Geen hondenleven meer op 4 oktober 2010?

Dieren ontlenen hun bestaansrecht aan twee voorname functies: één; ze vreten mekaar op voordat ze ons opvreten en houden zo het natuurlijk evenwicht in stand en twee; ze zijn goed geschikt voor de consumptie. De rest heeft geen functie en mag gerust uitsterven en doet dat dan ook, want zo zijn de wetten van de natuur nou eenmaal.

Sinds jaar en dag weten de honden zich aan deze natuurwetten te onttrekken.
Mede door de bemoeienis van de mens wordt hiermee een diersoort in stand gehouden die eigenlijk zo’n beetje tegelijk met de dinosauriërs had moeten uitsterven.
En voor de consumptie zijn honden uiterst ongeschikt, want ze zijn eenvoudig niet te vreten. Natuurlijk zijn de experimenten van innovatieve Chinese restaurants wijd en zijd bekend, maar honden zijn en blijven op voorhand culinaire misbaksels.
Dat komt, omdat de hond van nature een uiterst smerig beest is. De domesticatie van dit ‘afval van de natuur’ heeft er namelijk voor gezorgd dat de hond totaal is vervreemd van de minimaal natuurlijke neiging tot zelfverzorging. Honden zijn in feite te smerig om beet te pakken, stinken uit alle gaten, uit de vacht, maar bovenal ongenadig uit hun muil. Waarbij in het laatste geval in alle eerbied de vraag gerechtvaardigd is of de Schepper bij het situeren van de endeldarmuitgang geen foutje heeft gemaakt.

De poes –toch ook gedomesticeerd- heeft ten minste nog de eigenwaarde om zich met regelmaat schoon te likken en heeft daarmee zelfs een krachtige impuls gegeven aan een variant in het seksuele repertoire van de mensheid. En dood en opgezet op een bureautafel kan zo’n beest in ieder geval nog ten nutte zijn als puntenslijper.
De hond daarentegen heeft een onuitsprekelijke angst voor alles wat naar hygiëne riekt en heeft zich daarmee met succes in de positie van paria van het dierenrijk gemanoeuvreerd.
Het stinkdier wordt ten onrechte zo genoemd, omdat de hond dit aandoenlijke diertje in penetrante onverdraagzame stank verre overtreft.
Psycho-animaal onderzoek heeft uitgewezen dat het overgrote merendeel van de dieren zich kapot schaamt voor het verschijnsel hond. Zo laten zeehonden zich veel liever doodknuppelen dan onder die voor hen beledigende naamgeving voort te leven.

Derhalve is de eliminatie van honden gerechtvaardigd, zodat we verlost worden van die ten onrechte altijd zo uitgelaten reagerende wandelende schijtbakken. De hond, die aanfluiting van de natuur, die gedegenereerde scheppingsfout, die door een geretardeerd deel van de mensheid wordt geprezen om zijn aaibaarheid en die door menige frustraat wordt beschouwd als het substituut voor partner of kind.
De hond, die geen excuus voor zijn bestaan kan hebben en die als soort de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd, simpelweg omdat Adolf Hitler himself ook zo’n gedegenereerde fetisjistische hondenliefhebber was.

Uit respect voor onszelf en al het overige dat groeit en bloeit, dienen we derhalve te streven naar een hondenloze samenleving.
Voor de ontredderde baasjes zoeken we dan wel een prachtige bosrijke omgeving, waar ze onder deskundige begeleiding hun vrouwtjes kunnen commanderen, hun kinderen stokken kunnen laten zoeken en waar ze regelmatig bukkend bij een boom en nostalgisch met de rechterachterpoot omhoog, langzaam kunnen resocialiseren tot een mens met eigenwaarde.
Want laten we wel wezen; als hondenbezitter ben je toch aardig gedegenereerd als je je door zo’n gierend uit z’n bek stinkende wolbaal van kruin tot kruis laat aflebberen, net nadat die befkeffer uitgebreid aan de walmende schijthoop van een soortgenoot heeft staan likken.
En je bent toch aardig afgedreven van je menselijke waardigheid als je je als een geboren grensrechter -gekleed in je trainingspak met gouwe ketting- in het winkelcentrum begeeft, geflankeerd door twee kort aangelijnde Bordeauxbuldogs die uitsluitend zijn aangeschaft omdat ze zo mooi bij het Louis Seize-bankstel kleuren.
Dagelijks afgeblaft en gecommandeerd door  de uitkerende instantie, je baas, je wijf, de opgroeiende koters, je buurman of elke willekeurige middenstander, verhaalt zo’n Limbrosotype dat bij voorkeur op een welhaast nazistische manier op het volmaakte slachtoffer: de hond. De hond, die –hoe herkenbaar voor het baasje- van zichzelf al zo weinig eigendunk heeft dat ie zich nog liever alle kanten op laat commanderen dan dat ie de dagelijks bij het uitlaten geboden mogelijkheden tot ontsnappen benut.
 
En dan hebben we het nog niet eens gehad over al die latent lesbische huisvrouwen die bij de aanschaf van het vervaarlijk hijgende teefje stiekemweg de ruwheidsgraad van die altijd natte tong hebben gecontroleerd. Menig voortijdig ontslagen kostwinner vond bij zijn onverwachte thuiskomst dan ook letterlijk de hond in de pot.

Alle reden dus om tot de definitieve eliminatie van die walmende strontvreters over te gaan.
Te beginnen met alle honden die Fikkie heten. Die vragen er gewoon om om in de hens te worden gestoken.
Bij TNO hebben ze inmiddels een speciale afdeling voor kleine hondjes, de zogeheten Fifi-sectie. Handig voor als je op vakantie gaat; kan je hem daar inleveren.
Want vastbinden aan een boom is niet goed voor het milieu.
Ten slotte is het zaak om slapende honden nooit meer wakker te maken en ze na hun comateuze rotting aan lijmfabrieken toe te vertrouwen om ze daarmee alsnog enige maatschappelijke waarde te verschaffen.
Met alle soorten van genoegen zal ik dan de resterende schijtbakken willen bedienen met het laatste, want definitieve commando:

“Ga liggen! DOOD!”