"Nu stop ik écht!"(15)

De vorige aflevering lees je hier.

Het is vooral het nieuwe ritme dat Pien goed bevalt. Ze is nooit een ochtendmens geweest, en nu hoeft ze niet meer vroeg op. Maar het werk in de kroeg valt haar zwaarder dan ze had gedacht. Toen ze nog in de winkel werkte had ze haar koffiepauzes en een lunchpauze van een uur, maar in de kroeg hangt alles af van de drukte. Soms komt ze aan pauze niet eens toe, en rent ze van vier uur ’s middags tot een uur ’s nachts aan een stuk door. In het weekend wordt het nog veel later, maar gelukkig heeft ze maar om de week weekenddienst. En er zijn ook rustige periodes en dan kan ze lekker even gaan zitten met een krantje en een glaasje wijn, of even kletsen met een van de klanten.

Als Pien ‘s middags om vier uur komt is ze druk bezig met voorbereiden, bijvullen, opruimen, en om vijf uur zit de zaak al voor de helft vol. Veel mensen komen dagelijks in de kroeg, en al snel begint Pien gezichten en namen te onthouden. Rond deze tijd is het ook nog echt gezellig, al zitten er natuurlijk ook mannen die ongewild vrijgezel zijn en haar zo’n beetje met de ogen uitkleden. Griezels zijn erbij, maar Pien leert al snel om dat gedrag te negeren, of met een rake opmerking iemand even zijn plaats te wijzen.

Haar baas, Sylvano, is een aardige man. Gelijkmatig, rustig en vriendelijk voor zijn klanten. Alleen tegen een uur of tien begint hij zelf ook last te krijgen van de vele biertjes die hij onder het werk naar binnen werkt en laat hij het werk voor het grootste deel aan Pien over. Hij gaat dan vaak aan een tafeltje zitten bij zijn vrienden en springt alleen bij als het heel druk is. Pien vindt het prima. Ze drinkt zelf eigenlijk maar heel weinig. Ze heeft er geen tijd voor, en is ook bang om fouten te zullen maken met afrekenen en zo.

Het enige waar Pien zich steeds sterker aan begint te ergeren is het gedrag van Til. Letterlijk  elke avond komt ze  met veel bombarie de kroeg in zeilen. Wat Tils grote kracht leek, haar sterke karakter en aanstekelijke lach, werkt nu op Piens zenuwen. Ze ziet haar vriendin op een andere manier. Til claimt Pien heel erg, ook als zij aan het werk is. Pien voelt zich bijna een soort van Assepoester die de verwende prinses steeds op haar wenken moet bedienen.
In het begin is Pien een aantal keren met Til mee naar huis gegaan om daar te slapen. En niet eens omdat ze dronken was, maar omdat ze niet durfde te weigeren. Til stond er echt op, dat Pien met haar mee zou gaan. “Je hebt zo hard gewerkt, en dan nog het hele eind naar huis fietsen, nee hoor, geen sprake van. Ik wacht gezellig tot de tent sluit, dan drinken we bij mij nog een afzakkertje, en dan gaan we lekker slapen.”

Maar Pien vindt het heerlijk om in haar eigen bed te slapen. Ze wil niet steeds in een vreemd bed en in andermans huis wakker worden. Na een tijdje heeft ze tegen Til gezegd dat ze graag  naar huis wil. En als het echt nodig is, dan blijft ze heus wel slapen. Til heeft even gemokt en tegengesputterd, maar ze kon er natuurlijk niet echt iets tegenin brengen. Waar Pien zich ook aan stoort, is dat de drie kinderen van Til ook regelmatig bij hun moeder zijn, en dat Til dan toch gewoon de kroeg induikt. “Ach, het is om de hoek, en ze zijn groot zat, als ze me nodig hebben, weten ze me heus wel te vinden hoor!” Zo redeneert Til, en Pien vindt het erg egoïstisch. Natuurlijk redden die kinderen zich wel qua natje en droogje, maar ze hebben toch hun moeder nodig?

Pien is blij, dat ze weer contact heeft met Jos en Koen. Ze komen af en toe langs in een weekend dat zij niet hoeft te werken. Het contact verloopt nog heel voorzichtig, en veelal via de telefoon. Zij hebben wel moeite met Piens nieuwe baan. Dat is ook wel te begrijpen. Maar Pien bemerkt langzaam maar zeker een ommekeer in zichzelf. Als ze het proces ziet van mensen die als normale individuen de kroeg binnenkomen en als lallende idioten het pand weer zwalkend verlaten, dan voelt ze een mengeling van gevoelens. Van een kant een soort van afkeer, soms een gevoel van jaloezie, heerlijk, om je af en toe zonder rem en zonder beperking zo vol te gieten, maar veelal voelt ze medelijden. Niemand wil dit toch, diep in zijn hart? Til ziet die verandering ook bij haar vriendin en laat duidelijk haar irritatie blijken. “Wat doe je toch moeilijk de laatste tijd! Je was altijd zo gezellig, en nu haak je na een paar wijntjes al af!” “Maar ik ben toch niet ongezellig als ik overstap op frisdrank?” antwoordt Pien verbaasd. Maar ergens snapt ze Til wel. Zelf had ze ook altijd een gevoel van irritatie als haar zus bijvoorbeeld na twee glaasje port giechelde: “O, ik heb echt genoeg gehad hoor, straks word ik nog teut!”

