De natte droom van iedere tandarts

De krater in kies drie, vanaf rechtsachter geteld, baarde me toch enige zorgen. Een paar weken geleden was het gapende gat nog prima opgevuld door een noodvulling, maar kipkluiven veranderden dat.  In een poging om een laatste draadje vlees van het bot te scheuren, sprong de noodvulling ineens los.

Die noodvulling heb ik laten plaatsen vlak na de afgelopen kerstdagen. Dat moest, kiespijn is hels. Ik beloofde de tandarts dat ik in het nieuwe jaar zo snel mogelijk een afspraak zou maken voor een definitieve vulling. Belofte maakt schuld, dat weet ik, maar ik ben ietwat warrig én heb een kop als een zeef. Om kort te gaan: een paar dagen geleden stapte ik de wachtkamer binnen.
Zoals mijn grootvader altijd al zei: "Ach, wat is negen maanden op een mensenleven?"

Ik haat de tandarts, dat moet ook maar eens gezegd worden. Ik heb geen fijn gebit. Mijn voortanden vallen in de categorie joekels. Combineer dat met een korte bovenlip die het lastig maakt om mijn lippen op elkaar te houden. Je zou bijna zeggen dat het maar goed is dat ik zo'n schitterend karakter heb.
Sommige mensen hebben een altijd stralend helderwit muiltje. Ik niet, hoe goed ik ook poets. Daar staat wel tegenover dat mijn tanden karakter hebben. Ik twijfel overigens of ik daar blij mee ben.
Mijn tandkleur schommelt. De ene dag is die behoorlijk mooi en helder, de andere dag zou ik zweren dat ik een jaar ben vergeten te poetsen.

De tandarts was een Spanjaard. (Dat is niet erg. Ik ken iemand die een Duitser als tandarts heeft.) Een mooie man om te zien wel. Een goede eigenschap voor een tandarts als je het mij vraagt. Wanneer je de hele behandeling met je gezicht vlak boven het gezicht van de behandelde hangt, kan je maar beter niet de looks hebben van Dirk Kuyt. (Om van dóór mondkapjes kruipende mondgeur maar te zwijgen.)
Ik weet zeker: het scheelt enorm in de patiënttevredenheid.

De Spanjaard is een nieuwe tandarts. De vorige en ik waren geen vriendjes. Ik vind soms dat ik grappig ben. Zij vond dat ik mijn bek moest houden. Ter illustratie: Ik lag eens bij haar in de stoel. Boven me knipperde een TL-buis. Ze rommelde in mijn mond met afzuigapparatuur. Toen ze even stopte en ik de kans kreeg om te praten zei ik: 'Die TL-buis hierboven zou ik even laten vervangen. Als je iemand met epilepsie in je stoel krijgt, sta je straks vooral schuim weg te zuigen.'
Zoals gezegd, alleen ik vond het grappig. Het enige wat ze vanaf toen nog tegen me zei, was dat ik bij de assistent een vervolgafspraak kon maken.

Ik moest er aan denken vanwege het afzuigapparaatje waarmee mijn huidige tandarts in mijn mond stond te roeren.
Tijdens de hele procedure hing hij vlak boven mijn hoofd. Ietwat intimiderend. Ik probeer weg te kijken en te staren naar een plekje aan de wand. Maar hij was te dichtbij. Als ik zo scheel bleef kijken om zijn blik te ontwijken, zou ik naast tandproblemen ook nog oogafwijkingen overhouden aan het bezoekje.

Hem aankijken leek me uiteindelijk de beste optie. Zo nu en dan sloot ik mijn ogen maar, dat voelde ook wat gek. Terwijl hij met wrede haken aan het schrapen was geslagen, begon ik me steeds ellendiger te voelen. Het deed geen pijn, maar maakte een uiterst akelig geluid. Een geluid dat pijn doet, ook al zit dat alleen tussen je oren.

Terwijl ik zijn gezicht bekeek, zag ik zijn mondkapje verschuiven. De elastiekjes rond zijn oren verloren iets aan spanning en het kapje schoof traag omhoog. Zijn ogen twinkelden.

Al de apparatuur werd netjes aan een tafeltje gehangen, het mondkapje werd onder de kin geschoven, het lampje boven mijn hoofd ging uit; de stoel rechtop. Hij rolde zijn krukje naast me. Er stond een brede grijns op zijn gezicht, dat verklaarde het mysterieuze schuiven met het kapje.

Ik was blij. Glimlachende tandartsen zijn altijd een goed teken, dacht ik.
Niets bleek minder waar. Het is een dunne scheidslijn tussen glimlachen en vuil grijnzen. De man was deze lijn ineens overgestoken.
Hij liet een stilte vallen en zei toen met net iets te duidelijke articulatie: 'Zo meneer, hier zit behoorlijk wat werk aan.'
Deze tandarts hield van zijn werk, hoe meer gesleutel hoe beter.
Hij vergat nog te zeggen: 'Leuk!' en 'U bent de natte droom van iedere tandarts' en 'Als mijn vrouw dit hoort... Ze zal zo trots zijn als ze hoort dat ik zelfs dít kan herstellen.'

Even overwoog ik om een willekeurig tandartsinstrument van het tafeltje te grijpen en het diep in zijn oogbal te steken. Die gedachte liet ik snel varen. Dat zou me naast een rot gebit ook een rottig karakter opleveren. En waar moet ik dát mee compenseren?
Over twee weken moet ik terugkomen. Ik heb een dubbele afspraak omdat er nogal wat werk aan de winkel is. Ik verliet de ruimte met een dubbel gevoel. Aan de ene kant baalde ik. Ondanks mijn poetsinspanningen had ik alsnog een rot gebit. Er zou weer flink geboord, gebeiteld en gehamerd moeten worden. Dat voelt niet fijn en het kost klauwen vol geld.
Aan de andere kant maakte ik wel weer iemand blij. Zie je wel dat ik geen fijn gebit heb, maar wel een schitterend karakter.