Kraaiennest (2): Koude tenen

Elke maandag om 18.00 uur Kraaiennest. Vorige deel hier.

Alleen voor jou.
Dag en nacht
In touw
Theo Bal 12/11/1961 – 09/08/2009

‘Ja en omdat we ook een heel actief leven leiden online moeten al onze onlinevrienden op de hoogte worden gebracht. Daarom leek het ons een goed idee onze online identiteit ook op de rouwkaarten te vermelden.’
Walter deed een poging niet te zuchten. ‘En waar moet ik dan aan denken bij zo’n online-identiteit? Gewoon een naam?’
De vrouw in de coltrui schoof haar kop thee opzij. ‘Ik pak even papier dan schrijf ik ze gelijk even op. Ik heet Supernovadramaqueen en Jos hier heet Irock62. En het leek ons dan dope om die namen als een linkje achter onze eigen naam te zetten.’
‘Een linkje? Op de rouwkaart?’
‘Een weblink die, zeg maar, verwijst naar onze hyves.’
‘Ah, een elektronische kaart dus. Dat is mogelijk, maar ik kan u wel vertellen dat veel mensen een papieren kaart meer appreciëren.’
‘Met andere woorden: u lijdt aan computerangsten en hebt geen zin om achter het beeldscherm te gaan zitten?’ concludeerde Irock62 hoofdschuddend.
‘Oh, nee begrijpt u me vooral niet verkeerd, Louw Uitvaartverzorging zal er alles aan doen om uw uitvaart naar wens te laten verlopen. Meneer Bal, mag ik u vragen waarom uw broer zich heeft verhangen?’
‘Nou laat ik het zo stellen dat er een eind aan zijn levens is gekomen. Zijn reallife hield vorig jaar al op toen hij ontslagen werd, toen is hij zich vol gaan richten op zijn tweede leven. Zijn Lore-master in Lord of the Rings Online. Dag en nacht werkte hij aan zijn characterskills, totdat zijn account twee weken geleden werd gehackt. Toen viel Theo in een zwart gat.’
‘Een zwart gat waar hij dus niet meer uitkwam,’ vulde Supernovadramaqueen aan.
Irock62 ging verder: ‘Het is bizar om te realiseren dat Theo nooit meer online komt voor een praatje. Op MSN zal hij voorgoed een offline contactpersoon blijven, het is de eerste dooie in mijn friendslist.’
‘Nogmaals gecondoleerd,’ mompelde Walter.

Het was midden augustus en Villa Borghout maakte zich klaar voor de herfst. Het najaar was traditioneel het hoogseizoen voor Louw Uitvaartverzorging, door sombere zelfmoorden, griepepidemieën en natuurrampen was er in de herfst bijna elke dag wel een uitvaart te vieren. Anja van der Plas zorgde dat de koffiezetapparaten hun jaarlijkse schoonmaak kregen en Walter bladerde in de nieuwe jaarcatalogus van Grafhorst Kisten waarin mooie vrouwen in sexy rouwkleding de nieuwste modellen doodskisten aanprezen. De afgelopen weken had Walter al hartstochtelijk uitgekeken naar het moment dat de gids zou binnenkomen en het viel niet tegen. Intensief bestudeerde hij de pagina’s. Uitzendkracht Robert Akker had de hele ochtend besteed aan het leren van alle ins en outs van het kistdragerschap en besloot zich nu te gaan richten op zijn andere missie, de secretaresse Abi Michaux.

‘Men zegt dat kussen de taal van de liefde is. Zin in een kleine conversatie?’ breedlachend liep Robert naar de balie toe.
‘Ja, als je even twee breezers haalt dan barsten straks deze ruiten, en misschien ook wel de dubbele ramen op de tweede verdieping, onder de passievolle kreten die we uitstoten in ons diepgaande, ja heel, heel diepgaande, gesprek,’ Abi keek nauwelijks op uit de multomap die opengeslagen op haar desk lag terwijl ze de woorden monotoon uitsprak.
‘Is alles wel in orde? Je lijkt jezelf niet de laatste tijd,’ leunend op de balie trok Robert een bezorgde wenkbrauw op.
Abi trok ook een wenkbrauw op. ‘Nee? Op wie lijk ik dan? Napoleon Bonaparte? Omdat die ook geen baardgroei had?’
‘Nee serieus, gaat het wel goed met je?’
‘Nah, niet echt. Maar, ik weet niet of ik het je moet vertellen, niemand hier op kantoor weet er nog van namelijk, ook Walter niet.’
‘Lucht je hart, bij mij kun je al je problemen kwijt, echt.’
‘Rob, ik vind het echt fijn dat je dat zegt, Rob, ik heb aids!’
‘Godsamme, zeg, dat is echt schrikken. In welk stadium zit je nu?’
‘Ik zit inmiddels zwaar aan de medicijnen. Ik kan al niet meer werken en mijn haar is uitgevallen, ja, ik schaam me wel een beetje met mijn kale hoofd,’ Abi haalde haar hand door haar haren.
‘Jaja. Heb je überhaupt wel aids?’
‘Nee. En als ik ooit wel behoefte heb aan een psycholoog dan zoek ik wel een echte.’
‘Zo, ik ben vooral blij dat je geen aids hebt, dat biedt weer mogelijkheden.’
‘Hé, Rob, als aids een gezicht had, was het precies jouw hoofd.’
‘Vrouwen met humor daar hou ik van. Als je linkerbeen zondag is, en je rechter vrijdag, mag ik dan doordeweeks een keer bij je langskomen?’