Op een avond komt er een man de kroeg binnen die Pien nog nooit eerder heeft gezien. Hij komt aan de bar zitten en glimlacht naar haar. Ze glimlacht terug. Het is niet druk, aan één tafeltje zit Til met een paar mensen te borrelen, aan een ander tafeltje zit Sylvano met drie vrienden te klaverjassen. Aan de bar is het verder leeg.
“Wat kan ik voor je doen?” vraagt Pien vriendelijk terwijl ze een paar glazen omspoelt.
“Ik wil wel graag een rode wijn. Doe je een glaasje met me mee?”
“Dat is goed. Maar ik heb liever wit,” antwoordt Pien.
Ze schenkt twee glazen wijn in en ze proosten. “Op de kennismaking,” zeggen ze allebei tegelijk.
“Ik vind jou helemaal geen type om achter de bar te staan,” zegt de man die zich inmiddels heeft voorgesteld als Wim.
“Ik vind jou helemaal geen type om aan een bar te zitten,” kaatst Pien lachend terug. Ze praten gezellig wat met elkaar, en Pien constateert dat dit nu eens een man is die gewoon vriendelijk tegen haar doet zonder bijbedoelingen en zonder haar met zijn ogen uit te kleden. Vanuit haar ooghoeken ziet ze dat Til hen scherp in de gaten houdt. Als Til haar blik vangt roept ze: “Wij willen nog graag een rondje, als je tenminste even tijd hebt!” Pien doet alsof het sarcasme in de stem van Til haar ontgaat, en schenkt de glazen die op het tafeltje staan vol. Als ze terug loopt naar de bar, vraagt Til: “Wie is dat, die kerel?” Pien haalt haar schouders op. “Gewoon, een klant,” zegt ze.

Een poosje later komt Til naast Wim op een barkruk zitten. Ze heeft inmiddels al aardig wat  op en luidruchtig maakt ze kennis met hem. Hij is duidelijk niet van haar gecharmeerd, en probeert haar een beetje te negeren. Maar Til laat zich niet negeren. “Pien heeft dit baantje aan mij te danken. Ze had geen werk meer, en zat maar te kniezen op de bank. Ik heb haar uit die dip gehaald. Ja toch, Pien?” Pien bijt op haar lip. Ze zou Til het liefst een dreun willen verkopen. Wim geeft haar een knipoogje.

“Even naar de keuken,” mompelt Pien. Ze hoopt dat Til weer bij haar vrienden gaat zitten. Wat is zij vervelend zeg, als ze teveel gedronken heeft. Pien is blij, dat ze straks lekker naar haar eigen huisje kan. Als ze terugkomt uit de keuken is Til inderdaad tot haar opluchting weer bij haar vrienden aangeschoven. Maar in de houding van Wim is duidelijk wat veranderd. Hij is een beetje schuin op zijn kruk gaan zitten en zegt niets. Jammer. Pien vindt hem nou juist zo leuk. “Woon je hier in de buurt?” probeert ze weer een gesprekje aan te knopen. Maar hij geeft nauwelijks sjoege. “Ja, niet zo ver weg,” mompelt hij. Dan zegt hij ineens bruusk: “Sorry, maar ik heb net van je vriendin te horen gekregen dat ik uit je buurt moet blijven. Lekker typje. Bovendien kan ik toch niet ruiken dat je een pot bent?”
“Wat?!” roept Pien uit. Alle blikken zijn meteen op haar gericht, maar het interesseert haar geen fluit. “Ik ben geen pot! Ik weet niet waar Til het vandaan heeft, maar dit slaat nergens op!” Til komt aangelopen. Ze staat niet meer zo stevig op haar benen. “O nee? En al die keren dan dat je met me mee bent gegaan ‘s nachts? Tellen die niet meer mee?”
“Ik heb wel eens bij je gelogeerd omdat ik dan het hele eind niet naar huis hoefde te fietsen. Maar we zijn normale vriendinnen. Ik snap niet dat je zulke dingen beweert!” zegt Pien boos.
Sylvano bemoeit zich ermee. “Til, als je lastig gaat lopen doen, dan flikker ik je eruit,” zegt hij met een kalme stem. “Jij gaat nu weer aan je tafeltje zitten en je laat Pien lekker even met rust.”

