Lekker gewerkt


"De man die werk vond"
- Herman Brusselmans


Als ik binnenkom, doe ik de pc aan. Pas dan zorg ik voor verlichting. Ik trek mijn jas uit en hang die op het haakje aan de muur. Dan doe ik de jaloezieën omhoog en zet ik de deur naar buiten wagenwijd open. Even wat frisse lucht in het bedompte kantoor. Ik draai me naar de spiegel. Uit mijn kontzak haal ik mijn meisjeselastiekje. Handig doe ik mijn lange grijze haren in een paardenstaart. Eerst maar eens koffie zetten. Dat zal me warm maken.

Ik heb een nieuwe werkplek of twee. Het leuke van deze werkplek is, dat ik niet in een stinkende streekbus hoef om er te komen, maar dat ik op het fietsie kan. In de warme maanden is dat heerlijk; nu is het best koud aan mijn klauwen. Naar de andere werkplek moet ik wél met een stinkende streekbus. Lekker in de winter als het buiten koud is, maar stinkend benauwd in de warme maanden.
Ik doe water in het senseo-apparaat en druk een pad in de houder. Twee minuten later slurp ik koffie en brand ik mijn bek.

Dan kan ik nu wel een nieuwe werkplek of twee hebben, ooit had ik een oude werkplek. Daar heb ik bijna achttien jaar gewerkt. Het laatste jaar daar wist ik dat mijn functie ging verdwijnen. Iets met 'doorontwikkeling'. Dat is managementtaal voor reorganisatie. Ik kwam op een lijst met 'boventallige' medewerkers. Dat is managementtaal voor overbodig.
Ik kreeg een jaar om me te bezinnen op de toekomst binnen de organisatie. Of daarbuiten. In dat jaar, van september 2006 tot en met oktober 2007, heb ik op het werk mijn boek 'Alles kan kapot' geschreven en samengesteld. Dat weet niemand. Dat is maar goed ook. Het moet geheim blijven.
Twee jaar geleden kwam ik terecht op de oude nieuwe werkplek. Daar ben ik ook alweer een poosje weg.

Hier op deze nieuwe werkplek is er geen tijd te verliezen. Ik zal niet zeggen dat ik druk ben. "Ik ben nooit druk; ik ben lekker bezig," zei ik altijd tegen klagende collega's op de vorige werkplekken. "Weet je wáár het echt druk is? In de directe woonzorg in verpleeghuizen." Dat zal ze afstraffen, die gemakszuchtige luilakken!
Ik heb zat te doen. Eerst even mail controleren. De pc is inmiddels opgestart – wat een trage bak; je merkt dat het financieel slecht gaat in de gezondheidszorg – en ik open het Outlookprogramma.

Uit mijn tas haal ik de stapel cd's die ik vanmorgen uit de kast heb getrokken. Ik open een bureaulade. Daar ligt mijn discman. Ik leg hem op het bureau en sluit hem aan op de pc-boxjes die aan weerszijden van mijn beeldscherm staan. De afdeling ICT heeft op alle computers de geluidskaart uitgeschakeld, uit angst dat we allemaal naar internetstreams gaan zitten luisteren. Dat kost te veel bandbreedte. Of zoiets.
Er heeft iemand anders op mijn bureaustoel gezeten. Ik zet hem weer terug in mijn favoriete stand, de zitting iets naar voren. Zo kantelt mijn bekken en neem ik een actieve zithouding aan. Dat is belangrijk.
Wat zal ik als eerste eens draaien? Uit het stapeltje pik ik de recente plaat van Porcupine Tree. Beukend de dag beginnen, wat wil ik nog meer?

Ah, nu is de koffie niet zo heet meer. Eens kijken. Had ik mail? Nee. O. Telefoon dan? 'Gemiste oproepen', zie ik op het schermpje van het toestel dat naast de computer staat. Ik druk op een knopje en zie: 'Geen nummeronderst.'
Waar zal ik eens mee beginnen? Hé, het schilderijtje hangt scheef! Ik sta op en loop naar de andere kant van de kamer. Voorzichtig duw ik de lijst iets rechter. Ja, zo hangt hij mooi waterpas. Dan ga ik weer zitten. Mijn bureau staat zo opgesteld, dat als ik van het werk opkijk, ik een blik naar buiten op straat werp.

Buiten loopt een meneer met grijs haar en een bril op. Hij laat twee honden uit. Wat zijn het ook weer voor soort? Golden Retrievers volgens mij. Lieve beesten, maar hersens zijn er categorisch uitgefokt. Je moet ze ook altijd heel hard slaan voordat ze luisteren. Wat weet ik er helemaal van? Soms komt de man langs zonder honden, maar met een sporttasje. Een stukje terug in de straat is een sportschool. Ik snap niets van sportscholen. Nu loopt hij alsof hij geen haast heeft. De twee honden sjokken achter hem aan. Hij is vast al met pensioen. De gelukszak. En ik maar werken!
Kijk, daar heb je mijn collega's van de oude nieuwe werkplek. Iets verderop, nog geen vijftig meter, is mijn oude nieuwe werkplek. Kunt u het volgen? Mij duizelt het in ieder geval voor de ogen. De collega's komen iedere ochtend langs, op weg naar de oude nieuwe werkplek. "Dag Bas!" roepen ze. Ik zwaai terug.

