaas snijd je weloverwogen; ik vraag niet voor niets om een plat stuk. Een cd zit óf in het doosje óf in de speler en ligt dus nooit los náást het doosje of de speler. Kroonkurken blijven niet op het aanrecht liggen. Gebruikte lucifers stop je nóóit terug in het doosje.
Ik weet dat ik een ouwe snoeperd ben. Of een gezonde Hollandse jongen. Het is maar hoe je het bekijkt. Ik bekijk graag leuke meisjes en vrouwen. In de supermarkt bij de kassa flirt ik met caissières. Ik weet dat mijn vlees zwak is en dat ik opgewonden raak van de gedachten aan al die lieve meiden. Ik weet dat ik de hele dag aan ze kan denken. Ik weet niet hoe vaak op een dag dat is.
Maar weer eens een terzijde? Vooruit, waarom ook niet?

Terzijde:
Ik tel mijn erecties niet. Waarom zou ik? Ik zou op een dag vingers tekort komen. En wat voor zin heeft het? Het gaat erom wat je ermee doet. Kwaliteit boven kwantiteit, zeg ik maar. Nu is de kwaliteit van mijn erectie nog altijd uitstekend, hoor. Zeg dat ik het gezegd heb. Tjonge, wat kan ik een harde plasser krijgen!
Raar fenomeen, eigenlijk. Ik kijk naar een mooie vrouw op de hoek van de straat en plots begint in mijn lijf allerlei bloedtoevoer op gang te komen. Eigenlijk zou dat andersom moeten zijn. Ik kijk toch naar háár? Wat zou dat de wereld een stuk eenvoudiger maken, zeg. Ik kijk naar een mooie vrouw op de hoek van de straat, bij haar begint allerlei bloedtoevoer op gang te komen en voor ik het weet, vliegt ze me hitsig om de nek. Zo kan het dus ook.
Einde van dit terzijde.

Ik weet dat mijn conditie niet meer is wat het ooit geweest is. Ik fiets en ik loop door Apeldoorn, maar voel me voortdurend zo moe. Ik kan niet meer zo lang op mijn hurken of knieën zitten. Mijn rug doet vaak zeer en ik heb auw aan mijn klauw.
Ik weet dat ik te veel drink. Het maakt me dik en pafferig.
Ik weet dat ik niets te melden heb. Doordat ik niets wil weten, heb ik ook niets om over te praten. Vrouwlief vraagt wel eens of ik iets te vertellen heb, maar ik heb niets te vertellen. Ik leid een rustig leven en maak niets mee. Het is vaak stil in huis. De hoeveelheid nietszeggende leutercolumns is niet te overzien.

Ik weet hoe het met mijn zwakke darmen is gesteld. Dat ik zwakke darmen heb, mag ik als algemeen bekend veronderstellen. Ik kan en moet overal en altijd. Op zich is het genot wel orgastisch, als je op de pot zit en niet hoeft te persen en dat in plaats daarvan de fecaliën zo uit je achteruitgang verdwijnen. Ik had dat laatst weer eens. Eigenlijk had ik gewoon een normale dag achter de rug zonder bijzonderheden. En plots, vanuit het niets kwam de aandrang om mij eens fors te ontlasten. Ik ging naar het toilet, stroopte broek en onderbroek naar beneden en zette mijzelf neder op de toiletbril. Ik zuchtte diep en bereidde me voor op wat komen ging. En daar kwam de stroom op gang. Wat een mooie lap kak! Ik hoefde er geen enkele moeite voor te doen. In één uitademing leek ik ervan af. Ik rilde van genot. Kippenvel van geluk. En toen wist ik het zeker.
Goed schijten kan toch deugd doen.


Apeldoorn, december 2009