Dankbaar kijkt Pien hem aan. Toffe vent. Ondanks het feit dat Til al jarenlang een vriendin van hem is, kiest hij nu toch partij voor Pien. Maar voor Wim is de lol er wel af. “Hoe het zit zoeken jullie maar uit, ik ga lekker naar m’n bed,” zegt hij koeltjes. Hij rekent vlug af en gaat weg. Pien is woest! Zo’n leuke man, en Til gaat gewoon lopen verkondigen dat zij een pot is? Niet dat ze daar wat op tegen heeft, maar het ís gewoon niet zo! Wie weet, hoe leuk de avond verlopen zou zijn als die dikke trut zich er niet mee had bemoeid. Nijdig schenkt Pien een wijntje in voor zichzelf en gaat bij Sylvano aan het tafeltje zitten. Het potje klaverjassen is afgelopen, en de heren willen even in het rookhok voor een sigaretje. “Wil jij ook roken?” vraagt Syl aan Pien. Hij ziet wel, dat ze een beetje van de kaart is. “Graag,” antwoordt ze dan ook. Pien blijft in het rookhok, en af en toe brengt Sylvano haar een wijntje. “Ik werk Til wel weg, anders wordt het nog oorlog in mijn kroeg,” grapt hij. Pien knikt gelaten. Hij heeft nog gelijk ook, ze zou Til nu het liefst naar de keel vliegen.

Om een uur is iedereen weg. Til met veel gefoeter, want ze moest en zou Pien nog even spreken. “Nee, niks ervan. Morgen. Nu niet,” heeft Syl voet bij stuk gehouden. Hij sluit de deur en schenkt nog maar eens in voor Pien. Ze raken aan de praat. Hoe Pien Til eigenlijk heeft leren kennen, en Pien vertelt hem het hele verhaal. Maar ook, dat Til haar zo ontzettend claimt en dat ze er wel eens doodmoe van wordt. Syl herkent dit ook. “Kijk maar uit voor haar, als je haar een vinger geeft, dan neemt ze je hele hand,” adviseert hij.

Dan ziet Pien tot haar schrik dat het al vier uur is. “Ik moet naar huis,” schrikt ze. Ze trekt haar jas aan en loopt naar de deur. Maar nee, het zal niet waar zijn. Til staat voor de deur. Of liever gezegd; hangt dronken tegen de deur aan. Pien hoort haar roepen: “Pien, vroeg of laat moet je toch naar buiten komen, en dan moeten we praten. Pien, ik ben verliefd op je. Hoor je me, Pien? Pientje, je bent toch niet boos? Kom nou naar buiten?”
Pien wordt er beroerd van. Sylvano kijkt haar aan. “Wil je hier slapen? Ik heb een logeerkamer. Hij kan zelfs op slot en het bed is schoon.” De beslissing is gauw genomen. Sylvano woont boven de kroeg, dus  hoeven ze de deur niet uit. Maar eerst nemen ze nog een afzakkertje. “Ik heb hier geen zin meer in, Syl. Die vriendschap met Til benauwt me eigenlijk al een tijdje, en ze heeft ook haar hartelijke kanten. Maar ze is gewoon niet het type vriendin dat ik wil en nodig heb. Maar ik kan geen kant op. Ik werk nu hier, en zij komt hier elke dag. Misschien moet ik maar een andere baan zoeken.” Sylvano kijkt haar verschrikt aan. Hij heeft nog nooit zo’n goede, fatsoenlijke en slimme barkeeper gehad. En dat vertelt hij haar ook. Pien is blij met zijn compliment. “Maar ik kan hier niet blijven als zij hier steeds komt. En als ze dan ook nog roept dat ze verliefd op me is, ik krijg er de rillingen van.”

“Maak je maar geen zorgen”, zegt Sylvano. “Til doet altijd alsof zij en ik heel close zijn, maar dat is helemaal niet zo. Ze is gewoon een klant. En klanten mag ik altijd de deur weigeren. Dus vanaf nu is Til hier niet meer welkom, makkelijk zat.” Pien denkt na. Dit gaat Til natuurlijk nooit pikken. “Het is mijn tent, en ik bepaal wie hier mag komen en wie niet. Ze heeft je vanavond een kunstje geflikt, en dat gaat ze weer doen. Elke man die aandacht aan jou gaat besteden, zal zij met haar grote bek mijn tent uitwerken, en daar heb ik geen zin in. Ik wil een goede sfeer hier.”
Als Pien, toch een beetje aangeschoten, in het kraakheldere logeerbed ligt overdenkt ze nog even de gebeurtenissen. Ze zet alles op een rijtje, en ziet, dat deze vriendschap niet gezond is. En voordat Pien in slaap valt denkt ze nog: “Nee, hier doe ik niks verkeerds mee. Ik heb Til kansen zat gegeven. Ik ben er klaar mee. Nu stop ik écht!”

De volgende aflevering lees je hier.