’s Avonds als Walter alleen in zijn Villa Borghout zat en een Russisch ei at, dacht hij vaak met trots aan zijn bedrijf. Hij ging graag naar zijn werk en kon met zijn personeel goed overweg. Behalve met Gert Riet, de kistenschilder. Gert Riet werkte inmiddels zeven jaar bij Louw Uitvaartverzorging en hoewel hij veel voor het bedrijf betekende (dankzij Gerts populaire kistschilderingen nam het aantal lijken dat Walter per jaar verwerkte significant toe), kon Walter hem slecht uitstaan. Menigeen kwalificeerde Gert als een charmante ijdeltuit, Walter zag hem meer als een over het paard getilde nicht.

‘Monsieur Lauw, hoor mijn cri du coeur!’ Gert stormde als een operadanser de kamer van Walter binnen. Met zijn armen opgeheven en zijn hoofd schuin, knielde hij neer voor Walters bureau. Vlug borg Walter de nieuwe Grafhorst Kistencatalogus op. Met moeite negeerde hij de drukke armbewegingen van Gert door over hem heen naar het bovenrandje van de deur te kijken. Een bovenrandje dat om een verfbeurt schreeuwde.
‘Gert, even voordat je losbarst. Anja vraagt of je nog veel lege koffiekopjes in je werkplaats hebt staan en of je die dan even mee naar boven kan nemen dan kunnen ze bij de afwas. We hebben nu dus best wel een tekort aan koffiekopjes en straks moet ik mijn klanten uit een mok laten drinken, dat kan natuurlijk niet.’
Gert negeerde zijn opmerking. ‘Monsieur Lauw, mijn schilderkunsten zijn nog steeds bon ton, ze zijn de taart onder uw kers van succes. Ze zijn het diner na uw amuse, de ochtendaubergine na het rinkelen van het horloge. Maar de beloning, monsieur Louw, de beloning is wat flauwtjes, wat lauw. Haha. Nee, eigenlijk is het triest, dat een kunstenaar van deze allure slechts een fooi krijgt voor zijn werk!’
‘Jaja,’ mompelde Walter: ‘wat stel je voor?’
‘Natuurlijk ga ik uit van uw coulance en zal ik carte blanche spelen om ons te verlossen uit deze folie à deux. Vijftienduizend als jaarlijkse extra gift is mijn propositie. Ik denk dat u het anders met een inferieure schilder moet doen.’
‘Gert, volgens mij hebben wij een tweejarig contract, je zal de komende tijd gewoon verbonden blijven aan Louw Uitvaartverzorging, ook tegen hetzelfde salaris. Ik weet niet, volgens mij kun je daar gewoon niet onderuit, toch?’
‘Pardon, monsieur Louw, ik was nog niet uitgesproken. Ik heb veel kanten, een daarvan is “Gert Riet de magistrale grafkistartiest”, een andere kant van mij is “Gert Riet de afraffelaar”. Uw keus, monsieur Louw, volledig uw keus. Sans atout.’
Het bovenrandje van de deur bewoog, Abi kwam Walter’s kantoor binnen. ‘Sans atout, je dacht ik gooi er ook maar een bridgeterm in? Knap hoor Gert, dat Wikipedia Frans.’
‘Ah, mademoiselle Michaux, nee zo goed als u zal mijn Franse vocabulaire niet worden, maar dankzij mijn innerlijk schild van zelfgenoegen zullen uw beledigingen, hoe ruw en hard ook, mij niet raken. En Walter ik reken erop dat het goed komt, volgende maand stort je vijftienduizend op mijn rekening, dan heb je een goede deal jongen. Merci!’ Met een klein dansje stond Gert op en waggelde hij naar de uitgang van Walters kantoor.

Walter zuchtte, het leek wel spitsuur. Eerst Gert, nu Abi. Walter hoopte dat ze snel weg zou gaan, dan kon hij verder met de catalogus. ‘Abi, wat kom je doen.’
‘Ik ben alle klantenklachten van afgelopen jaar aan het doornemen en hoewel het meeste nutteloos gezeik is waar ik alleen maar ongelofelijk chagrijnig van word, zijn er toch twee brieven die ik even aan u wilde geven.’
‘Oké, waar gaan ze over?’
‘Over hetzelfde ding, vreemd genoeg. De nabestaanden beschrijven in beide brieven een vrijwel identiek verhaal. Toen ze hun lijk een laatste vaarwel brachten, merkten ze dat er iets miste. Een teen.’
‘Een teen?’
‘Een teen. Specifiek, ze misten de grote teen, die dikke bobbel aan de binnenkant van je voet, die slecht bij de andere tenen past. Nou, verder niks aan de hand natuurlijk, maar ik vind het toch een vreemd verhaal. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat iemand zo’n teen eraf rukt, maar ja, zo'n teen valt er ook niet vanzelf af.’

Misschien was het verbeelding, maar de grond onder Walters voeten leek opeens een paar graden kouder.