Met een beetje geluk komt straks die leuk uitziende stagiaire langsfietsen op haar opoefiets. Ze ziet er lekker uit in die strakke spijkerbroek, met dat korte jasje, die gympies en dat vrolijke blonde paardenstaartje boven op haar hoofd. Ja hoor! Daar is ze! Wat is het leven mooi! Haar donkere ogen kijken niet mijn kantoor in. Ze weet ook niet dat ik hier zit. Ze weet ook niet dat ik haar bekijk. Als ze het zou weten, dan zou ze vast zeggen: "Bekijk het." Ik geef haar geen ongelijk. Welke leuk uitziende stagiaire van nog geen twintig zou zwaaien naar een vette veertiger met veel grijs haar? Laat staan dat ze even naar binnenkomt en me begroet met een zachte zoen op mijn wang. Ik zucht eens diep. Zal ik nog 's koffie maken?

Eens even op mijn actielijst kijken. Hmm, het meeste heb ik tijden geleden al gedaan. De rest heeft nog geen haast. Dat bewaar ik tot een moment dat ik weinig te doen heb. Zou de post er al zijn? Ik sta weer op en loop naar de brievenbus. Alleen een lokaal sufferdje, meer niet. Welk oud dametje zou er nu weer van een stoeprand af gevallen zijn? In welke vijver is deze keer bijna een cavia verzopen?
Soms mis ik mijn collega's wel. Ik zit hier helemaal alleen in mijn kantoor en zij zijn nu lekker samen met elkaar aan het koffiedrinken. Af en toe loop ik even naar het gebouw van mijn oude nieuwe werkplek. Dan doe ik net of ik iets belangrijks moet doen, wat gegevens opzoeken of zo. 'Toevallig' kom ik dan altijd wel een leuke oud-collega tegen. Het liefst die ene. Die met die mooie ogen.
In de krant staan veel advertenties voor eenzame mensen. Die kunnen een 0906-nummer bellen, zie ik. Ik neem alle advertenties door. Echt prikkelend vind ik ze niet.

Op de computer hier kan ik wel internet op, maar niet naar prikkelende sites. Zelfs FOK!ken kan ik niet. Ook hotmail en msn is afgeschermd. Valt er dan niets leuks te beleven? Even uit het raam kijken, dan maar weer.
Hiertegenover me staat een groot appartementencomplex. Iedere morgen om negen uur komt er een meisje van een jaar of vijftien naar buiten. Ze stapt op haar fiets en rijdt voorbij.
De deur van het kantoor staat open. Er komt een wesp binnen vliegen. Vort! Wegwezen, jij! De zomer is allang voorbij! Wanneer vries jij eens dood? Ik wapper wat met een schrijfblok. De wesp maakt ronde manoeuvres in de lucht en ja hoor, daar gaat hij weer door de deur naar buiten.

Wat krijgen we nou? Een wagen van de gemeente is voor komen rijden. Op de aanhanger staat een grasmaaimachine. Hij gaat toch niet? Jawel, hij gaat wel. Het gazon voor het appartementencomplex is weer eens een halve millimeter te lang.
Wat een lawaai maakt die koleremachine, zeg. Ik sta weer op en ga de deur naar buiten dichtdoen. Niet dat het veel helpt. Je hoort het geluid nóg! Het is zo'n maaier waar je bovenop kunt zitten. Die heb ik altijd al willen hebben. Iedere keer als Vrouwlief vraagt wat of ik dit jaar voor Vaderdag wil, dan zeg ik: "Een grasmaaimachine waar ik bovenop kan zitten." Ik krijg hem niet. Nu is het grasveldje in onze achtertuin nog geen drie bij drie meter. Er zitten wel vier soorten gras, mos en klaver in. Het 'weitje', noemen wij het thuis. De man van de gemeente stuurt zijn maaier af en toe naar de aanhangwagen. Hij rijdt hem erop en met veel herrie laat hij het geoogste gras uit de opvangbak kloppen.
Er komt weer iemand langsgefietst: een jonge vrouw met heel lang kastanjebruin haar dat in een wrong op haar rug hangt.

Nog steeds geen mail. Ik kijk naar de klok. Het is nog geen tien uur. Ik voel aandrang om me te ontlasten. Ik sta weer eens op en verlaat het kantoor. Verderop in de gang is het toilet. Als ik binnenkom, zou het licht aan moeten springen. Dat doet het niet. Het knippert even. En dan blijft het uit. Lamp stuk. Straks even de Technische Dienst verwittigen dat er werk aan de winkel is. Hoge prioriteit. Hoge prioriteit heeft ook mijn ontlasting. Allahmachtig, wat spetteren de dunne fecaliën weer in het rond, zeg. Op zich is het wel prettig dat ik niet hoef te persen bij het poepen, maar dit glibbert er wel heel makkelijk uit. Als de baggerstroom voorbij lijkt, reinig ik mijn gat zorgvuldig. Nog best lastig om in het donker de velletjes pleepapier te vinden, hoor. Toch lukt het. Uiteindelijk spoel ik alles door. Omdat het donker is, kan ik niet zien of ik de pot schoon achterlaat. Jammer. Nou ja, de persoon die ná mij komt, kan het ook niet zien, dus zo'n ramp is het nu ook weer niet. De kraan vind ik wel. Ik was mijn handen en vind zowaar de papieren handdoekjes. Maar dan de prullenbak. Straks gooi ik het nog in de toiletpot! Wonderwel krijg ik alles voor elkander.

Terug in het kantoor is mijn beeldscherm op zwart gesprongen. Ik beweeg de muis en kijk, daar heb ik weer beeld. Snel een mailtje maken naar de Technische Dienst over de kapotte lamp in het toilet. Dat betekent dat ik nu niet verder kan vertellen. Het werk is begonnen!


Apeldoorn, november 2009